Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Kop
- Merkwaardige mededeelingen over TJILEGON.
- Soort bericht
- artikel
- Krantentitel
- De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad
- Datum
- 31-07-1891
- Editie
- Dag
- Uitgever
- De Groot, Kolff & Co
- Plaats van uitgave
- Semarang
- PPN
- 852209738
- Verschijningsperiode
- 1863-1956
- Periode gedigitaliseerd
- 1863-1903 / 1947-1956
- Verspreidingsgebied
- Nederlands-Indië / Indonesië
- Herkomst
- KB C76
- Nummer
- 176
- Jaargang
- 60
-
-
j.h.h. gubbels
-
-
- Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
-
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Kop
- Merkwaardige mededeelingen over TJILEGON.
- Soort bericht
- artikel
- Krantentitel
- De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad
- Datum
- 31-07-1891
- Editie
- Dag
- Uitgever
- De Groot, Kolff & Co
- Plaats van uitgave
- Semarang
- PPN
- 852209738
- Verschijningsperiode
- 1863-1956
- Periode gedigitaliseerd
- 1863-1903 / 1947-1956
- Verspreidingsgebied
- Nederlands-Indië / Indonesië
- Herkomst
- KB C76
- Nummer
- 176
- Jaargang
- 60
Merkwaardige mededeelingen over TJILEGON.
Merkwaardige mededeelingen over TJILEGON.
111. De schrijver in de Indische Gids komt thans tot het eigenlijke drama te Tjilegon. Schoon veel daarvan vroeger in Indische bladen is medegedeeld, kunnen wij niet nalaten, uit dit belangwekkend en samenhangend verhaal nog het treffendste overtenemen.
De resident van Bantam was in de eerste dagen van Juli in zijne afdeeling op inspectie geweest, en Vrijdag den zesden ter hoofdplaats teruggekeerd, om den volgenden ochtend de inspectie voort te zetten in de afdeelingen Anjer en Tjaringin. Dien volgenden dag had hij zich over het gebergte naar het onderdistrict Balagendoeng in de afdeeling Anjer begeven, en was op de grens der afdeeling opgewacht door den assistentresident van Anjer, den heer J. H. H. Gubbels, en den aspirant-controleur C W. A. van Rinsum, vergezeld van het gewone gevolg van inlandsche hoofden. Evenwel zonder den patih der afdeeling Had en Penna; deze was sedert eenige dagen te Serang onder geneeskundige behandeling.
De opgewonden volgelingen van Hadji Wasid en Hadji Toebagoes Ismail deden hu (daar het reisplan van den resident hun was bekend geworden) het voorstel, de ambtenaren reeds den 7den •Juli te Balagendoeng af te wachten en om te brengen: men zou dan met éen slag Bantam van zijn resident en Anjer van zijn assistent-resident bevrijden, en in de ontsteltenis die daardoor ontstaan moest zich gemakkelijk kunnen meester maken van de hoofdplaats Serang. De beide kiais echter waren daartoe niet te bewegen; bet streed met de gemaakte afspraak, en bovendien was men in de afdeeling Serang er nog niet op voor« bereid, den opstand te beginnen. Dus kon de resident zijne reis vervolgen, en des Zondags bevond hij, in gezelschap yan de twee Europeesche ambtenaren der afdeeling, zich te Bodjong aan het Vveslerstrand nabij Anjers lichttoren; des Maandags zou hij langs het strand naar de afdeeling Tjaringin gaan Nog was bij derwaarts niet vertrokken toen de assistent-resident een brief van den wedana van Tjilegon ontving, het bericht inhoudende dat in den afgeloopen bacht de heer Dumas, griffier bij den Landraad te Tjilegon, verwond was door vier personen, die in zijn huis waren gedrongen. De assistent-resident zag daarin niets verontrustends van algemeenen aard; de verwonde had den naam dat hij als griffier niet geheel onomkoopbaar was; waarschijnlijk had men toor dus met de wraakoefening van een v6ro_- gelijk te te doen; maar hij wen**chte toch de zaak onmiddellijk te onderzoeken, en verzocht daarom den resident °aar Tjilegon te mogen terugkeeren. De resident keurde dat goed en zette zelf 2Üne reis voort, nu alleen door den aspirantrcontróleur Van Rinsura vergeeld. Hij zou den assistent-resident nim•Her terugzien. Des Zondags toen de resident, van het onheil ten eenenmale onbewust, te Bodjong verpoosd had van een vreed- inspectiereis, had Hadji Wasid te kanedja met Hadji Iskak en andere daar Aanwezige kiais de laatste voorbereidende •-«aatingalen voor een verdelgingskrijg tellen de Europeanen getroffen. Elk hoofd man was sijn taak aangewezen, des nachts reeds zou men de moerids die overal in hunne desa's gereed stonden verzamelen, ten einde des Maandagmorgens tijdig gereed te zijn, en dan «ou men tegelijk de Europeesche en deinlapdscbe hoofden aanvallen, en de gevangenen zou men uit de gevangenis bevrijden, verwachtende dat zij daarna met de op.tande« lingen gemeene zaak zouden maken.
