Handleiding der geneesmiddelenleer
van de cucumis colocynthis XXI. 11. Cucurbitaceae, eene plant welke in Klein Asien en Syriën groeit en in het zuiden van Europa gekweekt wordt.
Nat. eig. n°. 311
Bestandd. Colocynthine, hars, pektine, scherpe extractiefstof, gom en verschillende zouten.
Phys. werking. Die der scherpe purgeermiddelen in het algemeen, zie § 245, ook uitwendig aangewend brengt het sterk vermeerderde darmontlasting voort.
Geneesk. aanw. Yooral bij algemeene weizucht, met verminderde werkdadigheid van het buikzenuwknoopstelsel.
Vorm en gifte. Inwendig in pillen of poeder ^—2 gr. p. d.; in aftreksel of afkooksel 1 drachm. op 6—8 ons coll; uitwendig tot inwrijving op de buikwanden, telkens 1 scr. van eene zalf uit 2 drachm. colocynthis op 1 ons axungia porei; in lavement, het afkooksel van 10—30 gr. op C ons coll.
Bereidingen.
a. Extractum colocyntliidis alcoholicum, in pillen of in mixturen |—2 gr. p. d.
b. Tinctura colocyntliidis, 5—20 dr. p. d.
c. Tinctura semnium colocyntliidis, (radeiiacheb) vooral bij weizucht aangeprezen 15—30 dr. p. d. viermaal daags.
Met de kolokwint komt in werking zeer veel overéén;
a. De elaterine, elaterinum, elatine of momordicine het werkzaam bestanddeel van de spring- of ezelskomkommer, momordica elaterium XXI. 11. Cucurbitaceae, welke vooral in Griekenland groeit.
Nat. eig. Kleine, kleurlooze, zijdeglanzende prismatische kristallen, welke geheel reukeloos zijn, eenen bitter-zamentrekkenden smaak bezitten en in water oplosbaar zijn.
Phys. werking. Scherp-prikkelend, braking, en darmontlasting verwekkend, pisdrijvend.
Geneesk. aanw. bij lijdelijke weizucht (düncan, ciieistisos, morkies-sxieling).
Vorm en gifte in poeder met tartras kalicus TV—TV gr. p. d.; in wijngeest opgelost T\—i gr. p. d.
b. Het zaad en het merg van den pompoen, melo pepo (pampoen) en van de citrullus medica (n° 315) XXI. 11. Cucusbitaceae, welke in de West-Indien