Een treurmare gaat heden door het gansche luid. Na een kortstondige ziekte werd door den onverbiddelijken dood een van de wakkerste xonen van Nederland aan zijn gezin, aan het onderwijs, aan zijn vaderland ontnomen. Dr. D. J. Steijn Parvé, de alom beminde Inspecteur Tan het middelbaar onderwijs is niet meer onder de levenden. Tegelijk met geruststellende tijdingen over zijn toestand, \»n den kant zijner betrekkingen naar de hoofdstad gezonden, kwam hier het telegraphisch bericht van zijn overlijden aan. Een tvphus had aan zijn werkzaam leven een einde gemaakt, en het hart, dat zoo warm klopte voor onderwijs en volksontwikkeling, stil doen staan. Nog kort geleden met helderen geest, met jeugdige bezieling en algeheele toewijding in 't belang van het middelbaar onderwijs rusteloos werkzaam, heeft hij thans zijn ruste gevonden in het lot, dat wij allen vroeger of later ruM 1 -r: deelen. Zijn h«eng»fiTi wordt diep bol,reu d, aiet alleen door ff» 1> minde echi^euooie e» twee zoons, niet sbcliin d->. r hen, aan wie het geluk Tan zijn naderer persoonlijken omgang te beurt mocht vallen, maar door allen, die liet middelbaar onderwijs als een weldaad voor Nederland beschouwen en de degelijk ontwikkeling er Tan onmisbaar achten, om het Nederlandsche volk gelijken tred te do<"< imnHen met andere grootere natiën in den \< <•ij werkelijk geweest is, zij was een wetenschappelijke en een opvoedkundige. Na zijn studiën in wis- en natuurkundige Takken aau de Hoogeschool te Groningen voltooid te hebben, ging hij iu de praktijk van het onderwijs en aanvaardde een betrekking als leeraar in wis- en natuurkundige vakken aan het Kon. Athenaeum te Maastricht, een instelling, die toen haar gelijke niet had in den lande, omdat zij in twee afdeelingen, aan de humanistische studie der klassieke talen de * beoefening der moderne talen en der exacte wetenschappen paarde. Later opgeklommen tot hoofd der 2e of industrie-afdeeling, vond hij genoegzame aanleiding buiten de beoefening van zijn vak, omzijn oogmerk op algemeene didaktiek en methodiek te vestigen en behalve de voortzetting zijner studiën op natuurkundig gebied, waarTan zijn verhandeling over het bewijs van Foucault voor de aswenteling der aarde en zijn leerboek der natuurkunde getuigen, vooral zich toe te leggen op de behandeling van paedagogische vragen en de vergelijkende studie van den toestand van het onderwijs in Nederland en in naburige landen. Putte hij daaruit de overtuiging, dat Nederland voor de bedrijvige en beschaafde klasse groote behoefte aan verbeterd onderwijs had, zoo was hij hierdoor en door zijn langdurige praktische werkzaamheid als leeraar en leider eeuer inrichting, de pangewezen persoon, zelf mede te werken tot het iu het leven roepen vau eeu beteren toestand. Inderdaad nam bij onder ïhorbecke als commies van B. Z. van de afdeeling onderwijs een zeer werkzaam aandeel bij de voorbereiding der wet op hetmidd. onderw., die in 't jaar 1863 tot stand kwam. Hij was met de samenstelling en geest der wet in alle bijzonderheden zoo bekend, dat niemand beter dan hij geroepen kon worden, overeenkomstig de bedoelingen van den wetgever de voorschriften der wet uit te Toeren, en den toekomstigen bloei van het middelbaar onderwijs voor te bereiden, door onmiddellijk een kracht igen stoot in de goede richting te geven. In hetzelfde jaar, w»:i' i u de wet tot stand kv, am, werd hij met de bei ie boven ge uoemde amltgr.nooten tot inspecteur van het midd. onderw, bsnoemd. Hij heeft >ie verwachtingen, die men Tan hem bij ziju benoeming koesterde, niet teleurgesteld. Nederland is aan hem verplicht om de groote verdiensten, die hij zich ten opzichte
