Dag-boek mijner goede werken, in rekening gebragt bij God tegen den dag der algemeene vergelding.
04 DAGBOEK mijnes
breeking haarer gewillige gelofte voor heilig, fchennis hield, mijrié poging liep vruchtloos af. Zij gruuwde op mijne voortelling ,• eri dreigde mij over mijne godloosheid aan de Abtdis te zullen aanklaagen , indien ik haar ooit weêr op dien toon durfde aanfpreeken. Ik fmeekte , weende ,• kermde ; maar alles
Vergeefs ! zij bleef bij haar opzet *
en verliet [mij toornig en met de uiterfté verfmaading. Na dien dag verijdelde zij alle mijne pogingen om haar weêr te fprecken; maar verre van dat haar afkeer, en de onoverkoomelijke hinderpaalen , die zich tegen mijne ondernceming verhieven, eene dwaaze liefde in mijn hart fmooren zouden , verdubbelden zij eer derzelver geweld; — ik zag of hoorde niets meer, dan mijne minnaaresfe — geduurig zweefde ze in alle haare bekoorlijkheid voor mijn gezicht de ilaap was
uit mijne oogen geweeken , of als eene ongeruste fiuimering dezelve van vermoeidheid deed toevallen , droomde ik de wellustigfte droomen van haar, die 'mijne drift nog ver. meerderden. Zo waren er vier weeken verloopen, en binnen drie dagen moest ik met mijn volk deeze landftreek verlaaten, waar-
fehijn-