115.
HISTORIE VAN DEN HEER
M doodlyke melancholie was vervallen, die haar ,, wel haast uit de waereld , en hem uit zyne ,, verlegenheid zoude helpen." Hy had ook voorgewend minderjaarig te zyn? Welk een fchurk! . . Arm, lief Lotje! Had gy haar gezien, Chrisje, gy zoud bloedige traanen over haarweenen.
Ik zoude u bcleedigen, vreesde ik, dat gy om zynent wil uwen Vader zoud verftooren kunnen: ik bid u, myne lieve Zuster, toon dit, door aan onze wenfchen te voldoen. Papa heeft zeker wel geleegenheid , om Leevend te doen nagaan ; de berichten, die hy krygt, zyn flegt: dit in diepen vertrouwen tusfchcn ons. ,, Wat er gebeure, „ geen lichtmis zal myn Schoonzoon worden." Gy kent den onverzettelyken Man, die dit eens zeide.
Voor ik deezen fluit, moet ik u berichten, dat ik by uwen Heilig, den Abt Jeruzalem, een bezoek hebbe afgelegd; en hem gezegd, hoe hoog gy u aan hem verpligt reekent. Zyn Portret, dat gy hebt, is geen Jeruzalem! Ik zal u het origineele, of liever een fchooneCopy daar van bezorgen. Zo kan een Jeruzalem er maar alleen uitzien* Grootheid en goedheid zyn de grondtrekken. Deezen tusfchcn ons om uwent wil. Altoos
Uw liefhebbende Broeder,
p. HELDER.
/\GT.
Bekker, E. (wed. ds. Wolff), "Historie van den heer Willem Leevend. : VIERDE DEEL". "Vierde deel". Cleef, Isaac van 's-Gravenhage, 1778-1803, 1784. Geraadpleegd op Delpher op 25-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=dpo:5266:mpeg21:0003