van het midd. onderw., heeft verworven. Bene raeritus est de patria. Op breeden grondslag en wetenschappelijk gevormd, ook buiten het vak zijner studie met degelijke kennis toegerust, met ruimen blik begaafd, vlug van opvatting en helder in zijn denkbeelden, doorkneed in de leerschool der ervaring op het gebied van onderwijs, in de practijk gevoijid en van theorie niet afjteering, bekend met de ontwikkeling van het onderwijs, ook van andere landen, bezat hij in ruime mate al die eigenschappen, welke hem zoo uiterst geschikt maakten tot de vervulling van de moeilijke taak, die hem was opgedragen. Maar boven al deze goede hoedanigheden steekt uit zijn vuiige liefde tot het onderwijs. Hij was schoolman in deu echten •n edelen zin van het woord. Aan de middelbare school was zijn leven toegewijd. De school was het brandpunt, waarin alle stralen van zijn geest zich vereenigden, aan de school hing zijn hart, met de school was hij vereenzelvigd. Niet alsof hij voor al wat buiten de school lag geen belangstelling toonde: integendeel ziju open oog liet niets onopgemerkt op sociaal, politiek en wetenschappelijk terrein. Maar uit hetgeen belangrijks gebeurde, uit de discussiën in de Staten-Generaal en politieke gebeurtenissen niet minder dan uit den vooruitgang der wetenschappen wist hij als het ware voedsel voor het onderwijs te trekken. Hem ontgingen de klachten niet over de gebrekeu, die de wet op het middelbaar onderwijs aankleven, en hij was onder de eersten, die de hand uitstaken om in de leemten verbetering te brengen. De vooruitgang der taalkundige wetenschap moest dienst doen in 't belang van het middelbaar onderwijs, om leeraars te verkrijgen, welke de taal ook in haar wording begrijpen. De aardrijkskunde, vroeger een agglomeraat van namen, getallen en merkwaardigheden, maar door C. Bitter op den grondslag der vergelijking tot •en natuurkundige wetenschap verheven, kon alleen in deze gedaante de middelbare school binnentreden en allen, welke haar niet in dien geest hadden beoefend, werden uit het onderwijs, voor zoover hij daarop invloed kon uitoefenen, geweerd. De geschiedenis moet worden I een geschiedenis van den menschelijken geest I êlk zich niet beperken tot het verhalen der I qftttogen en het prijzen der oorlogshelden. I
Dit zijn weinige voorbeelden, om te doen zien, hoe hij wist van alles ten bate van het onderwijs partij te trekken, hoe in hem, bij de veelzijdigheid zijner ontwikkeling en bij zijn scherpe opmerkingsgave toch eigenlijk slechts één gedachte zijn ziel beheerschte: het middelbaar onderwijs in alle opzichten aan zijn doel te doen beantwoorden. Getrouw en met taai geduld sloeg hij de phiisen van ontwikkeling der plant gade, die hem was toevertrouwd. Van jaar tot jaar verdiepte hij zich in de statistieke gegevens, om na te gaau, of de plant naar omvang had toegenomen. Tal vau opstellen in verschillende tijdschriften voor de ontwikkeling van het midd. onderw., iu de verschillende jaren hebben daaraan hun ontstaan te danken. Ofschoon niet onverschillig voor de uitbreiding der scholen ook naar het getal en voor de toei anie der leerlingen, was hij toch geen voorstander der leer, dat het uitwendig succè» alles beheerscht. Daarvan getuigen de vele missiven, die hij vooral in de eerste jaren van zijn werkkring als Inspecteur aan de scholen van zijn district zond, en waarin hij zijn rijpe ervaring ook voor anderen vruchtbaar m takte. Een gezond inwendig leven te bevorderen, was zijn voornaamste streven. Daartoe getroostte hij zich jaarlijks, zelfs in het barre jaargetijde maandenlange reizen, in de meest verwijderden provinciën, om de scholen te inspecteeren, om samenwerking onder het leeraarspersoneel tot stand te brengen. Hij woonde dikwijls de vergaderingen bij, ten einde eenl eid van opvatting te verkrijgen in vele belangrijke paedagogische quaestiën. Methodiek van het onderwijs, behandeling van het schriftelijk