Advertentiën. TROUSSET EiU CO. Groote keuze in Weener houtwerken, stoelen, voetbankjes, portes toilette, por!jes habits, portes-journal enz. prachtige tapisserien. 264 TROUSSET EN CO. oxRuime keuze in japonstoffen, sateriets. fords, franjes, agrementen en knoopen 265 TROUSSET EN CO. Pas ontvangen kanten, dauie^kragenfichus, zakdoeken, corsages, witte sleep, rokken en matinés. 266 r. ïv eijer. Opnieuw ontvangen: Een prachtig factuur goud- en zilverwerken. 872 r. meijer Opnieuw ontvangen : Fransche Caohtsmires, Satijn en fluweel in kleuren. 873 r. meijer. Opnieuw ontvangen: Een prac tig factuur Fransche Pleetwerken, als: Ovale en vierkante presenteerbladen, Theeserviezen, olie- en azijns'ellen, zuurstellen, ijs kan' en, geldkistjes, blakers enz. (niet van zilver te onderscheiden). 874 r T méijer. In voorraad : Echte Eau de Co'ogne H. S. 875 r. MEIJER. On'vangen: Deur- en Bijtuigmatten van Cocosnootenbast me gekleurde randen, idem van sparterie, zeemlederenlappen., bad- en toilletspon en. 876 BOOSTAM, WAGENMAKER TE DEPQK, SAMARANG, repareert en verkoopt Wagen en Dos-&-0os met jaap garantie. Tegen zeer billijke prijzen 2371 Ontvangen: Een factuurtje wertelijk echte Havanna Sigaren. Henrij Claij Conchas Extra fine „ „ Eeg. londres. „ „ Patriotas. „ „ Non plus ultra. Flor de Cuba pour les amateurs. „ „ „ Escuisitas. Espanola reinita victoria. „ rerna „ „ regalia de Paris, Mi fama pour la noblesse, in kistjes van 26, 50 en 100 stuks. 274 SOESMAN en Co. OE UI. /El- EN 1)1111(3- ASMIT Ch De Ned. lnd. Zee- en Brand- As.-Maat. 2de DeN. I. Zee en Brand- Ass.-Maat." De Nederlandseh... Lloyd. De Brand-Ass.-Maats.„DEWESTHOEK." De Brand-Ass.-idem „ DE OOSTHOEK." De Brand-Ass.-idem„DE NOORDHOEK. Sluiten steeds verzekeringen tot gewone conditiën c.i premiën. Kantoor boven het lokaal van de t.H, G. C. T. YAN DORP & Co J. S. G LASER, 2550 Directeur en Agent. JO LINK, Semarang, " ' I ' Koopt en levert complete inboedels 4639 G. SCHILLER, KLEERMAKER, PARADÉPLEIN. Beveelt zich minzaamst aan. Prijzen billijk «068 —— Steeds v^ijgbaar: Aeekeningen en afmetingen voor het drogen van 25, 30, 40, 50, 60, 80 en 100 pikols KOFFIE in 24 uren, berekend aan te verkrijgen schoon en leverbaar product bij 619 YAN MAANEN.
Mineraalwaterfabriek PARADEPLE1N. De ondergeteekenden bevelen zich minzaam aan tot het leveren van alle bekende minerale wateren, zoo als Apollinaris, Selters, "Victoria, Carlsbad, Wildunger Vischy, Emser, Kissinger enz. enz. alles in uitstekende qualiteit en volgens de nieuw ste methodes bereid. Billijke prijzen. Op de voornaamste plaatsen worden agenten gevraagd. 625* "VAN DKR W.lilDË en Co.
