Verhandelingen, uitgegeeven door de Nederlandsche Maatschappij: tot nut van't algemeen.
i 69 )
Dit weinige, mijne vrienden! zal reeds over- / vloedig zijn, ómuGod, als een Albefluurend Wezen te doen kennen. - Is intuslchen, zqo ïk hoope, uwe weetlust opgewekt; — doet de eene of andere bedenking u begeerjg worden, om eene meer bepaalde, en andere verklaring, over de werking van Gods voorzienigheid , of beltuurins; van 's menfchen wil te hebben; —- t zal ü met oprechtheid de waarheid zoekende, aan
geene middelen ontbreeken. Ik hebbe voor
het tegenwoordige genoeg gedaan , met u, uit Gods algemeen beduur, te toonen , dat de Goddelijke wijsheid zich met kracht uitjtrekt van he$ sin einde tot het ander, en alles goeddaadig be'Jchikt. -—r—
De overdenking hier van zal u nuttig zijn, en ook veel helpen , om God met blijdfchap, te leeren kennen, ia het
ZESDE HOOFDSTUK; AIS een oneindig Goed en Barmhartig Wezen.
Hoe duidelijker wij God in zijne _ volmaaktheden leeren kennen, hoe meer wi, ons verwonderen moeten, dat God, die zoo groot en volmaakt uit zich zeiven is , den mensch, dien hij zeker niet noodig heeft, gedachtig is, en dagelijks, ieder oogenblik, zoo veel blijken zijner
goedheid geefr. Alles toch wat wij daar even
V$n Gods beduur gezegd hebben, en selve zoq