De mensch van zijne zwakke zijde beschouwd.
DE ARMOEDIGE GROOTSCHE. gS
tóch gaarne, in gezelfchappcn zijnde, buiten roepen, en antwoordt dan, in de deur ftaande , op dat de aanwezenden hooren , welke Zorge , moeite en werk men , geftadig , op zijne fchouders heeft, wanneer men rijk is.
Alles gefchiedt met een groot gebaar en geraas , en , om dit aan zijne regte plaats te toonen , zoo zijn zijne vrouw, kinderen en meiden, volgens eene geheime kabinets-ordre, volkomen afgericht, of hebben mijn' Heers Natuur en oogmerken zoo gelukkig geraaden, dat ieder , met loopen , draaven , fchreeuwen , roepen en boodfebappen , het zijne
doeI:> Wat hem het bouwen van zijn
breed huis in het geheel gekost hebbe weete ik net ; want hij heeft het eiken voorbijganger verhaald, en ik ftaa , met reden , over de fomme verzet. Hij heeft het eiken vreemdeling duidelijk afgebeeld, en kenbaar gemaakt: „ gij kunt niet misfen, zegt hij, midden in de „ ftraat, dat fraaje, groote , nieuwe huis , „ waar het kostelijk uithangbord is, de Moor „ met de Tabakspijp."
Deze week heeft hij veel geld moeten uitgeeven ; want het is kermis geweest, en hij heeft niet alleen veele buitenlieden gehad, maar ook zoo veelen, als zijne voornaamfte
ka*