"Advertentie". "De locomotief". Samarang, 1883/03/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBDDD02:000203842:mpeg21:p005
"De locomotief". Samarang, 1883/03/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBDDD02:000203842:mpeg21:p005
E VAN Administratie en Lyfrente IN LIQUIDATIE. Op het bericht van den gunstigen afloop der.•restauratiemaatregelen, waartoe ter Algemeene Vergadering op 21 Juni 1879 werd besloten, den tijd gekomen achtende tot verkoop van de aan den boedel overgebleven Koffielanden, zijnde het huurland Assinan, het erfpachtsperceel Stommie, en twee derde .vuidee in het huurland tmetas, gelegen op Java in de residentie' Soerakarta,, zoo zullen diartoe inlichtingen te verkrijgen en koopaanbiedingen te doen zijn bij de Heeren A. E. J. VAN DER l-'LAS te Moenggoer (Soerakarta) en F. J. KNOOPS te Sentarang, of alhier (O. Z. O Voorburgwal 177) bij De Liquidateuren, v. BEEESTEIJN. J. SEELIG. Amsterdam , 10 November 1882. 6310 HandschoenenMAGAZIJN. Extra qunliteit Voor Heeren Glacéhandschoenen met 1 en 2 kn. Castoren Eijhandschoenen. Zwart en witte Zijde Handschoenen. Fil d'teosse Handschoenen. 6301 Voor Dames ^laieéhaiidschoenen met 2, 3, 4 kn. Glacéhandschoenen met 6, 10, 12 kn. Castoren Bijhandschoenen met'.Kappen. Zwart Zijde Mitaines. MARIOTAT. Per pond. Gedr. Zoete Appelen Gedr. Zure „ . Gedr. Peren ^3 Gedr. Abrikozen "' CZ] Gedr. Kersen O Gedr. Soepgroenten Macaronie "Vermicelli • ^ ( h Soepfiguren w « Alk». Gort g. Bruine Booften ■ Witte Boonen Groene Erwten Capucijners Rookworst Ketting-Saucij sj ea Rolpens per pond en minder, verkrijgbaar bij 158 F. MARIOTiT.
© Ö o3 t> o s _ C tm u •S o W! V 1L UJ *4 <—'02 3 "g "£ * ! 3 s §! \S « ■ e m © £ 7Z; Tl 'rS « S '« « * 03 r- 03 _< ro • 1 —> p •'—8 p •»—j j = j 2 « ® «O -t-3 CÖ Ph CG I- ™ O^ a CD PI II cr o o Ö s p c o C3 X CS I c ^ r g v 0Q ® 1 * £ § a s o C3 © ® © 01 &i O oc o Sj, ^ 2 -1 «■5*0 SG © a £ O c3 nö et 5 ^ -ad e : 3 ai © i* ce p ® a 2 «r 3 q W *. O ^ W V = o co M Q Q rH w & O cc! (3 S a O 3 K r*4 © 0 © iO - a ^ § CO P 'ö © p O (4 § s IÉ- 0 a | s s P oc O «2 « -S p *5 cc > © P ^3 © « « W a ES3 W Q © © < > u OG W P P © £ © a +3 _£2 © n? «■*- 1 © S © ÏH bO © *•+2 P © M © > rP © -*> : ao. . ïï ® O £-3 < CELDEN op Eerste hypotheek, 859 bij J. BiiÊbVUORDT qq, ROLFF. HAMMEN, POETW1.1N, P1LSNEEBIEE, WIJN, CHUINY, BESSEN en dubbel gebeide GENE VER, COGNAC, alles PUIK ca van de beste qualiteit verkrijgbaar. 387 OSOlTBKEftilJK II Of; Huishouding. Sioelkainien ƒ5.— per paar. 8977 TROUSSET en Co. J. BREEYOORDT, Aannemer van Bouwwerken, Timmerwerk "Verfwerk, een, Zinkwerk. &078 « VAM ÏTIOTÏ ' UuHU Eli HOEFSMEDERU achter de Gymnastiekschool, Semarang
Goedkoope Aanbieding Hottanchche Romans: Diez, Heinrich Heine's eerste liefde. Miss Oliphant, De familie Atheling of de drie gaven, 2 dln. j Farjeon, De geschiedenis van Jozua Marvel, 2 dln. Baymond en zijn uitverkorene, 2 dln. Mijn vlinderkouingin, 2 dln. Margaret's verloving, 2 dln. Kimball, Jong Amerika, 2 dln. Montgomery , Leer om leer, 2 dln. Verouica, 2 dln. v. K/ausberg, Strijd baart vrede, 2 dln. Eveline Saint Pierre, een kind dezer eeuw. De eerste liefde van David Bruce, 2 dln.. Gerstacker, Blauw en geel, 2 dln. Sortain, Graaf Arensberg, 2 dln. Boisgobey, Verborgenheden van het nieuw Parijs. Dorothea, 2 dln. Tien deelen dezer romans leveren wij voor f franco per post t 18.— a Colt» <»n4. RAV.ENSWAA1J Co. 10&8 üeüiüraiig,
"Advertentie". "De locomotief". Samarang, 1883/03/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBDDD02:000203842:mpeg21:p005
