Mengel-Schriften. 441
HIJ IS HIER NIET;
Deeze woorden werden gefprooken bij de deur van een graf; en hec zijn gewislijk geen woorden van eenen gemeenzaamen inhoud. Wanneer wij met een bsfpiegelend oog onze Begraafplaatfen doorwandelen, en onderwijs zoeken in de verblijven der dooden, dan bericht ons eene zwijgende ftem — indien ik dus fpreeken mag — uit de zark die den mond des grafs bedekt, dat aldaar het overfchot ligt van een Perfoon, wijleer bekend, en misfchien geëerd, bij de weereld; maar nimmer zegt zij , althans niet met opzicht tot het ligchaarn: Hij is hier niet, -want hij is opgeftaan. Dit moet dan batrekking gehad hebben tot een buitengewoon Perfoon , en tot eene zeer zonderlinge gebeure-
nis. , ,.
Het voorgaande gedeelte van het Gefchiedverhaal leert ons, dat Hij, van wien dit gezegd werd, was JESUS van Nazareth, de Zoon der Maagd; Hij, die gekoomen was om zijn volk zalig te maaken van hunne zonden; Hij, wien de Voorzeggingen van alle de Profeetifche Schrijvers, het verrichten van ontelbaare en voorbeeldelooze Wonderen, en de ftem van God
IV. Deel. Ff zei.
want
HIJ IS OPGESTAAN. Mattheus XXVIII: 6.
"Euangelische schatkamer, of Gemengde bijdragen, ter bevoordering van de kennis [...] van den waaren euangelischen godsdienst. : VIERDE EN LAATSTE DEEL". "Vierde en laatste deel". Cornel, Nicolaas Rotterdam, 1781-1802, 1799. Geraadpleegd op Delpher op 18-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=dpo:3570:mpeg21:0005