Zóó reikhalzend hadden Hadji Iskak en de zijnen 1 aar het losbarsten van den opstand verlangd, dat zij de verleiding om dat oogenblik te verhaasten toch niet hadden kunnen weerstaan, en reeds in 't holle van den nacht van Zondag op Maandag naar Tjilegon getrokken waren Om daar het bestuur omver te werpen en de Europeanen uit te roeien. Zij nu waren de oorzaak van Dumas' verwonding en de daders van andere misdrij ven bovendien, maar daarover zweeg de wedana met opzet in den brief, welken de assistent-resident van hem ontving te Bodjong.
Tegen drie uur in den nacht trokken Hadji Iskak en de zijnen, ongeveer honderd man sterk, naar Tjilegon. Scheldend en tierend wekten zij daar allereerst den heer Dumas en zijne huisgenooten. Hij vroeg hun wat zij verlangden; het antwoord luidde dat hij de deur moest openmaken. Nieuwsgierig wat dat te beteekenen moest hebben, opende hij de deur, en daarop drongen onmiddellijk onder het roepen van n^abil oellabl" vier hunner binnen en sloegen hem met hunne klewangs. Door de duisternis begunstigd, wist hij in de verwarring: nog le ontvluchten, waarna hij eene schuilp'aats zocht bij zijn buurman, den djaksa ; ook zijne vrouw had, steeds om hulp roepende, het huis kunnen verlaten met bare twee oudste kinderen, en zij had bij den insgelijks zeer nabij wonenden ondercollecteur een goed heenkomen gezocht. In een donkere ka baai gekleed, was zij door de muitelingen voor de baboe aangezien, terwijl de baboe die zich met het kleinste kind, een jongske van ruim een jaar, uit de voeten trachtte te maken, voor de vrouw des huizes werd gehouden, en toen zij de sawahs ingeloopen was, die achter het huis lagen, vervolgd werd, en, weldra achterhaald, evenals het kind eenige klewanghou» wen ontving, waarna men haar voor dood liet liggen. Karman, de oppasser van den patih, onderscheidde zich door bereidwilligheid om de Europeanen te helpen. Hij had in de pendoppo van des patih's woning le slapen gelegen, was echter reeds kort voordat hij het hulpgeroep hoorde ontwaakt, doordat iemand aan een der deuren geklopt en naar den patih gevraagd had, waarna de moeder van dezen ambtenaar geantwoord had dat hij niet tehuis was, hetgeen den onbekenden wekker had doen besluiten zich weder te verwijderen, en nu, het geroep om hulp hoorende, snelde hij naar de kampong, die het huis van den patih scheidde van dat van den heer Dumas, en zag daar de meeste ingezetenen v jor hun woningen staan. Hij vroeg hun mede te gaan om hulp te verleenen, maar niemand wilde bern vergezellen. Alleen dus ging hij voort. Hij kwam tot bij de woning van den heer Dumas. Hier bewoog zich een onrustige menigte, en zoodra men hem gewaar werd, hoorde hij zijn naam noemen, en bemerkte hij te gelijker tijd dat iemand met gevelde piek op hem afkwam. Ijlings terugloopende, ging hij naar het huis van den wedana om hem te waarschuwen, doch hier gekomen vernam hij van diens oppasser Noeriman, dat hij dan wedana reeds opgeklopt had, doch deze niet buiten wilde komen. Van Noeriman vergezeld, keerde hij thans naar het huis van den patih terug, waar eenige oo genblikken later mevrouw Dumas met hare twee oudste kinderen, en door den ondercollecteur begeleid, het erf opkwam. Door des paiib's vrouw in huis gebracht, vertelde mevrouw Dumas wat er voorgevallen was; beangst dat men haar in het huis van den ondercollecteur zou zoeken, was zij hierheen gegaan. Noeriman hoorde een en ander, nam daarop den terugtocht naar den wedana aan, en verleide dezen het gebeurde, doch ook nu verkoos de wedana niet zich buiten zijne woning te ververtoonen. Noeriman zocht nu de groote nachtpatrouille op, en bracht die langs een omweg naar het huis van dei beer Dumas, doch ziende hoe groot bet aantal daar samengeschoolde kwaadwilligen was, durfde de patrouille niets ondernemen, en verwijderde zich weder. Er bleef toen voor Nooriman niets anders over dan naar de pasar te loopen en daar door een gardoebewaker alarm te doen slaan, en ook dat middel greep hij aan; maar ook dat faalde: reeds op het eerste alarmsein vertoonden zich eenige gewapende mannen» die onder luid getier dreigend naderden, zoodat Noeriman en de garJoewacliter veiligheidshalve zich uit de voeten moesten maken.