Dezer dagen schreef men aan het N. v. d. D. bet volgende: „In <1® bladen leest men, dat in 1882 van ^"evr -York 74 schepen vertrokken met 1899■<38 "kn. petroleum, naar Java en Snmatra. Waar "jg. toch onze gndpruemingsgeest? Het is be"kend, dat beide eilanden veel petroleum belaften; op sommige rivieren ziet men de brui"ne aardolie aan de oppervlakte drijven; welk "een bron van rijkdom en welvaart ligt daar "in den schoot der aarde verborgen! Er is over'Vloed van kapitaal en werkkrachten, die naar "werk zoeken. Mocht er spoedig iemand op"staan, die ten deze den eersten stoot geve: want waarlijk, het is belachelijk, dat men "petroleum van New-York naar Java eit SnJatra voert!" Zonder commentaar hebben wij het bovenstaande in ons nummer van den 27n Januari jl. overgenomen. Nochtans heeft de opmerkiug er alle aanspraak op, dat zij niet voorbijga ponder iets te hebbeu uitgewerkt. Het exploiteeren van die bronnen eens lands, het daartoe aanwenden van de intellectueele en financieele krachten der bevolking, is toch een zaak van het hoogste belang. Daardoor, en daardoor alleen, komt een natie tot welvaart en bloei. piij f dat veld. van nationalen rijkdom daarentegen braak liggen, dan onthoudt men zichzelf, wat men bezitten kon. Laat men den vreemdeling te doen over, wat men zelf niet behoorde na te laten, dan speelt men een rol, veel naïever dan die van den legendarischen pelikaan; deze voedt met zijn eigen bloed althans nog zijn jongen, die hij lief heeft; een l»nd, als bedoeld, voedt met zijn eigen bloed den vreemdeling, die straks wellicht zijn vijand zal zijn. Het stukje in het N. v. d. D. geeft een zoo duidelijk sprekend feit te aanschouwen, dat ieder de gegrondheid der opmerking voelen en tasten kan. Op Java en Sumatra is zooveel petroleum te vinden, dat zich door de natuurkracht zelve opwerkt en op de rivieren komt drijven. Het gebruik van petroleum is in Indië algemeen. De grondstof is er aanwezig; de wijze van haar te bewerken is bekend en eenvoudig; als tak vaa nijverheid is de exploitatie voordeelig. Het débouché is aanwezig op de plaats zelve der productie. Kapitaal en werkkrachten zijn te vinden. En wat doet men? Men laat die rijke bronnen van kostbare aardolie onbewerkt liggen. Men koopt liever het prodnct van Amerika; men laat er liever 74, waarschijnlijk meerendeels Amerikaansche, schepen mee bevrachten. Men be taalt den Amerikaan een product, dat men zelf bezit; men laat den Amerikaan de winst op de exploitatie behalen, welke men zelf genieten kon; men werkt tot den bloei van de Amerikaansche scheepvaart mee door een vracht te betalen, die kon worden uitgespaard.... Nederlanders, waar bleef toch uw vroegere ondernemingsgeest ?' Het recht om deze vraag op verwijtenden toon te doen hooren, schijnt te bestaan. Aansporing om dien uitgedoofden ondernemingsgeest weer met vernieuwd leven te bezielen, Schijnt plichtmatig. Te meer Omdat hetgeen hier van één artikel, Van petroleum alleen, wordt gezegd, evenzeer het geval is met verscheiden andere, welke onze Oost-Indische bezittingen maken konden tot een bron van onmetelijke schatten, maar waarnaar nauwelijks nog de hand is uitgestoken. Millioenen bij millioenen blijven zoodoende in den schoot der aarde verborgen. Men denke maar eens aan de schatten, welke de Nederlandsche schatkist heeft genoten door de cultuur van koffie, suiker en andere producten, geoogst van de gronden, die woest waren blijven liggen tot het Gouvernement van Koning Willem I, op het advies van Van den Bosch, hen door de ploegschaar scheuren deed. Men denke maar eens aan den tinschat van Billiton, welks bestaan zelfs vóór een kwart eeuw nog werd geloochend, maar die nu al sedert jaren onophoudelijk aan het daglicht is getreden. Gelooft niet, landgenooten, dat daarginds niet nog tneer o»der den bodem verborgen ligt, of zelfs boven den bodem te oogsten valt. Als men er slechts wakker de band naar wilde uitstrekken, zou Nederland weldra weer met eere zijn ouden roem kunnen ophouden van het rijke Holland te zijn. Of wij er dan onze landgenooten toe zouden trachten op te wekken, hen er toe zouden willen aansporen en prikkelen ? Wie zou