Nieuwe spectatoriaale schouwburg, behelzende oorspronkelyke toneelstukken, ter verbetering der Nederlandsche zeden.
68 K A R E L de IX.
De koning van vrankrijk, tegen den Kanfelier.
Gij zwijgt, Mijnheer ?
De kanselier. Sire, vergun mij. . . .
De koning van vranrijk. Gij weigert dan , uw Koning met uwen raad te dienen !
D e kanselier.
Wel aan Sire , gij beveelt het; ik zal fpreeken. Men maakt grooten ophef van den heiligen ftoel , en van dankbaarheid : kan er ondankbaarheid plaats hebben , daar geene verplichting is ? Ik zou u integendeel ondankbaare Paufen kunnen opnoemen : Europa heeft eene menigte Koningen tot derzelver befcherming het harnasch zien aangespen , en hunne macht is gegrondvest in het bloed der helden. Onderzoek onze aloude gefchiedenisfen ; wie heeft hen totdien luisterrijken ftaat doen opklimmen ? wie heeft hen, die onderdaanen des Keijzers waren, tot oppergebieders verheven ? zij z:jn hunne grootheid aan eenen uwer voorouderen verfchuldigd; en welk gebruik hebben zij gemaakt van die aan hun betwiste macht ? zij hebben
/