werk, schoolhygiëne en lichaamsoefeningen waren voor hem geliefkoosde onderwerpen, hetzij van officiëele besprekingen, hetzij in vertrouwelijke gedachtenwisseling, waaraan hij steeds zooveel charme w ist bij te zetten. Was het wonder dat zijn liefde tot het midd. onderw. hem verleidde of liever dreef, ook eens aan het buitenland te vertellen, wat in Nederland op dit gebied gewrocht wordt. Met geestdrift aanvaardde hij de opdracht een boek samen te stellen over het midd. ondeiw., bestemd om den vreemdeling bij de internationale tentoonstelling te Parijs en later te Weenen met de wet en haar uitvoering, met den aard en de statistiek van dit onderwijs nader bekend te maken. Frankrijk erkende zijn verdienste door hem tot officier van het Legioen vau Eer te benoemen. Hoe zeer verdiend deze onderscheiding ook was, meer geuot dan hierin, zal bij in den arbeid over zijn lievelingskind, wiens krachten met de jaren toenamen, hebben gesmaakt. In het belang van het midd. onderw., was hij niet alleen als inspecteur, maar ook als voorzitter der examenscommissiën voor litterarifc.he, staats-en handelswetenschappen, werkzaam. Terecht begreep dè groote minister Thorbecke, dat de inspecteurs, wilden zij hun taak goed opvatten, het grootste belang bij een goed degelijk ontwikkeld leeraarspersoneel moesten hebben. De Inpecteurs werden daarom door hem dadelijk na de invoering der wet, bij de eerste examens, welke volgens die wet moesten worden afgenomen, tot voorzitters der examercommissiën benoemd. Dr. Steijn Parvé was van het jaar 1865 af bijna onafgebroken — twee jaren meende dezelfde minister Thorbeeke van zijn vroegere beginselen te moeten afwijken,— de voorzitter van do examencommissie, belast met hot onderzoek in talen, geschiedenis, aardrijkskunde, staats- en handelswetenschappen. Welk eeu gunstigen invloed hij in deze hoedanigheid op de inwendige ontwikkeling van het onderwijs heeft gehad, weten slechts zij, die iu de gelegenheid waren gesteld, hem in dezen werkkring meer van nabij te leeren kennen. Toch getuigen hiervan ook de jaarlijksche verslagen, die, ofschoon door den Secretaris der Commissie opgemaakt, zijn geest ademen. Er is overal een grondtoon, „excelsior" „hooger op": bij erkenning van het goede, dat de oogst heeft opgeleverd, aandringen op degelijker voorbereiding, op meer omvattende studie, op dieper doordringen in de stof. Ten onrechte hebben deze verslagen en de hoogte, waarop de examens werden afgenomen, tot klachten in de Tweede Kamer aanleiding gegeven. Steijn Parvé liet zich daardoor niet iu de war brengen. De goede bedoelingen waardeerende van hen, die vermindering voorstelden, begreep hij tevens dat het midd. onderw. het meest ondermijnd zou worden door het peil van ontwikkeling voor de leeraars te verlagen. Gesteund door zijn mede-examinatoren bleef hij op den ingeslagen weg voortgaan, maar wees tevens de oorzaak aan, waarom het getal van hen, die slagen, betrekkelijk zoo gering is. Open de gelegenheid tot goede voorbereiding, roept hij aan het gouvernement toe. Zorg, dat er ge legeuheid bestaat, in al de vakken, waarin midd.ondervf., wordt gegeven, grondig degelijk onderwijs onder de leiding van wetenschappelijke mannen te ontvangen! Dan zal ook de kwaal verdwijnen, waarover thans, zelfs in de volksvertegenwoordiging, geklaagd wordt. Zijn wenschen tot inwendige verbetering op het midd.