er ons niet toe verplicht rekenen? En evenwel: wij durven niet. Wij zijn veeleer geneigd om te waarschuwen: bedenkt u wel driemaal voordat gij er uw kapitalen aan waagt, voordat gij er de krachten van uw geest en uw lichaam toe gaat aanwenden. Zou men dan bevreesd moeten zijn, dat zulke onderneiu-'i/i-eii, fiirrboven eerst zoo rooskleurig door oua ui^cscliüderd, zouden mislukken? Dit nu wel zoozeer niet. Doch er verbergen zich onder de baren der Ondernemings-zee in die gewesten twee andere klippen, beide even verraderlijk. De klippen zijn een gebrek in de Gouvernetnenteele politiek te dien aanzien, en een gebrek Van ons volk; een kanker, die al meer en meer in het lichaam om zich heengrijpt. Het Gouvernementeel gebrek is de angstvalligheid om den ondernemingsgeest de vrye hand te laten en hem die bescherming te verleenen, waaraan hij behoefte en waarop hij ïecht heeft,. Hoe velen zijn er niet reeds geweest, die vroegen om het terrein, waarop zij gegronde hoop koesterden, de eeiie of andere cultuur of industrie met goede vooruitzichten te kunnen vestigen, maar door het Gouvernement werden afgewezen of, wat erger **> jarenlang over de lange baan werden voortgesleurd, zonder tot het gewenschte resultaat te geraken! Hoevele ondernemingen zijn ook niet reeds door gemis van bescherming achterwege gelaof weer verloren gegaan! Men denke o. a 4611 de steenkolen-mijnontginning van Wijn to *len op Borneo, waar die ondernemende ttan > in weerwil van de toegezegde Gouver< dements-bescherming, met zijn gezin is verboord geworden, de geheele zaak is te niet Segiaii en ondernemers hun kapitaal verlor °« achten. . is de Gouvernementeel e klip. Zij is o v %rlijk en schadelijk voor de nationale vvel^ ar t. Het geheele volk moest dus de handen «oit 0m k &ar °P ruimen; maar heeft, gen i® en 8t ® m uit het volk zich verheven teet hierboven in herinnering gebrachte JJ . lt V ° lk? ^ 6t zoa vee ^ e8r z ij a steH i bebtijVj. 811 hooren, als die mijaontginning eens *90rmiïii! lltea had geleverd; als er eens ïen isteenkolen uit den grond wag do onrtwnemin§ had greflg*
reerd; als de ondernemers, die nu hun kapitaal kwijt zijn, daarentegen eens 10 of 20' of 30 pCt. dividend per jaar hadden genoten. Dan zou er een algemeene antipathie zijn ontstaan tegen die mannen, die zoo gerust met hun antwoord gereed konden staan op de vraag;: waar is uw ondernemingsgeest? Dan zou men op middelen gezonnen hebben om hun een deel van het zoo rechtmatig door: hen verworven erfdeel weer te ontrooven; om er ook een deel in te krijgen; om het hun althans te ontnemen, zelfs al bracht dit geen eigen voordeel aan. Men zou er met arendsblikken op geloerd hebben of men er 't Gouvernement ook in eenig opzicht een verwijt van kon maken, die ondernemende mannen te veel begunstigd te hebben Dat komt omdat ons volk aan den kanker der wangunst lijdt. Zou men er aan twijfelen? Wij hebben zoo even den naam genoemd, die het antwoord geven kan : Billiton. Dat hierbij wangunst de voornaamste beweegreden is, geallieerd aan andere occulte drijfveeren, met een histoire xntime en politieke ambitiën gepaard, wie zal er nog aan twijfelen? Wij hebben reeds op verschijnselen gewezen, die het duidelijk maken. De schrijver van een hoogst bezadigd stuk over de quaestie in de Arnli. Ct., van den 2en dezer, deed het evenzeer. Moet er niet iets verdachts achter schuilen, zoo vroeg hij ongeveer, als de liberale pers, ah met name de N. Roti. Ct. en Set Vad., die vroeger steeds in de voorste gelederen stonden om van de Regering de meest mogelijke vrijgevigheid te eischen tot het effen maken van het pad voor de particuliere industrie, die steeds inzonderheid bij het verleenen van concessiën op het betoon van die groote vrijgevigheid aandrongen, thans, nu die vrijgevige politiek is gevolgd, dit der Indische Eegeering tot verwijt maken ? Wat er