De djaksa deed mevrouw Gubbels weten, wat den heer Dumas overkomen was, en riep hare hulp in om den ge** wonde te verbinden ; vergezeld door een oppasser en met verbandmiddelen bij zich, ging de hulpvaardige vrouw dadelijk naar hei. buis van den djaksa.
Hadji Wasid zond, te Bedjie gekomen, dadeïjk een gedeelte zijner bende naar Bodjonegoro om den assis-ent-wedana aldaar te doen ombrengen, welk plan evenwel niet geluk'e, daar het onderdis trictsboofd ver van buis, in het gebergte, was, zoodat de muiters zich tevreden moesten stellen met. het vernielen van al het huisraad en met het vermoorden van den schrijver,die in de woning vanden assistent* wedana sliep. Daarop, tegen het aanbreken van den dag, verüok Wasid zelf met zijn aanhang van Bedjie, en gaandeweg versterkt door gewapenden uit de omliggende desa's, verscheen hij tegen hall zeven uur te Tji legon met 5 a 600 man. Onder het ge-oep van : »sabil oelhhi" verspreidden ook deze muiters zich over de plaats, en zocht een ieder zijn slachtoffer op.
Mevrouw Gubbels, door iemand gewaarschuwd dat er weer een groote bende kwaadwilligen op de hoofdplaats was gekomen, vluch'te met dea wedana en enkele vrouwen van inlandsche hoofden naar de gevangenis, en zond haren oppasser naar huis om hare beide dochtertjes te halen.
De heer Grondhout, een ambtenaar bij het mijnwezen, die pas kortelings te Tjilegon was aangekomen om putbonngen te doen, had roet zijne echtgenooto in de woning van den heer Dumas de daar aangerichte verwoesting van bet huisraad in oogenschouw genomen, en wilde toen dit afgeloopen was de kampong doorgaan om zijn huis te bereden, doch ontwaarde b_ zijne woning een menig te volk, eu ook hij zocht nu een schuilplaats in het huis van den patih. Da oppasser van mevrouw Gubbels zag, toen hij aan hare opdracht poogda te voldoen en op de aloen aloen gekomen was, het erf van den assistentresident vol gewapende lieden, en wel begrijpende dat hij hier niets vermocht, ging hij naar zijn eigen huis, en van daar, ni zich verkleed te hebben, langs omwegen naar Serang, om het bestuur te waarscauwen dat er te Tjilegon een opstand uitgebroken was. De kinderen van den heer Gubbels waren bij het naderen der muiters met een paar vrouwelijke bedienden door de overige dienstboden in een der kamers van de bijgebouwen verborgen, en daarna hadden die overigen de vlucht geno% men. Spoedig echter hadden de kwaadwilligen de wijk plaats der kinderen ontdekt en de deur vau de kamer opengebroken. De beide bedienden liapen naar buiten, en met haar een der mei jes, dat om hare moeder roepende den tuin invloog. Hier vond men later haar lijk met zware klewangwonden op het hoofd en op andere deelen dea licbaaras, en met een grooten zwaren steen ernaast, waarmede men blijkbaar haren doodstrijd had verkort. Het andere meisje werd in de kamer vermoord gevonden ; 't was eveneens metklewanghouwen afgemaakt. De heer Bachet, de zoutverkooppakhuismeester, die naast het kantoor van den assistent-resident woonde, laadde zijn dubbelloops jachtgeweer, toen hij zooveel gewapende lieden bet erf van den assistent» resident zag opgaan, maar wat zou hij vermogen, wanneer men het ook op bern gemunt had ? Hij vluchtte met zijne dochter en met twea andere kinderen, die bij hem de vacantie doorbrachten, naar de woning van een zijner bedienden. Het baatte hem evenwel niet. De bende, die hem zocht, vond hem dra; vechtende verliet bij het huis, en hierdoor kwam bet niet bij de muiters op dat de kinderen nog daar verborgen waren, doch wat hem zelven betrof, hot duurde niet lang of hij was onder de slagen zijner aan<anders bezweken. Toen men zijn lijk vond, was o. a. een der voeten afgekapt. De heer Dumas was uit het buis van den djaksa naar da Ghineesche wijk geloopen, en had zich daar in een gebouwtje achter de woning van een Chinees verscholen, maar dit was den muiters evenmin ontgaan, en het n.oordwerk, door de bende van Hadji Iskak aan hen begoanen in den nacht, werd nu door de handlangers van Hadji Wasid voltooid. Met een geweerschot werd hij gedood, en zijn iijk word tot buiten de plaats voortgesleurd, lerwijl de woestelingen onderweg het nog menigen klewanghouw toebrachten.