-onderw. heeft hij niet vervuld gezien. Midden in zijn werken is hem de levensdraad afgesneden. Maar zijn gedachten, hier en daar met kracht uitgesproken, zullen blijven voortleven en vooitvverken, totdat een latere tijd haar vervulling zal zien. Wat hij door woorden daad gewrocht heeft, is een monument, dat hij zich zelf heeft gesticht „aere perennius" en de naam van Steijn Parvé zal altijd in Nederland met eere en onderscheiding genoemd worden, zoolang de wet op het midd. onderw., een waardige plaats onder haar zusters inneemt. Steijn Parvé heeft zich nog een ander gedeakteeken opgericht in de harten van hen, die zijne persoonlijkheid nader leerden kennen. Toegankelijk voor een ieder, beminnelijk in den omgang, vol hartelijkheid en vriendschap voor hen, die hij waardeerde, standvastig in zijn sympathieën, was hij tevens rondborstig en open van karakter; geen aanzien des persoons ken nende ging hij recht door zee, op het gevaar af, daardoor te kwetsen. Een gentleman door opvoeding en geestesbeschaving was hij afkeerig van allen vormendienst en heel ongedwongen n al zijn bewegingen Maar de werkelijk fijne vormen zaten hem in merg en been. Wie wel eens het genoegen gesmaakt heeft, een avond in zijn gezelschap door te brengen, zal dien goeden, opgeruimden, interessanten man, dien vriendelijken laeb, die boeiende wijze vau verha'en, die belangwekkende conversatie nooit vergeten. Wie Steijn Parvé alleen als inspecteur en school-nan schetst, levert onvolledig werk. Als mensc'i was hij niet minder belangwekkend en innemend dan ernstig en onvermoeid als rmbtenaar. Doch grooter is het besef van het verlies, dat Nederland door zijn dood geleden heeft.
"Dr. D. J. Steijn Parvé. Amsterdam 13 April.". "De locomotief". Samarang, 1883/05/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 21-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBDDD02:000204052:mpeg21:p002
"Internationale Koloniale Tentoon stelling.". "De locomotief". Samarang, 1883/05/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 21-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBDDD02:000204052:mpeg21:p002
"NEDERLANDSCH-INDIE. Maanstand.". "De locomotief". Samarang, 1883/05/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 21-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBDDD02:000204052:mpeg21:p002
GOUVERNEMENTSBESLUITEN. De bepalingen omtrent den aanleg en het gebruik van telegrafen in Nederlandsch-Indië, vastgesteld bij de ordonnantie van 6 Octoberl876 ( Staatsblad n u . 257) en aaugevuld bij de ordonnantie van 27 Februari 1878 ( Staatsblad n°. 101), zijn van toepassing verklaard op telephoonverbindingen. ( Stbl. 145.) — Met wijzigiug van de bestaaude grenzen tusschen de Regentschappen Tjiandjoer en Bandong, Residentie Preanger-Regentschappen, met name tussehen de districten Djampang Wetan enTjidamar van het eerste en de districten Tjisondari en Bandjaran van het laatste Regenschap, is als grensscheiding tusschen die districten aangewezen: een denkbe"ldige lijn, die aanvangt bij den bergtop Pakoedjadjar, gelegen in de Pasir Kiamis op de grens vau Kandangwesi en Tjidamar, en loopt over de toppen van de Goanoeg Haroeman, Goenoeng Tjajoer, Tanah Beureum, Goenoeng Koeda, Goenoeng Pasekan, Goenoeng Simpang, Pasir Malang, Goenoeng Soemboel en de Goenoeng Boeboet tot aan de Tjihideung, voorts dit riviertje tot aan zijn samenvloeiing met de Tjiboeni en verder het riviertje Tjisaboek, dat van de Goenoeng Missigit komende, ongeveer op dezelfde hoogte insgelijks in evengenoemde valt. ( Stbl. 147.) — Het gewijzigd reglement van de vereeniging „Het Kwitaugsche begrafenisfonds" te Batavia is goedgekeurd gelijk het in het verzoekschrift is omschreven. (Stbl. 139.) Officieele berichten . Bij een besluit van 23 April jl., is door de Regeering goedgekeurd en bekrachtigd de op 10 Maart 1883 te Siboga (residentie Tapanoeli) door Radja Moeda, Radja van Troemon, in den vereischten vorm afgelegde schriftelijke verklaring betreffende de overdracht aan het Nederlandsch-Indisch Gouvernement van het recht om in zijn gebied uit het opium, op welke wijze ook, voordeelen te trekken. — Door de Regeering is bij besluit van 14 dezer bepaald, dat voortaan