Opmerking b. Evenals wij in plaats van degene, die kunnen zeggen wie, kan men in het Spaansch in plaats van el que etc. gebruiken quien(es).
Opmerking c. De bijzinnen, die aan den hoofdzin verbonden worden door een betrekkelijk voornaamwoord, kunnen zijn beperkend of verklarend.
De beperkende bijzin is een noodzakelijk bestanddeel van het geheel, kan dus niet weggelaten worden, zonder den zin onverstaanbaar te maken. Nemen wij b.v. den zin: De personen, die gij in mijn kamer gezien hebt, zijn mijne vrienden. De bijzin: die gij in mijn kamer gezien lubt, kan niet weggelaten worden, want zonder hem heeft de hoofdzin: De personen zijn mijn vrienden, geen beteekenis meer.
De verklarende bijzin vermeldt een of andere bijzonderheid of omstandigheid, maar is niet onmisbaar: zonder hem behoudt de hoofdzin zijn eigen beteekenis. bijv. „Ik heb eenige vrienden ontmoet, die mij van u gesproken hebben." Laat men den bijzin „die mij van u gesproken hebben" weg, dan behoudt het overblijvende: ik heb eenige vrienden ontmoet" een volkomen verstaanbaren zin. Men zou bijv. evengoed kunnen zeggen: ik h>b eenige vrienden ontmoet en zij hebben mij van u gesproken. Zoo kan men bijv. in plaats van: „Onze vorst, die rechtvaardig is, zal dit onrecht niet dulden", zeggen: onze vorst (volkomen bepaalde persoon) zal dit onrecht niet dulden, want hij is rechtvaardig.
De beperkende bijzin dient dus om den persoon of de zaak van andere soortgelijke te onderscheiden, de verklarende bijzin niet.
Na deze opmerking komen wij tot de volgende samenvatting der tot nu toe gegeven regels voor het pronombre relativo:
Leeman, A.D., "Practische handleiding ter beoefening van de Spaansche taal : 1". Van Cleef, 1904. Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSFUBA02:000013563:00008