Het land der willekeurigen, of De verdeedigers van Abimelech. [De reize door het Aapenland ophelderende.].
c :3 >
BARBIER.
Zekerlijk over deeze en geene uitdrukkingen
in uw preek, over Aabelmeellicht: op die
naam althans lachte hij dikwijls.
fiOMINS.
' En wanneer zag hij zuur?
BARBIER.
Als gij den naam van dien anderen karei noemde, — va'ii, — van, — höé heet hij ook ? —L. die karei, die als een blits de werf af liep?
domino.
Meent gij Jotham?
BARBIER.
Ja! ja! Pothans, Pothans, dezelfde.
d o m i n e'. Geen Pothans, maar Jot-hani.
BARBIER.
Nu Jot-ham dan. Gij moet het mij niet kwalijk ueemen, Dominè! dat ik de Man zijn naam wat krom uitfpreek : kijk als hij een Scheerklant van mij was, dan zou ik in zijn naam niet hapesen, want weetje, die fchrijf ik allen naauwkeurig op.
d o m i n e'.
■ Dan is die Vreemdeling vast een Jofhamist, die expres in de Kerk gekomen is, om de publi-' <jue rust tc Hooren,
B A R-