bij 's lands kas geen stortingsbewijzen meer worden afgegeven ten behoeve van de bij no. 1527 van het Bijblad op het Staatsblad van Nederlandsch-Indië bedoelde inrichtingen t. w. het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen, de Inrichting voor Jongens-weezen te Soerabaja, de Nederlandscb-Indische Levensverzekeringen Lijfrentemaatschappij, de Nederlandscb-Indische Maatschappij van Nijverheid, het Koninklijk Instituut voor de Taal-,Land- en Volkenkunde iu Nederlandsch-Indië, de Vereeniging van den Heiligen Yincentius a Paolo, de Maatschappij van Weldadigheid in Nederland en dergelijken; zullende, ter overmaking van geld ten ten behoeve van die inrichtingen, kunnen gebruik gemaakt worden van de gelegenheid, welke bij sommige landskassen, door den Directeur van Financiën is opengesteld om wissels te nemen tot een bedrag van minstens/ 100.— en betaalbaar veertien dagen na zicht. — Van den Directeur van Onderwijs, Eertdienst en Nijverheid is 'de mededeeling ontvangen, dat de ondernomen artesische boring te Soesoekan- Pamalang (Bantam ) op den 17en April jl. met goed gevolg beëindigd werd. De boring geschiedde njet eeu toestel» ontworpen
volgens de plannen van den Hoofdingenieur belast met de leiding van het grondpeilwezen J. A. Huguenin, en werd in minder dan een maand voltooid. Eene scheikundige analyse toonde aan, dat het water van goede quaiiteit was, en na bekoeling de smaak niets te wenschen overliet. Op 0.50 M. boven den beganen grond afgetapt, verkreeg man 50 lieters water per minuut nlzoo eene heeveelheid meer dan voldoende voor 1 caal gebruik. — De Resident der Westerafdeeling van Borneo bericht dat eene prauw, afkomstig van Se* rawak, op reis van daar naar Serasan en Tambelan, ten gevolge van hevigen wind en de daardoor veroorzaakte hooge zeeën, is vergaan. Yan de bemanning, welke uit twee Maleiers eti zes Chineezen bestond, werden 4 der laatsten gered, die al zwemmende of drijvende op eene plank, te Poeloe Seroetoe aankwamen en van daar al weder zwemmende naar Poeloe Boesoeng (of Boeroeng) overstaken. — Wegens het vertrek van deu Heer F. De Rijk, Consul van België te Soerabaja, zullen gedurende zijne afwezigheid de consulaire zaken aldaar werden waargenomen door den Heer P. F. Blavel. Bijlagen . In de Jav. Ct. van jl. vrijdag zijn o. a. als extrabijvoegsel opgenomen de statuten der naamlooze vennootschap Kina Maatschappij Tjimonteh en de Regenwaarnemingen op de Buitenbezittingen over Febrauri 1883. Atjeh-rapport . Het van den Gouverneur van Atjeh en Onderhoorigheden ontvangen politiek verslag over het tijdvak 21 April tot en met 3 Mei jl. bevat o. a. de volgende berichten. Tegen de benden van T. Njac Hasan werd over het algemeen een afwachtende houding aangenomen, in de verwachting dat ten gevolge van de groote moeielijkheden, die het proviandeeren van een zoo talrijke menigte volgelingen moet opleveren, de bendehoofden hun strijdkrachten eerlang, althans ten deele, zullen zien verloopen. Een bericht dat de Atjehers in den nacht van den 27sten op den 28en April in de Ylste Moekims, en welbij Senangri, dicht bij Oleh-leh, loopgraven maakten had het u'trukken van 2 colonnes, één uit Oleh-leh en één uit Kotta-Radja over Ketapan Doewa tengevolge. Het bericht bleek echter onwaar te zijn. De vorenvermeldc bewegingen e;i de uitgestrooide geruchten van voorgenomen aanvallen, schijnen te moeten worden toegeschreven aan Njac Hasan's verlangen om in zijn zelf gekozen stellingen in een voor hem gunstig terrein en te midden eener hem genegen bevolking te worden aangetast. Toen echter aan dit verlangen steeds niet voldaau werd, veranderde hij, blijkens in den morgen van den 2den Mei ontvangene berichten van tactiek. Een gedeelte zijner benden bezette Pakan Badak en hij zelf verscheen aan het hoofd