Verklaaring van den brief aan de Hebreen.
fJE HEBREEN. HOOFDD. III: VS. 6. 97
denis is eene belijdenis der hope Hebr. X: 23. hij heeft eene goede hoop in genade ontvangen 2 Thess. II: i<5. Hij is wedergeboren, tot eem levende hope 1 Petr. I: 3.
Maar , wat vordert deze hope in eenen Christen ? Vrijmoedigheid en roem, vrijmoedigheid , in zijne belijdenis, en roem, in zijn geheel beftaan en gedrag.
Het eerfte woord zegt, eene vrijmoedigheid, in het /preken, wanneer men, onbelemmerd, en onbefchroomd, vrij uit zegt, het geen
men te zeggen heeft. Het verönderftelt
dus, in een verftandig mensch, eene volkomene overreding van de zekerheid der dingen, die hij zegt; en eene onbevreesde gemoedsgefteldheid , om voor dezelve uit te
komen. Zulke vrijmoedigheid gebruikten
en vertoonden Petrus en Joünnes , daar zij, voor den Joodfchen Raad, belijdenis deeden van Christus en zijne leere, Hand. IV: 13.
Zulke vrijmoedigheid wordt, bij de hoop van eenen Christen, verëischt, bij God en
bij de menfehen bij God, in het naderen
tot hem, met de vrage van eene goede confcientie, en onbefchroomde belijdenis van zijne waarheid en trouwe, ten aanzien van alle zijne beloften, als die, in JeYus Christus ja en amen zullen zijn. Eerbiedige vrijmoedig-
III. Deel. G heid,
DXIV.
Vordert >rijmotlisheid in het belijlen, en 've>n in tijn geheel heft aan en ledrag.