De ondercollecteur eu djaksa, die hun* ne buizen niet verlaten hadden, werden door de muiters gevangen genomen en naar het kantoor geloid. De ruim zes'•erijarige zoon van den ondercollec'eur, d e zich verzetten wilde tegen de plundering vai zijns vaders huis, werd ver■aoord.
Mevrouw Gubbels was, zooals reeds fcizogd werd, in de gevangenis geweken, •Aar niet lang kon zij zich daar veilig a b ten, want he* gebouw werd door ftr ,groote bende bestormd, die de deur <l ***•%,**?.-. lt? -ort-ieren Geholpen door den wedana, klom zij nu, middels een ladder, over den ringmuur, om elders te beproeven aan de woestelmgen te ontkomen. Met den wedana snelde zij naar het huis van den patih. Daar liet zij de deuren en vensters sluiten, en bracht met moeite, w .nt de angst maakte haar het spreken bijna onmogelijk, eenige woorden uit, om de oudste dochter van den patih te verzoeken, onverwijld naar Serang te vertrekken en het bestuur den allerüeurigsten toestand meê 'e deelen. Het meii-je wilde gaarne daaraan voldoen, doch op bet gezicht van de vele gewapenden, die zich bij het postpaardenstation bevonden daf zij voorbij moest gaan. ontzonk haar alle moed. Mevrouw Gubbels trachtte haar nog te overreden; bet was reeds te laat. Drie mannen kwamen het ei f oploopen en de vrouw van den patih waarschuwen, dat de kiais in aantocht waren en haar huis zouden onderzoeken om dé kafirs te dooden. Niemand durfde zich nu nog langer in die woning ophouden; ieder zocht voor zich zelven een goed heenkomen.
Mevrouw Dumas, die hare drie kinderen bij zich had, gewond was, en dus niet ver kon loopen, verschool zich in een verlaten inlandsche woning.
De heerGrondhout en zijne echtgenoote wilden zich over Mantjak naar Anjer begeven, keerden echter, toen zij reeds een paar uren gaans van Tj legon waren, dooreen gardoebewaker misleid,op hunne schreden terug en werden nabij de desa Bagendoeng op gruwelijke wijze vermoord. Hunne lijken waren bijna onherkenbaar; alle uiterlijke kenteekenen der Ku...rj vv-wdii door de ü-ui telingen weggesneden. Mevrouw Gubbels wilde niet met mevrouw Dumas zich in de kampong verbergen, doch Serang trachten te bereiken. Over het veld gaande, bracht zij het tot Sanedja, en trof daar Nji Kamsidah aan, de vrouw van Hadji Iskak. Zij verzocht haar een kar voor haar te zoeken om de reis naar Serang te kunnen voortzetten, doch dat werd geweigerd, en toen zij desniettemin wilde •vertrekken, werd zij door die vrouw gegrepen, waarop tusschen haar tweeën een vreeselijke worsteling ontstond. Mevrouw Gubbels behield de overhand, maar toch was baar uur geslagen. Want op het hulpgeschreeuw van Nji Kamsidah schoten twee vo;wassen knapen uit de kampong toe, die mevrouw Gubbels een bijtend vocht in de oogen spoten, en ter terechtziühg werd later door geiuigen verklaard, dat zij mevrouw Gubbels op den grond hadden zien liggen met twee mannpn aan haar hoofdeinde, terwijl Nji Kamsidah haar de beenen vasthield. Haar lijk vond men den volgenden dag geheel naakt en met een groote snede in den hals, doch overigens gaaf.
De gevangenisdeur werd door de muiters opengehakt, den cipier namen zij gevangen, en de gevangenen, van wapenen voorzien, schaarden zich bij de oproerhngen.Ondar hen was zekere Saliman, ahas Soeiadkaria, een ontslagenonderdisiricjshoofd, de juist een paar dagen van te voren door het omgaand gerecht gevonnisd was, en dien ten gevolge een gloeienden baat koesterde tegen den djaksa,' dan ondercolleceteur en den wedaaa van Tjilegon. Naar men later vertelde was het aan zijne inblazingen te wijten, dat die drie inlandsche ambtenaren, alsmede de cipier, door de muiters op de aloon-aloon voor het assistent-residentskantoor vermoord werden. De ondercollecteur en de wedana werden eigenhandig door Hadji Toebagoes Ismail ter dood gebracht; de hand van een »toebauoes" _ ecu afstammeling van een sul an — alleen mocht het bloed van een toebagoes doen vloeien, beweerde hij Het bestuur kreeg van het voorgevallene op de volgende wijze bericbt: De oppasser, door de vrouw van den patih van Tjilegon naar Serang gezonden aan haar echtgenoot, kwaoi tegen 7 uur op zijne bes emming aan. De patih hoorde wat. er gaande was geweest, maar hij zag hierin niets anders dan een wraakoefening, en verdactit daarvan een zekeren persoon uit de desa Kramat Wiroe, die in ean civiele zaak schade geleden an le vergeef-i vergoe -ing gevraagd had. Met het lot van de familie Dumas en vooral met hei jongske, van wien hij ziehveel hield, begaan, liet bij oogenbhkkeiijk een kar zoeken, on begaf zi ;h naar den eerstaanwezend en officier van gezondheid Dr. J. Jac.bs, ten einde dezen ta vragen of hij niet dadelijk met hem naar Tjilegon zou willen vertrekken om den gekwetsten daar geneeskundige hup te verl enen. Dr. Jacobs kon daaraan niet Voldoen, omdat hij de verbandmiddelan en andere benoo bgdheden nog uu het hospitaal moest halen, doch hij beloofde hem zoo spoedig mogelijk te zullen volgen. Di. patih vertrok dus allee.) per kar, en hetgeen hij vernomen had verzweeg hij voor bet bestuur.
