Cursus in de electrotechniek voor de cadetten der artillerie en genie
§17. ACCUMULATEURS.
De accumulateurs of secundaire batterijen zijn tegenwoordig veelvuldig in gebruik. Zij berusten op het ontstaan van een zoogenoeinden polarisatie-stroom bij de elcctrolyse van vele chemische verbindingen.
Gaat een stroom van eenige elementen E (fig. 174) door een voltameter V, gevuld met verdund zwavelzuur, waarin platina-e/ectroden a en b, zoo zal aan de anode of positieve electrode a hdanion of negatieve bestanddeel SOt vrijkomen, aan de kalode of negatieve electrode b komt daarentegen het kation of positieve bestanddeel //, vrij. Het oxysulfion S04 werkt op het omringende water in en geeft //,50t + 0, zoodat aan de anode zuurstof vrij komt. De platinaelectroden bedekken zich dus beide met een dunne laag gas en bierdoor ontstaan potentiaal-verschillen, die de E. M. K. van £ tegenwerken. Is in de geleiding een kwikbakje k, opgenomen, is a met een galvanometer verbonden en deze met een kwikbakje kt zoo zal, als men draad p uit k, in kt overbrengt, een afwijking van den galvanometer ontstaan, die aanwijst dat a hooger potentiaal heeft dan b. Dezen stroom heeft men secundairen stroom genoemd. Ilij duurt zoolang tot de gaslaagjes van de platina-clectroden verdwenen zijn, hetgeen geschiedt doordat de secundaire stroom in den voltameter //, afscheidt bij a en 50, bij b. Het arbeidsvermogen van den secundairen stroom wordt daardoor tevens aangegeven, want voor 1 molecule die gesplitst wordt ontstaan terug 1 molecule //,0
bij a en een molecule II1SOt bij b.
Wanneer men de electroden van lood neemt heeft een andere werking plaats. Het lood wordt bij n geoxydeerd tot PbOi, bij b komt Ii1 vrij. Keert men nu na eenigen tijd de stroomrichting in V om, dan wordt b geoxydeerd en a gereduceerd en op a ontstaat een laagje sponsachtig lood, benevens PbO. Door deze bewerking