Engelschen en Franschen begonnen met alle hunne eskaders, by manier van een halve maan, op de Nederlanders af te komen en hen te naderen. De wind liep West-noordwest met topzeils koelte, zoo dat de Engelschen en Franschen den loef hadden. Hier vertoonden zich nu de twee vyandelyke zeemachten tegen elkander, maar in een ongelyke gedaante. De Engelsche en de Fransche vloten overtroffen de Nederlandsche in getal en grootte van schepen. Zy besloegen de zee zoo verre als men kon zien. Men had omtrent honderd, en wat min dan vyftig zeilen geteld en daar onder tusschen de tachtig en negentig groote schepen en fregatten van oorlog. 'sLands vloot daarentegen bestond nu slechts in omtrent 52 schepen van oorlog, 12 fregatten, 14 adviesjachten en 25 branders, in alles omtrent honderd zeilen. Verscheidene schepen, op de Itist der drie eskaders gesteld, waren nog niet aangekomen. Uit Zeeland had men slechts drie of vier schepen, en uit Friesland, Stad en Lande, niet een schip onder de vlag. Ook ontbraken van Amsterdam en Rotterdam nog de schepen van den Vice-Admiraal Sweers, den Kommandeur Van Meeuwen, den Kapitein Braakel en anderen. Drie Zeeuwsche fregatten had men, gelyk boven gemeld is, ontvolkt, om 't schip van den Luitenant-Admiraal Bankert te bemannen. Zoodat de Hollandsche matrozen, ziende 't onderscheid der twee vloten en dat 'sLands vloot wel vyftig zeilen minder was, dezelfde te dezer tyd het klein hoopje noemden, daar een spreekwoord x) uit ontstond, in voegen dat ze te scheep van 'sLands vloot sprekende, geen andere benaming gebruikten. Dan daarom ontzonk hun 't hart niet, maar zy schenen naar de Katten (een volk van oud Duitschland, daar de Bata-
') Een vast gezegde.
Brandt, Gerard, "Uit het leven en bedrijf van den heere Michiel de Ruiter, Hertog, Ridder etc., L. Admiraal-Generaal van Holland en Westfriesland : -". Mij. voor Goede en Goedkoope Lectuur, [1907]. Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSFUBA02:000013547:00010