achter zou schuilen? Behalve meer vooral ook: wangunst, Te recht deed die schrijver in de Arnh. Ct. opmerken, dat, al ware de Regeering in de Billiton-zaak door niets gebonden geweest, een goede staatkunde de verlenging nog zou geëischt hebben. Hij bewees dit uit de geschiedenis der zaak: niemand geloofde aan Billitons rijkdom dan eenige mannen met kloeken ondernemingsgeest; lang bleef hun arbeid zonder vrucht, hun onderneming enkel schade opleveren, zonder andere zekerheid dan hun overtuiging dat er betere tijden zouden aanbreken. Maar die tijden braken aan; de geloochende mijnrijkdom werd opgedolven: een improductief eiland werd een bron van aanzienlijke inkomsten voor den Staat, maar . . . o, gruwel! ook de ondernemers trokken nu goede winsten uit de zaak. Ziet, dat was genoeg om een kaor te doen aanheffen: die winsten moeten hun niet langer gelaten worden dan strikt onvermijdelijk is; maak er u meester van, gij onze Regeering, zoo spoedig het kan ; of de goede trouw het eigenlijk wel toelaat, daar moet minden op gelet worden. „Thans"—zoo drukt de bezadigde schrijver in de Arnh. Ct. zich uit — „nu de exploitatie, schoon na vele jaren tegenspoed, gebleken is een winstgevende zaak te zijn, nu zou de Regeering hen, die de kastanjes uit het vuur heb ben gehaald, op zijde schuiven, om zelve de voordeelen van die voordeelige exploitatie te genieten.Eeu dergelijke handelwijze zou een slechten indruk maken en als afschrikkend voorbeeld dienen voor hen, die er ooit over zouden denken, hun geld voor een dergelijke onzekere exploitatie te geven; want wie zou hiertoe overgaan met het vooruitzicht, dat de Regeering, bijaldien de onderneming gelakt, de voordeelen aan zich zal trekken, zoodra zij daartoe in de gelegenheid is ?" Neen, voorwaar, zoo naïef zal weldra niemand meer zijn. Maar als dan ook weder de vraag zal herhaald worden: „waar is toch onze ondernemingsgeest gebleven ?" — dan zal het antwoord kunnen en moeten luiden; die is vermoord door onze volkszonde, door onze vólkskanker, de wangunst! Da^bU «?. Z. II.
"BIJVOEGSEL VAN De Locomotief. WOENSDAG, 21 Maart 1883. Ondermijning van wat wij 't meest behoeven.". "De locomotief". Samarang, 1883/03/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBDDD02:000203842:mpeg21:p005
Hieronder laten wij eenige staaltjes volgen van de hedendaagsche, onder de „gezegende" regeering der Republiek bloeiende rechtstoestanden. No. 1. Een pastoor van CQte d'Or. de eerw. heer Fèvre, van Saussey, voedde in ziju pastorie drie neefjes op, arme weezen. De maire, een republikein van het helderste rood, diende, naar aanleiding hiervan, een aanklacht in tegen den priester, wegens opening van een school zonder vergunning! De zaak kwam voor het correctionneel gerechtshof, dat den beschuldigde vrijsprak. De procureur-generaal appelleerde daarop voor het gerechtshof van Dijon, doch ook dit vond in den pastoor geen schuld. Hiermede nog niet tevreden, voorzag de procureur-generaal zich in cassatie, en aan het hooggerechtshof werd een ambtenaar van het Openbaar Ministerie gevonden, die conclusiën tegen den priester maakte. Evenwel verwierp het hof de voorziening in cassatie, hulde brengende aan de liefdadigheid van den beschuldigde. No. 2 Een slachter van Bourget, die op den minnaar van zijn vrouw twee schoten had gelost, en hem, ofschoon niet ernstig, verwondde, werd veroordeeld tot de geringe boete van 25 frank — zoodat men thans het tarief kent) waarmee men in zulke gevallen af is. No. 3. Een groot industrieel van Sablé, de heer Ernest Landeau, is tot vijf dar/en gevangenisstraf en 15 frank boete veroordeeld, wegens weigering om te gehoorzamen aan de wet op het verplicht 1 onderwijs, welke de hoofden van huisgezinnen dwingt te verklaren, öf en hoe zij hun kinderen onderwijzen. No. 4. last not least. In Oct. jl. werd de heer Desportes, gewezen