Verhandelingen van het Genootschap ter bevordering der heelkunde, te Amsterdam.
VOOR Dt TEGENWILLIGE AFLOOPING DER PIS. S 5
gemaakt, zo wel zittende als wandelende gebruikt konde worden?
Ter proefneeminge van zodanig werktuig, vestigde ik 't eerst mijne gedachten, op de runderblaazen , als hebbende, mijns bedunkens, de meeste der bovengemelde hoedanigheden: twee voornaame omftandigheden kwamen bij het gebruik zeer in overweeging, naamlijk, de doorfijpelng en de fchommeling der verzamelde pis: wat het eerfte Betreft, daartoe nam ik mijn toevlugt tot de lakken; maar, offchoon men die van binnen en te gelijk van buiten aanlegge, zijn zij voor de pis maar weinige uuren heiland, en laaten vervolgends alle vocht door : even nutloos zijn mijne proeven geweest omtrent het zemeleder, welk mij anders dacht, in deszelfs zachtheid en geringe zwaarte, de blaazen het naast bij te komen: ook ftel ik geenzins onmogelijk, hetzelve, door bijzondere middelen, daar toe bekwaam te kunnen maaken: voor 'c overige viel 'er weinig te overleggen, om het fchommelen en, in gevolge van dien, de uitftorting voortekomen ; want de opvulling met fpons was daartoe voldoende genoeg.
Maar , wanneer een lijder reeds lang, doch vruchtloos naar hulp gewacht heeft, fchiet er voor den Heelmeester zelden veel tijds over, om vooraf nieuwe nafpooringen te doen, welB 5