Kuyper-gedenkboek 1907
Aan Dr. ABRAHAM KUYPER.
1837 (29 October) 1907.
De Zon der Godheid, in het Christuskind verborgen,
Zond U na nevelnacht de Ster, den blijden Morgen.
Gij droegt deemoedig al Uw groote gaven Hem,
Den Hemel-Koning, in 't bevoorrecht Bethlehem,
Uw koningsgaven, U bij Gods Gena gegeven.
De Ster, op Uwe bede, is bij Uw Volk gebleven.
Gij, held, bestrijdt met ons al 't huidig' heidendom
En farizeeschen priestren- en schriftschendren-drom
En vuig' Herodessen en vuil' Herodiaden,
Die roosomkranst in weelde en wilden wellust baden
En boetgezanten- en onnoozel kindrenbloed,
— Beroovers van 't ware aardsche en 't eeuwig' Hemelgoed.
6 Nederland, blijf gij, ja gij ten minste, leven
Naar 't Woord, op Sinaï en Golgotha gegeven!
ALB. VAN ROOIJEN, (Redact/ v. Het Centrum).
Utrecht, 28 October 1907.
Brief uit Pretoria.
Aan
de Hooggeleerde Hr. Prof. Dr. A. KUYPER,
's-Gravenhage.
Waarde Broeder,
Op Uw 70ste verjaardag gevoelden tal van broeders en zusters in Pretoria behoefte, U een bewijs van erkentelikheid te geven voor wat U in de kracht Uws Gods hebt mogen doen tot verbreiding der Kristelike beginselen op allerlei gebied. Vandaar ons telegram. Wel voegt ons een