notaris, wonende te Parijs en eigenaar van uitgestrekte goederen te Saint-Denis, door zekeren onder-aannemer Brossard vermoord. Die man was bij hejn gekomen om geld te vragen, en had een weigering bekomen, met verwijzing naar den hoofd-aanne mer, zekeren heer Chauvet, die fondsen had, om daaruit zijn ondergeschikten en de werk' lieden te betalen. Woedend ging Brossard heen, om een revolver en kogels op den Boulevard de „Strasbourg" te koopen. Twee uren later keerde hij terug, herhaalde zijn eisch met de revolver in de hand, en joeg, bij een nieuwe .weigering, den heer Desportes een kogel door het hoofd} de getroffens viel dood neder. De heer Crochard, verdediger van Brossard, steunde zijn pleidooi op de thesis van den moord door wanhoop, en ondanks een uitstekende rede van den heer de Sal, die zich voor de familie van den vermoorde civiele partij stelde,^ bracht de jury een vonnis van „niet schuldig" uit, — een vonnis, dat een iederen zeerste verbaasde, hoogstwaarschijnlijk den beschuldigde en zijn verdediger niet het minst. Hieruit blijkt, dat in Jjet tegenwoordige Frankrijk de minste overtreding tegen de ijzeren wetten van het onderwijs een grooter misdrijf is dan moord, zelfs met voorbedachten rade, zocftls in het laatst nwigeb aaide. gsval.
"Fransche rechtspleging.". "De locomotief". Samarang, 1883/03/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBDDD02:000203842:mpeg21:p005
Een correspondent van de Cape Times geeft een verhaal van een onderhoud, dat hij zou hebben gehad met Cetywayo, op den morgen van diens vertrek van „Oude Molen" naar Zoeloeland. Na eenig gepraat over zaken van ondergeschikt belang, voegde de correspondent den Zoeloe-koning, met wien hij nogal vertrouwelijk scheen om te gaan, toe? ,,Tk hoop, Cetywayo (zoo maar Cetywayo, zonder meer!), dat gij in Zoeloe-land een lange en rustige regeering zult hebben." — „Dat hoop ik ook", gaf de zwarte vorst ten antwoord, „maar alvorens ik Shcpstone heb gezien, en deze mij alles heeft uitgelegd, kan ik niet zeggen wat er gebeuren zal." — „Zoo gij naar Zoeloe-land zuil zijn teruggekeerd, laat u dan in geen geval verleiden om een vijandige houding tegenover Engeland aan te nemen. Dat is de vriendschappelijkste raad, dien ik u op het oogen >lik van uw afreis geven kan," hernam de andere. — Cetywayo zweeg eenige oogenblikken, en sprak vervolgens, den Engelschman flink aanziende, alsof hij door zijn oogen de waarheid van zijn woorden wilde bevestigen: „Ik heb mijn hart aan de Eugelschen geschonken. Ik beloof u, nimmer te zullen vergeten, dat de Engelschen mijn beste vrienden zijn, en te zullen luisteren naar de woorden van den resident". Van zijn toekomstige positie gewagende, zei hij, dat hij een Engelsch gouverneur zou zijn; maar, doet de correspondent opmerken, dat zal hij juist niet wezen. Hij gaat terug als Koning naar een gedeelte van het land, waarover hij eenmaal regeerde, en verstoken van allen rijkdom, dien hij vroeger in vee bezat. Zijn populariteit onder zijn volk moet blijken uit de offervaardige bereidwilligheid, om hem van nieuw vee te voorzien, en de vorst vertrouwde minder daarop dan de Briische regeering. Cetywayo verheelde tegenover zijn interviewer niet zijn afkeuring van de voorwaarden, waaronder hij naar Zoeloe-land terugging. John Duan — wien hij alles behalve vriendschappelijk gezind is — zal evenzeer onder keizerlijke bescherming staan als hij, en Usibebuzal nagenoeg even machtig zijn als de op zijn troon herstelde Koning. Zooals men weet, is Cetywayo's vrees, dat zijn volk niet bijzonder met zijn terugkeer zou gediend wezen, gegiond gebleken. Den 2en Februari is uit Durban aan de Times geseind, dat hij in een tijdelijk kamp te Entonganeni verblijft. Dagelijks worden dezelfde Zoeloes gebezigd, om den indruk te geven, dat tal van Zoeloes hem met blijdschap weder als hun vorst