Selico; toneelspel.
SELICO.
77
DERDE TONEEL.
GUBERI, SELICO. GUBERI.
Welt een' monfter ! hebt gij hem wel gehoord ! zijnen eigenen broeder zelfs zoude
hij niet fpaaren, om die vierhonderd oucen gouds te verdienen.
SELICO.
Daar door bragt hij mij juist op eenen goeden inval. Hoor, Guberi! met vierhonderd oneen gouds is mijne moeder, en gijlieden beiden, van de ondraaglijke last der armoede voor al uw leven bevrijd : deeze kunt gij verdienen.
GUBERI.
Goden ! ik fiddere !
SELICO.
Sidder niet mij is het leven doch tot last
daar ik nu het zelve tot behoud van mijne moeder en broeder kan verkoopen, verlaat ik het dubbel
gaarne. Men verhaalde ons daar dat
die geene die eenen Neger , welke gisteren nacht het Serail des Konings ontheiligd heeft, levendig overlevert , vierhonderd oneen gouds tot eene belooning hebben zal; bind mij terftond, Guberi , en breng mij tot den Koning — ik ben die
Neger. Spoedig gij kunt thans onze
moeder voor altoos redden.
GUBERI.
Ongelukkige, edelmoedige jongeling! — groote
Go-