a ELEPIIANTS-BEENDEREN.
van den Maasdyk, regt tegen over den floot,, uit welken de bovengemelde kop was opgedolven, gevonden was. Ras bleek het, dat hetzelve mede van eenen Elephant ware , 57,58. Eene Afbeelding, mede van Campers hand,
wordt hier bygevoegd. Te He del was in
't jaar 1757 een Dyebeen en rugwervel ontdekt. De Heer Palier vondt te Wel, in 1768,een Elephants kies met zyne kas, allen langs dezelve rivier, en, in 't begin dcezer Eeuw, de Eerw. Keuchenius een zeer groot fchouderblad, 63. Over de grootte deezes Diers, vergeleeken met dat van 13 u f f o n werdt geoordeeld, 64, 65. Uit dat alles vloeit de Vraag: ,, hoe zo veelen van die Dieren in deeze ftree„ ken gekomen zyn ?" De gevoelens der Geleerden zyn hierin verfchillende : de Schryver geeft het zyne op, 65—70. Dan komt in aanmerking, hoe de beenderen deezer Dieren onder den grond zyn geraakt. Picard, Guichard , Gmelin , Raspe en Pallas zyn hierin niet eensgezind, 71, 72. DeSchryver houdt het met den laarilen, 73, 74, en onderzoekt de redenen, waarom deeze beenderen meestal gaaf en zonder bederf gevonden
worden , 74 ^-77. By deeze gelegenheid
werdt onderzogt het getuigenis van fommigen, dat hair en nagelen na den dood nog groeien,
78 -81, en 't beuzelen van anderen omtrent
de Reuzen, 82, 83. In veele plaatfen der Aarde vindt men ook Elephants beenderen, die proeven uitleveren van groote omwentelingen op dezelve, 83 88.
EM-
Martinet, Johannes Florentius, "Beredeneerd register ofte hoofdzaaklyke inhoud der Verhandelingen, die in de XXVIII deelen van de Hollandsche Maatschappy der Weetenschappen voorkomen.". Plaat, Christiaan Haarlem, 1789-1798, Allart, Johannes Amsterdam, 1773-1811, 1793. Geraadpleegd op Delpher op 28-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=dpo:3818:mpeg21:0005