Dr. Jacobs ging ongeveer een half uur later op reis. Aan het poststation Lontar, ten westen der hoofdplaats gelegen, vertelde bom de postkoetsier dat hij beter deed niet naar Tjilegon te gaan, want daar was, zeide hij, een opstand uitgebroken, en de muiters badden den telegraafdraad doorgesneden, zooda' de weg versperd was.
ur. Jacobs vond in hetgeen bern was verleid aanleiding, naar het residentiebureau te gaan en het vernomene aan den secretaris, den heer Th. Metman, te melden. Deze vroeg dadelijk opheldering aan den chef van het postkantoor, en het bericht werd bevonden juist te zijn. De contró'eur der afdeeling, de heer H de Ghauvigny de Blot, die toevallig bij den secretaris op bet kantoor was, spoedde zich daarop naar de regentswoning om hier inlichtingen in te winnen; maar de regent was reeds tegen 7 uur vau huis gegaan op een sawah*** inspectie in het oostelijk gedeelte van de afdeeling, en zou pas tegen den middag erügkömen. Toen werd de patih ondervraagd, maar de patih wist van niets. Op den terugweg naar den secretaris ontmoette de controleur echter een hem bekenden volgeling van den wedana van Tjilegon, an deze, hem onmiddellijk aansprekende, verhaalde dat Tjilegon op dien dag tegen half zeven 's morgens in rep en roer was gebracht door een groote bende, die van het noorden geko-* men, onder den uitroep Jisabd oallah 1" zich over de plaats verspreid, de inlandsche ambtenaren gevangen genomen en den djaksa vermoord, de gevangenis opengebroken en de gevangenen bevrijd had. Hij was op last van de vrouw van den wedana van Tji egoa naar Serang gegaan om het bestuur en ook hare famiiie van een en ander te vetwittigen.
Nog word beraad wat er gedaan moest worden, toen een oppasser van den assistent-resident van Anjer in inlandsche klaeding zich aanmeldde, en het bericht van den opstand bevestigde.
Op dit bericht zond de secretaris onverwijld eea oppasser per kar naar Tjile. gon, om nadere tijdingen in te winnen, en verzocht hij tevens den waarnemend kommandant der bezetting, den Luitenant F. J. Barthelemy, de troepen onder de wapenen te roepen en een detachement gereed te houden, om, zoo noodig, dade lijk naar Tjilegon te kunnen marcbeeren. De kommandant echter antwoordde,dat het meerendeel der bezetting, uit reconvalescenten van de beri-beri bes ;>ande, nog niet instaat was een verren marsch te maken. De secretaris gelastte daarop den patih van Serang karren te requi» reeren; de patih kwam terug met bet bericht dat de karrenverhuurders, zoodra hun het te Tjilegon voorgevallene ter oor e was gekomen, hunne paarden naar de weide hadden.gezonden, en er dus geen karren disponibel waren; doch de secretaris nam daarmede geen geneegen; den patih werd nu bevolen, de karrenverhuurders desnoods te dwingen het gevraagde te leveren. Omstreeks elf uur des voormiddag» kwam de door den secretaris uitgezonden oppasser terug met bet oericht, dat hij bewesten Kramat Watoe een groo e bende gewapande lieden had gezien die op weg waren naar de hoofdplaats. Thans vooral mocht niet langer gedraald worden met het zenden van militairen. Ook werd het aanbod, door den con*» tró eur van Serang onmiddellijk gedaan, om het deiaiïhement te vergezellen als vertegenwoordiger van het civiel gezag, en te Tjilegon die maatregelen te nemen welke hij noodig zou achten tot tijd en wyle de assistent-resident van Anjer teruggekeerd zou zijn, gereedelijk aangeno-* men Teleg* aphisch werd der Regeering medegedeeld welke tijdingen uit Tjilegon ontvangen en welke maatregelen daarop genomen waren.
