Handbijbel voor lijdenden.
[348] ROMEINEN V:5. 4*j
Zijn geloof aan 's Heeren trouwe ,
Kreeg dan van die trouwe ook blijk. Eeuwig Gód, van oude tijden,
Steeds dezelfde, goed en groot, . Even als de mensch dezelfde ,
Altijd arm is en in nood : Gij, gij zijt, gij leeft, gij hoort noch,
Of waart nooit; hebt nooit gehoord: Schriklijk denkbeeld! — wijk! — ontvlied mij {
Dat gij al mijn rust niet-ftoort. God van Abram, Isrel, David ,
Leer. mij: fmeeken zoo als zij, Sta mij, Heer! op mijn gebeden,
Als gij hun gedaan hebt, bij! Dan zal ik geholpen wezen ; Dan wordt gij van mij geprezen.
348, Hoop.
ROMEINEN V. 5.
De hope befchaamt niet. 1
H ope! — neen! u plantte de Schepper van on» ze natuur niet te vergeefsch in mijne borst! u blies hij niet te vergeefsch door het Euangelij i» mij aan! Hope — gij zijt ook eene fprake van
God