NEDERLAND. J
De Leden van het Genootfchap, met reden vast(lellende, dat agter deezen yver, om aanhang te winnen, een oogmerk verhooien lag, beflooten, van hunnen kant, zich op hunne hoede te houden, en, des noods, geweld met geweld te keer te gaan. Dit befluit hielden ze niet verborgen , maar gaven van hetzelve kennis aan den Subftituit Baljuw, aan eenen der Burgemeesteren , en verder aan de Heeren van de Wet, met bygevoegd verzoek ter beraaminge van de dienfligfte maatregelen tot handhaavinge van de algemeene rust; om welke te helpen bevorderen het Genootfchap aanboodt , te gelyk met de gewoone Schuttery de Burgerwagt te willen betrekken; welke aanbieding, egter, van de hand werd geweezen.
Intusfchen naderde de Zeildag der Haringbuizen, welke, by veelen, met fchrik wierdt te gemoet gezien. Het Genootfchap bleef twee dagen en nachten onder de wapenen, en zondt, van tyd tot tyd, Ronden uit, om tegen allen onraad op zyne hoede te zyn. Van haaren kant verzuimde ook de Regeering niet, om alle daadelykheden te voorkoomen ; ten welken einde zy , van Heeren Gekommitteerde Raaden , om eenigen byftand verzogt; die , van het dreigende gevaar verwittigd , zes Ruiters onder eenen Wagtmeester na Vlaardingen zonden, Alledeeze fchikkingen en behoedmiddelen hadden eene A a ges
"De beroerten in de Vereenigde Nederlanden, van den jaare 1300 tot op den tegenwoordigen tyd; geschetst ter waarschuwing van derzelver tegenwoordige burgers en leden van regeering : ZEVENDE DEEL; ACHTSTE DEEL". "Zevende deel; achtste deel". Conradi, Petrus Amsterdam, 1767-1791, Plaats, Volkert van der Harlingen, 1768-1801, 1787. Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=dpo:5289:mpeg21:0005