Maar ongelukkigerwijze was het benoodigde getal karren nog altijd niet bijeen, ca gingen er nog iwee kostbare uren verloren, eer men zich op weg kon begeven. 't Was reeds half een, toen het detachement, onder de bevelen van den lsten luitenant C. D J. van der Star, zou vertrekken; juist kwam toen de regent van zijn tournee terug; hij kreeg last, met de colonne mede te gaan.
Een voorhoede, sterk zes man, in twee karren; daarachter de ambtenaren en de detachementskommandant met den he.rnblazer in een rijtuig; vervolgens de overige militairen in zeven of acht karren, en eindehik de lijnwacher om den gebroken teleg aafdraad te her» stellen — in die volgorde ging bet voorwaarts
Nauwelijks was. het detachement ia een hol gedeelte van den aan weerskanten met bamboegewas en geboom e be» groeiden weg gekomen, of oneens za^ men tusschen bet gro'o*n eentge mannen met witte doeken om het gelaat voor len dag treden, en een regen van steenen viel op de voorhoede, t-erw jl één groote steen in bet rijtuig neerplofte, en een soepterrine verbrijzelde die gevuld was met mondkost, en beneden tusschen den regent en den controleur stond. Het geraas, door het breken van den schotel veroorzaakt, behoelde ben voor een tweeden steen, want fluks was men uit de voertuigen en schoot een ieder op de muiters, die zich vertoonden Dezen weken, en toen de militairen boven op de kanten van den weg verschenen, verdwenen zij geheel tusschen het geboomte.
Er werd carré gevormd aan den noordkant van den weg, waar men de meeste muiters had gezien, maar men ontdekte niets dan vluchtenden. De regent riep hun toe bij de militairen tekomen, maar daaraan gaven zij geen gehoor. Men besloot daarom den tocht fa vervolgen. Op ruim een halven paal afstands van het holle weggedeelte, nabij de desa Tojomerto, waren weder muitelingen zichtbaar, ei nu in grooten getale, wet eea 2 a 300 man, en naderbij kooien» de, bespeurde men dat zij gewapend waren en boorde men hen tsabii oeilah!" roepen. Zij stonden op den weg. Het detachement hield, omstreeks 200 pas van de bende gekomen, halt ; de regent en controleur gingen nog een eind vooruit, totdat de muitelingen te beroepen waren, en vroegen wat z'vj verlangden »Sabil oellah !" was het eenige antwoord, ook op al wat de regent nog zeide om de kwaadwilligen le bewegen, zich niet gewapend te verz.tteu ei. uit elkander te gaan.
*»Komt!" riepen eenige muitelingen, het aanhooren van dea regent moede en voorwaarts dr.mgende, den andeien toe, »niet langer getalaad! Wij zijn met ons velen; laten wij ben tusschen ons verdeelen en in de pan hakken!"
De controleur achtte het raadzaam, nu niet verder te pa dementeeren, vooral ook omdat er uit de bende een schot was gelost, en omdat van alle kanten gewapende lieden aankwamen, die in een grooten halven cirkel de militairen naderden. Hij riep dus den muiters toe, dat er op hen geschoten zou worden , en ging met den regent terug naar den bevel voerenden ofhcier, wien hij verzocht handelend op te treden. De officier stelde zijne soldaten in twee gelederen, en liet de geweren laden, bat maakte indruk; een groot gedeelte der ber-de verliet den weg. Om die reden verzocht de officier den controleur, de muiters nogmaals te sommeeren, uit elkander te gaan. De controleur deed zulks, doch met geen beter gevolg, dan dat de bende zich meer verspreidde, en toch naderbij kwam. Kort en krachtig klonk daarop net commando van » vuur!" Het salvo deed echter weinig uitwerking; sdechts enkelen vielen en de kwaadwilligen bleven opdringen. Eerst een tweede salvo bracht hen tot staan, niet zoozeer uit vrees, als wel omdat zij verrast waren dat de MOlda en alweer konden schieten, zonder dat zij hen de geweren hadden zien laden, en na het derde salvo stoven zij uit elkander; *deCompanie doet des duivels werkj" riepen zij, »en daar is geen vechten tegen." Om ben geheel te verd ijven, werden er nu nog eenige schoten gelost, die hun effect niet misten. De belhamels vluchtten naar alle kanten. Hadji Wtsid, Hadji Toebagoes Ismail, Hadji Asnawie van Bendoeng Lampoejang, Hadji Iskak en eenige mindere kiais, die acuter de muitelingen liepen, badden roeds toen zij den regent bij het detachement zagen, en daardoor begrepen dat er te Serang niets voorgevallen was, hun aangezichten bedekt en den terugtocht naar Tjilegon ondernomen, zonder al te wachten boe het gevecht afloopen zoa.