begroeten. Niemand laat zich evenwel bierdoor misleiden. Van alle kanten wordt thans erkend — door den vorst zeiven allereerst — dat zijg volk hem niet terug begeerde, dat zijn prestige verdwenen is. Dit gemis aan een warm welkom van zijn volk heeft Cetywayo meer verzoeningsgezind en onderworpen gemaakt. Een der zoeloe-hoofden voegde hem toe: „Gij komt nu met schoone handen terug; houd ze schoon, en handel niet meer als vroeger." —- De daarbij tegenwoordige Zoeloes juichten dien onbewimpelden raad toe en riepen: „Juist, zoo willen wij het hooren." — Een ander hoofd verklaarde rondweg, dat hij noch zijn volk Cetywayo zou erkennen. — Een onafhankelijk getuige, die pas uit Zoeloe-land terugkeerde, bevestigt, dat het algemeen gevoelen der Zoeloes tegen Cetywayo's terugkeer was. Thans is de vraag, hoe de Koning zijn macht zal handhaven, als de troepen zullen vertrokken zijn? De Zoeloes zijn echter zoo ondoorgrondelijk dat na de installatie van Cetywayo huu houding misschien verandert. Zooals een nog in sommige exemplaren van ons vorig nummer opgenomen telegram meldde, heeft die installatie reeds te Ulundi plaats gehad en las Shepstone bij die gelegenheid de voorwaarden, waaronder de restauratie geschiedde. Herhaaldelijk werd onder de aanwezige hoofden een ontevreden gemompel gehoord. (De Tijd.)
"Cetywayo's restauratie.". "De locomotief". Samarang, 1883/03/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBDDD02:000203842:mpeg21:p005
Zonder haar altijd te begriipen, vond Daniëlle haar gracieus, verblindend; haar vurige ziel genoot van deze schoonheid, van dien overvloed van geest en vroolijkheid, waarvan zij niet het minste begrip had. Het kostte Bertha geen moeite om van het ernstigste onderwerp op het zotste over te gaan, enfin zij sprong, zooals men zegt, van deu hak op den tak. Zij zou evengoéd met de boerin netjes de korenschoven opgebonden, als in galatoilet de groote dame gespeeld hebben, en dit alles met zulk een verleidelijke natuurlijkheid, zulk een volmaakte ongedwongenheid, dat zij voor eiken rol, en elke rol voor haar, geschapen scheen. Maar zij ergerde zich dood in de eenzaamheid en weende dikwijls tot afleiding. Daniëlle kuste dan menigmaal in goed geloof die heerlijke tranen weg, als haar nichtje het noodlot beschuldigde en verwenschte. De bekoorlijke ongelukkige troostte zich spoedig. Zij begon zich tot taak te stellen om Daniëlie's naar haar oordeel geheel mislukte opvoeding te hervormen en wijdde haar bij deze gelegenheid in haar plannen voor de toekomst. — Gij moet niet te goed zijn, meisje lief, zeide zij. Te goede inenschen maken zich bespottelijk. Men gelooft hen toch niet. Weet gij, wat eigenlijk voor ons, vrouwen, een werkelijk ernstige zaak isp Niet? Welnu, dat is een lieve echtgenoot, beminnelijk, heel volgzaam, rijk; niet te dom maar ook niet te verstandig, blond met donkere oogen, die daarbij veel lpjuilt van Fm ijs, gematigd is in bet reizen en die bovenal zijn Vïoiiw bemint. Bovendien moet hij heerlijk kunnen walsen en een champagneflesch zonder knal openmaken want die ontploffingen schokken mijn zenuwen Zij poosde, ten einde adem te scheppen. Daniëlle zag haar met wijdgeopende oogen aan. *— Welnu, hoe denkt gij er over ? vroeg Bertha. 't Is wel waar, dat gij nog wel vrat jong zijt om er uw idee al over te hebben! — Maar foei, in een rechtgeaarde ziel !... —- Hebt gij u nog geen man verkozen, Daniëlle ? <-*■ Pardon* nichtje^ antwoordde het kind
