Beginselen der natuurkunde
neer de uitzetting van het water voor achtereenvolgende "-olijke temperatuurverhoogingen telkens even groot was. Daar de geheele volumevermeerdering bij verwarming van 7°,2 tot 19°, 2 0,001466 bedraagt, zou dan voor eiken graad de uitzetting
0,001466
= 0,0001222
moeten zijn. Stelt men nu een willekeurige temperatuur tusschen
< ,2 en 19 ,2 door t, en het daarbij behoorende volume door v voor, dan zou
v = 0,999953 -f- 0,0001222 (t — 7,2)
zijn; de eerste term hierin stelt nl. het volume bij 7C,2 en do laatste de uitzetting bjj verwarming van 7 ,2 tot t° voor. Bjj ontwikkeling wordt
v = 0,9990732 -f- 0,0001222 t (i)
Daar deze formule uit een onderstelling is. afgeleid, moet men nog onderzoeken of zij werkeljjk de uitkomsten der waarneming voorstelt. Te dien einde substitueert men in de vergel jjkin" achtereenvolgens < = 9,1; 11,2; 12,7; 15,0; 17,4 en vergelijkt te waarden die men voor v krijgt, met de experimenteel bepaalde. De uitkomsten zjjn op een wijze die geen toelichting behoeft in do volgende tabel vereénigd.
Temperatuur. Volume. Verschil.
waargenomen. berekend. waarn. — ber
",2 0,999953 0,999953 0
9,1 1,000081 1,000185 — 104
H>2 1,000251 1,000442 — 191
12,7 1,000352 1,000625 — 273
15,0 1,000706 1,000906 — 200
17,4 1,001057 1,001199 — 142
19,2 1,001419 1.001419 0
De eenvoudige formule (1) blijkt dus de waarnemingen zeer gebrekkig voor te stellen; trouwens, men had ook op andere wjjze kunnen zien dat de onderstelling waarop zjj berust niet juist is. Van die onderstelling uitgaande, kan men nl. uit elke
('