Op het oogenblik dat de voorhoede bij de gevallenen kwam, rees er echter voor de onzen nog een gevaar: een der gevallenen namelijk vioogop en stormde met een klewang in de hand op haar aan, en verrast zwenkte zij, waardoor de aanvaller den weg vrij had naar de ambtenaren en den luitenant, die voor de overige militairen uit liepen, Maar 't gevaar duurde slechts een oogenblik. i)e korporaal Daams reeg dea muiteling aan de bajonet; een slag met den klewang naar Ddams werd door ecu ander gepareerd; Daams greep den aanvaller en wierp hem op don grond, waar hij met bajonetsteken werd afgemaakt. In het vervolg maakte men met de gevallenen, ten einde verdere derge ijke verrassingen te voorkomen, kor e meiten; wie nog eenig teeken van leven gaf, kreeg het genadeschot. De muite'ing, die den onzen aezö errassmg bezoigde, was, dit bleek later, Mesir, de zcun van Hadji Wacbija, die in 1850 den opstand m het Ijdagonscue bg.d verwekt Buiten heao telde men nog tien dooden, en de politie vond er sedert nog twee op de sawahs.
Voorzichtig trok het detachement verder, maar in de kampongs langs den weg zat» rï.Pn niemand, en tegen half viif k ara men behouden te Tjilegon aan
Aan het po?'s ai on bij de aloen aloen stond een g-ikweisi paard, alsmede de postwagen van den assistent-resident met groote plassen bloed er in; ook lag daar de pet van dien ambtenaar. Onheilspellende voorteekenen ! En van de aloen-aloen zag men het erf van den assistent-resident als bezaaid met gewapenden.
Op het ergste bedacht, liet de luitenant Van der S ar onmddellijk de karren in cmi ané plaatsen ten einde, mochten de onzen aangevallen worden, zich daarin te kunnen verschansen, en na nog de mi ita ien in de gevechtslijn gesteld te hebben, verklaarde bij den controleur, dit bij gereed was om handelend op te treden. De controleur verzocht, allereerst op den hoorn te doen blazen, om daarmede den Europeanen en inlandschen ambtenaren, die wellicht ergens verscholen za-en, te verwittigen, dat er militairen waren gekomen. Het signaal had een ongedacht nuttig effect. De hoofden vaa den opstand, en met hen de gevonniste assistent- wedana Saliman, waren samen in bet assistent-residents huis, toen het hoornsignaal gegeven weid, en weldra zag men alle muiters verdwijnen. Saliman namelijk bad uitgeroepen, dat men omsingeld was door solda en en dat het signaal voor de militairen het teeken was om van alle kanten tegelijk aan te vallen; hij kende het signaal, zeide bij, en hij kende ook de tactiek der militairen. Vandaar thans een algemeen usauve qui peut."
Weinige oogenblikken daarna zag men eenige vrouwen en kinderen in de voorgaat ij van de assistent-residents woning verschijnen; dat bleken te zijn: me-* viouw i umas met haar drie kinderen benevens de dochter van den zoutverkouppak huismeester Bachet en hare twee loj-é'-i. Men vroeg baar naar de Europeanen en inlandsche hoofden. Geen naam kon genoemd worden, of het an woord was: «die is vermoord!"
De dochter vin den heer Bachet vertelde wat baar en hare twee vnen dinnetjes overkomen was. Na den dood van haar vader was zij met de beide andere anderen uitgeloopen dwars door de sawahs, om te beproeven of zij in een der nabuiige kampongs zich onder een veilig dan konden bergen, doch Overal had men haar wep gejaagd omdat zij kaliis-k ndeien waren. In de kampong, waar haar dit het laatst overkwam, i_af een oud man haar den raad om, Wi<i,neer zij in banden der muiteis mochten vallen, wat niet lang meer uitblijven kon, te verklaren dat zij tot den Ulam wnden overgaan, en dan de sj'-hadat (geloof belijdenis) op te dreuneu; hij wilde haar die wel even leeren. Maar dit was niet noodig; de i-jahadat kenden zij al Toen zij nu kort daarop in banden der muiters vielen, deden zij -wat de oude man haar aangeraden had, men bracht haar naar Hadji Wasid, en voor dezen knielden zij neer, hem smeekend om haar loch hat leven te laten en hem b^tuijjende dat zij den godsdienst van Mohammed wilden aannemen; de sjabadat zeiden zij op. En Ha< ji Wasid onterrade zicb, nam haar onder zijne bescherm ng, en gelastte een zijner hoofdlieden over 4 , voor haar te zorgen en haar een inlandsche kl*-eding te geven, en nadat zij die aangedaan hadden, werden zij in het huis van den assistent-resident gebracht.