met haar helderen oogopslag. Bertha had deze vraag even weinig nadenkend gedaan, als wilde zij'zeggen: „Zijt gij tot in de maan geklommen". Zij stond daarom versteld door het antwoord. — Hoe nu, kleine ondeugd, gij spint een romannetje uit zonder er -mij in te kennen. — Daniëlle was vuurrood geworden. — tk weet niet of het een roman is; het heeft ook nog geen haast; en zooals gij ziet, nichtje, vertel ik het u. — En wie is die echtgenoot ? wie ? wie? spreek, huichelachtig kind! — Wel Christiaan! — Christiaan! De zoon van!... die kleine .... ik geloof, dat gij gek zijt, Daniëlle. Ten eerste is hij uw oom, uw wezenlijke oom, ofschoon in één woord, men trouwt niet met zijn oom ! — Het schijnt toch van wel, nichtje, wanneer de paus en het gouvernement dispensatie geven! — O! zijt gij reeds zoover gevorderd ! Lief vogeltje, 'uw vederen zijn gegroeid, sedert gij het nest zijt ontwassen ! Uw oom trouwen !... welk een idee! En als hij nog maar lief en verliefd was. Het kind bloosde tot achter de ooren. — Christiaan, zeide zij, is geen verliefde minnaar; wij weten zelfs niet, wat dat beduidt, geen van beide.... — Dat zie ik, kind ; maar wees gerust, ik ben er ook nog en zal het u wel leeren. Tk zal mij eerst voorstellen, dat uw minnaar de mijne is en hem daarna een lesje geven, ik verveel mij hier zoo gruwelijk! .... dat zal mij een gewenscht tijdverdrijf zijn! Een ongekende gewaarwording knaagde het meisje aan het hart; haar groote oogen glinsterden en schenen nog donkerder te worden. — Dat zal niet gebeuren, ik duld het niet, zeide zij rondweg. Bertha viel van de eene verrassing in de andere. — Wat, wilt ge mij hier het leven niet helpen dragelijk maken ? vroeg zij, hebt gij geen ziu in mijn lessen ? — Dat wel, nichtje, dat is te zeggen, voor mij zelve; maar niet voor Christiaan.... Gij zijt te schoon en te coquet — Meent gij dat meisjelief en hebt gij Alleen dit ontdekt ? Welnu het is zoo, maar het ligt in mijn aard. Ik ben van natuur coquet met mijn kapper, mijn waterdrager, mijn lucifersjood, maar het is sans conséquence; en het behoort tot mijn algemeene hoedanigheden. — Christiaan ziet u niet met uw waterdrager en uw lucifersjood; laat hem daarom met rust Bertha, sprak het meisje verdrietig. — Zij is waarlijk jaloersch, en ondeugend! riep Bertha uit, verrukt over deze ontdekking. Behoud uw minnaar, lieve, niemand zal hem u ontrooven! Eu echter zoude zij hem haar zeer gaarne ontnomen hebben, zonder bijgedachten; maar enkel om zich in haar ledigen tijd aangenaam bezig te houden, en in haar vrouwelijk bestaan een weinig intrigue te mengen, waaraan zij zooveel behoefte had. Zelfs een achttienjarig student kan, ingeval er niemand anders is, dienst doen. Bertha had „les Noces de Figaro" zoowel in het Fransch als in het Italiaan sch zien opvoeren.
Zij zou er een bijzonder vermaak in geschept hebben om Cherubijn in haar kleedkamer of onder den rok van haar japon te verbergen, maar Christiaan kende Cherubijntje niet; en al ware het tegendeel het geval geweest, dan zoude hij toch diens rol moeielijk hebben kunnen spelen. De schoone Parisienue, met haar verleidelijke bekoorlijkheid, was hem totaal onverschillig. Toen koos zij als laatste redmiddel de spotternij, maar Christiaan was ook niet dom; zijn geprikkelde eigenliefde verzette er zich tegen, en hij behield bij het laatste warme dispuut, het laatste woord en de eer van den strijd kwam hem toe. Bertha liet diSeptembermorgen sprak zij haar oom dientengevolge aldus toe: — Weet gij wel, Christiaan, wat een minnaar is ? Bertha zegt... — Alweer Bertha, pruttelde de student; laat zij voor mijn part naar den duivel loopen. — Laat mij in hemels naam uitspreken, Christiaan; het doet mij stikken. Gij houd* veel van mij, en ik van u, dus zijn wij twee geliefden, niet waar ? : —- Verduiveld..., ja.... stotterde hij verrast. Dan moeten wij ook doen als twee verliefden; Bertha plaagt mij, drijft den spot met u,.... met ons,... en dat kan ik niet langer verdragen. Christiaan woelde overbluft met beide handen in zijn zware bruine haar.
(Wordt vervolgd.)
"Feuilleton. De Oom van Daniëlle. HOOFDSTUK XVI. (Vervolg.)". "De locomotief". Samarang, 1883/03/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBDDD02:000203842:mpeg21:p005