Het Oude Testament.
8o J. E S A I 5.
Hecfdll. Zij klaagt nu zelv': Helaas! mijn lenden
r,fV3. " ziJn vo1 P^'11 •
„ Helaas! hce hebben mij de weeën overvallen,
„ Gelijk de wééën van een vrouw in barens-
nood!
Ik krimp van 't geen ik hoor; 't geen 'k zie, doet mij verfchrikken;
4. Mijn hart keert in mij om;het trilt in mij „ van vrees.
,, Hij heeft dien avondftond, die mij vermaak ,, beloofde, j, Dien avond heeft hij mij in angst en fchrik „ verkeerd."
5. Bereid den disch en zet een fchildwacht op de
posten;
Eet — drink — houd feest — op! op! 0 Vorften! grijpt het fchild!
6. Te weten, tegen mij, fprak dus het Opperwe¬
zen :
Ga, zet een fchildwacht uit, die bood,5 fchapp', wat hij ziet."
7. Krijgs wagens ziet hij, en een bende ruiters
fnellen;
Een troep van ezels en kameelen in 't verfcbiet,
Hij ziet, zoo fcherp hij kan, en luistert met opmerking;
8. De fchildwacht roept; „ik fta,ik fta, Heer,
., op mijn post, „ Getrouw den gantfchen dag; den gantfchen „ nacht zal 'k waken,
„ Zie!