Van mevrouw Dumas werd het eerst de treurige geschiedenis van den assis-. tent-resident Gubbels gehoord Te Bodjong bad hij, zooals wij reeds weten, be bericht ontvangen dat de griffier Dumas door vier personen gewond was, en tegen acht uur in den morgen was bi) met zijn boofdoppssser naar Tjilegon gereden. Hij het poststation Tjigading,s paal van zijn standplaats verwijdeid, was bij tot zijne verwondering zijn kok, diens vrouw en zoon tegengekomen, die hem badden verteld dat er een opstand was uitgebroken in Tjdegonendat de djaksa en zijne bede kinderen veimoord waren, en dat Dij, de as*istent-resident, dat lot niet zou ontkomen indien hij zijn reis vervo gde; maar hij had het tóch gedaan. (*) Op twee palen afstands van Tjilegon, bij de dé=u Krapjak, had hij een bende gewapenden ontmoet, die zijn rijtuig wilden tegenhouden; toen was de zweep over de pi arden gelegd en door de sne'hoid waa.mede het rijtuig zicb voortbewoog was die toeleg veiijdeld; men ba 1 hem echter nog een lanssteek in de borst kunnen toebrengen, en ook een der vooisie paarden verwond. Hij was op de booldplaats gekomen, maar omdat er op den weg voor zijn kanioor zoo veel lijken lagen bad hij niet naar zijne woning kunnen doorrijden en was daaiom op de aloen-aloen uit het rytuig gesapt. Ei f, buis en kantoor echter waren vol gewapenden; daarentegen scheen bet (*) Wjj vinden by dezen schryver niet het inder'iid verme de aatdoerryke woord van den heer Gubbels: >! dien mjj_-e kinderen vermoord zijn, is ook my het leven onverschillig ", waarna by de zweep over de paarden deed leggen- Red. Loc.
erf Van den patih geheel verlaten; om die reden had hij het raadzamer gevonden naar de woning van den patih te gaan. Op weg daarheen waren eenige. muiters hem achterop gekomen, en had hun aanvoerder, zekere Hadji JaGhli, getracht hem met een geweerschot te dooden, maar het geweer had geketst, en daarop bad hij het wapen uit de handen van zijn belager gerukt, waarna deze met zijne volgelingen was weggeloopen. Ongemoeid had hij toen het huis van den patih kunnen bereiken, waar hij in de open pendoppo was gaan zitten, af wachtende wat er gebeuren zou.
Ruim een uur had hy hier doorgebtacht, met zijn geweer naast zich, maar geheel alleen — zijn hoofdoppasser, voor 't verlies van eigen leven beducht als hij bij zijn baas bleef, had zich dadelijk na aankomst verwijderd — toen mevrouw Dumas, die tegen elf uur zich uit hare schuilplaats had gewaagd, omdat zij voor haar hongerige kinderen voedsel hoopte te vinden in het huis van den patih, bij hem kwam. Hij verhaalde haar wat hem overkomen was, zij vertelde hem wat zij van den opstand wist. Daarna, door bloedverlies uitgeput, verzocht hij baar, een bed voor hem gereed te maken, en hieraan gaf zij ge reedel ijk gevolg, maar toen hij zich ter ruste had gelegd, ging zij van hem, ofschoon hij haar gevraagd had bij hem te blijven; vrees voor de muiters bewoog haar, hem te verlaten. Zij voorzag hem echter nog van water en van eenig voedsel, en sloot all*» deuren en vensters, en barricadeerde die zoo goed mogelijk met meubelen.
Zij sloot vervolgens zich zelve in een kamer aan de andere zijde van bet huis op. Een paar uur bleef alles stil, maar daarna hoorde zij een hevig tumult en geweerschoten, en, door een reet van de deur glurende, ontdekte zij eerst dat de muiters bezig waren om de kamer, waarin de heer Gubbels lag, open te breken, en een oogenblik later dat hij het vertrek uitliep om in een ander te vluchten, en weldra drong een geweldig gejuich tot haar door, na korten tijd weer door een doodsche stilte gevolgd; zij maakte daaruit op dat nu ook de heer Gubbels vermoord was. Haar liet men nog met vrede, maar niet lang meer zou zij dat geluk deelachtig zijn; nog slechts een uur ongeveer; toen kwam men haar halen, en bracht haar met de kindeken naar het huis van den assistent-resident, waar zij ook de geredde kinderen van Bachet aantrof.
Ziedaar den hoofdinhoud van hetgeen d* Gids-schrijver over het bloedblad te Tjilegon verhaalt. Het optreden van bet detachement van der Star, den angst ter hoofdplaats Serang en het laten varen door de muiters van hunnen aanval aldaar zullen wij, als minder treffend en overigens genoeg bekend, hier met stilzwijgen voorbijgaan. (Slot volgt)