zaamheid bij ons, tegen den opperstalmeester of den Hertog zelf."
„Maar ik ben zeker, dat de Hertog u nooit zal gesard en gekweld hebben, zooals de dokters ons deden.
Wij konden hen niet met het zwaard of met de hand kastijden, daarom grepen wij naar andere wapenen, wij maakten caricaturen en schimpschriften van hen allen, van rector, deken, doktoren en leeraren. Ik was altijd haantje de voorste en daar ik er eenige malen goed afkwam, werd ik stoutmoediger. Ik hechtte eene proclamatie aan de groote poort der Sorbonne. „De part le Roi. A messieurs les docteurs de la Sorbonne. II est défendu:" Hierop volgde eene aaneenschakeling van dwaasheden, waarin al hunne gewoonten belachelijk werden gemaakt, onder anderen werd hun verboden lange nagels te dragen; er deed n.1. een schandelijk verhaal de rondte, van een gevecht tusschen een student en een leeraar, waarin beiden gebruik hadden gemaakt van deze natuurlijke wapenen. Ik dacht, dat men om dit meesterstuk mijner onbeschaamdheid zou gelachen hebben, zooals om al het overige, om het daarna te vergeten; maar het werd hoog opgenomen, en er werd een ernstig onderzoek ingesteld. Natuurlijk werd ik verdacht. Ze zetten mij gevangen en toen — Armand, ik schaam mij niet om het te zeggen — toen kreeg ik voor het eerst van mijn leven een gevoel van vrees. De straffen zijn wreed te Parijs. Yele studenten, die zich op voor mij onbegrijpelijke wijze aangetrokken gevoelden tot zulk een schouwspel, deden ons dikwijls verslag van de ellendigen, die zij op de strafplaats had-
Alcock, Deborah, "Verbrijzeld en toch overwinnaar : -". Vincent Loosjes, 1904. Geraadpleegd op Delpher op 06-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSFUBA02:000012702:00005