naar Salahiye doen gaan, om zoolang de handen vrij te hebben.
Harven verzekerde dat hij niet het minste vermoeden van Blumenbach's plannen had gehad; maar Emin keerde hem den rug toe en vertrok zonder te groeten. Een paar minuten later was hij reeds met den Wachter deiLeliën onder weg naar de stad.
Harven en Nelly moesten nu zelve, met hulp van den éenoogigen tuinbaas, hun paard en ezel zadelen. Toen zij met hunne dieren den straatweg opreden, viel bij het hek van de villa nog voor het laatst een regen van witte en roode bloesems op hunne schouders.
Nelly was in zichzelf gekeerd; zwijgend zag zij telkens vooruit op den weg, of zij Emin niet kon ontdekken om hem dan in te halen.
"V ooi bij het Seivische consulaat rijdende, werden zij Blumenbach. gewaar, die hun uit een venster toeriep: „Zooals ik zie, was de villa niet bewoonbaar: u zoudt anders nu nog niet terug zijn. Maar ge moogt in geen geval uw intrek in het hotel nemen, want de stad is voor een groot gedeelte althans in oproer. Hier, in het consulaat, zal. ik spoedig twee kamers voor u in orde laten brengen. Hier zijt ge bepaald veiliger."
Harven dankte, maar vroeg toch, of Blumenbach hen weikelijk naar Salahiye had doen gaan om Emin uit den weg te krijgen.
Blumenbach stemde niet toe en ontkende ook niet.
Heidenstam, Verner von, "Endymion : -". Van Dishoeck, 1900. Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSFUBA02:000013553:00010