De profetieën van Hoséa
vCppn^11 eeü' Pr0feet' vermeldt h'J hem onder de benaming van een man des geestes, of een geestelijk man.
Aan het einde van het vers voegt hij'er bij: Voor de veelheid uwer ongerechtigheid, voor grooten haat, of veel haat, want et kan op beiderlei wijze worden overgezet. Hier toont de piofeet, dat, hoewel de valsche profeten het volk verstompten
eHd™ °l fUgens' d,t toch niet als eene verontschuldiging kon
schijnen W™" zou3°™ de,schuld des volks minder zwaar te doen aaf u W/arom ? °mdat zij de straf leden van hunne eigene
llchfóZpP t ,W.anHt..vanwaar het, dat de Heere ons Zijn
licht opneemt, dat Hij, na ons eenmaal den weg der zaligheid
K.1 „ „6 ZiCh pl0,!e,i"e »"s a^endt, e„° Z
toelaat om tot ons eigen verderf af te dwalen ? Hoe gebeurt van r°"getwijfeJd> omdat wij dat licht onwaardig zijn, dat
do„r h„°„Lg.u"'ovei. r e<;,"i!;de' Wan'd""- <ie ™Uho„
• > '&600 schuld zulk een oordeel over zich brengen,
verblind?1'V VT Zij verdienen> al« de Heere hen Daaróm zei dp" t l '"acht Seeft hen te misleiden, en om 21 ƒ ? ^ °"1 ^ Vedheid uwer ongerechtigheid, en om uwe misdaden, waarmede gij den toorn en den haat
Gods jegens u hebt opgewekt. Hieruit zien wij, hoe beuzelachhg de voorwendsels zijn, waarmede de menschen zich zoe-
dat Jnn h ple,t.en' a Zlj Z6ggen^ dat ziJ bedrogen worden, en dat, zoo hunne leeraars slechts trouw en oprecht geweest waren
zij wel gaarne God gehoorzaamd zouden hebben. Als de men-
d,us met zulke tegenwerpingen aankomen, dan is het
ord gereed, nl. dat zij van goede en getrouwe leeraars
hadden6DftfWe ' °Kddt Zij dc gU"st' die hun was aangeboden, Pau?n,\p f TT' het,-licht hadden nitgebluscht, en, gelijk Paulus zegt, de leugen liever hebben gehad dan de waarheid •
da zii "h 01' VuSChl Pr°feten bedlogen ziJn geworden, omdat zij zich gewillig heenspoedden naar het verderf, toen de
Heere hen nep tot heil en verlossing. Nu verstaan 4i dus de beteekems van hetgeen hier geleerd wordt. J
wa^ omSatCtdpZegR ** ®?rste'dat de dag d^ wrake nu nabij was omdat de Heere door lankmoedig verdragen niets ver
mocht bij de hardnekkigen. Dan voegt hij er^bM da daar"
a e bedreigingen door het volk veracht werden/en zij voor
alle onderwijs doof bleven, zij ten laatste zouden weten dat
jod met te vergeefs had gesproken, maar zouden bemerken
dat er recht vaardiglij k met hen was gehandeld; wantdeHeere
zou hen thans niet meer onderwijzen door Zijn Woord maar
door Zijne roede. In de derde plaats voegt hij er bij daTde
profeet dwaas en ijlhoofdig was, en ook, dit «a die wip «em?
den mannen de^s geestes te zijn, waanzinnig waren; dooi welke
i rukkingen hij bedoelt, dat de vleierijen, waarmede het volk