van circa honderd man plotseling te Djenpit in de onmiddellijke nabijheid van onze versterking te Kepan Doewa. Een tegen hen afgezonden colonne ontmoette niets maar werd op den terugtocht, hoofdzakelijk van uit de kampong Lamhassan, beschoten, waarbij zij 7 gewonden bekwam, waaronder 2 zwaar, allen mindere militairen. Den 27sten maakte Njak Hasan zelf aan het hoofd van 200 man een korte verschijning iu de XXII Moekims; met welk doel bleef onbekend. Volgens belicht zou hij Tengkoe Di Tirou hebben uitgenoodigd om met zijn volk naar de IV Moekims te komen, doch van dezen het antwoord ontvangen hebben dat diens aanwezen te Moeroëe dringend noodig was. Toekoe Tjoet Machmoed, Hoeloebalang der VII Moekims, meldde dat Njaq Hasan gaarne de IV Moekims zoude verlaten, maur dit niet doen wilde alvorens eenig succès behaald te hebben. Onderhoorigheden van Atjeh. Verschillende gedeelten van het land waren nog in handen van den vijand, die er thans naar streefde Toekoe Tjihik van Samalanga zijdelings afbreuk te doen door het pinang-product der in het gebergte gelegen aanplantingen, over Merdoe (Koeala Alim) te doen afvoeren. Om dit te voorkomen, werd de uitvoer van pinang uit Merdoe verboden. De onveiligheid te Melaboeh (afdeeling Westkust) bleef voortduren. Van tijd tot tijd werd de aanwezigheid van vijanden "aangekondigd door eenige schoten op de passer, welke echter geen schade toebrachten. De 27<»n April werden eenige landbouwers door maraudeurs overvallen. Een patrouille der passerbevolking rukte uit, en verdreef een tiental dier lieden, nadat over en weer eenige schoten woren gelost. De gezondheidstoestand in het geheele Gouvernement was gunstig. Nopens den aanval op den pasar Atjeh te Oleh-leh — zie het nummer dezer Courant van 8 dezer —werden nog onder dagteekening van 3 Mei de volgende meer omstandige mededeelingen ontvangen: Gisteren namiddag even over half zes, verscheen plotseling een bende van pl. m. 20 gewapende Atjehers midden op pasar Atjeh, waar zij stuitte op de toevallig juist dien dag daar geplaatste militaire wacht, onder kommando van den lsten Luitenant Mac Leod. Zooals later bleek was zij langs een weg van Lampagger uit de IV Moekims over de lagune gekomen. De voorste der bende schoot onverwachts op genoemden Officier, gelukkig zonder te treffen, maar werd terstond door den sergeant der wacht afgemaakt. Hierop begonnen de overige Atjehers te vuren en trokken zij hunne klewangs. De toeschietende wacht wondde er enkele met bajonetsteken, doch nam daarna positie in de missigit, waarop een vuurgevecht tusschen haar en de bende ontstond en twee militairen vrij ernstig gewond werden. De bende begon al spoedig te retireeren naar denzelfden kant van waar zij gekomen was, doch achtervolgd door de mililaire wacht, die belangrijke versterking had ontvangen. De Controleur Van der Lith was op het hooren van het vuur toegesneld met pradjoerits en vrcezende dat andere vijanden bij het station zouden doorbreken, vatte hij niet ver van daarpost. Hij zag menschen onder de huizen bij de lagune loopen, die op de onzen vuurden, en liet toen op hen salvo's geven. De troepen, die den vijand vervolgden tot aan de brug over e lagune stuitten daar op een groote massa vijandelijk volk, welke, na eenige salvo's, op de vlucht sloeg. De aanvallers lieten twee dooden achter (een op de passer en een daarbuiten), verder een geweer, een patroontasch met ruim 60 beaumontpatronen en een klewang. Het gerucht datgNjac Hasan tengevolge van bekomen wonden zou gestorven zijn, bevestigde i:ich van verschillende kanten, hoewel het nog door enkelen werd tegengesproken. Zijn benden bleven in het veld, maar schijnen zich verdeeld te hebben over de IV en de VI Moekims, en in de 26 Moekims, achter Toengkoeb en bij kwala Atjeh. Volgens mededeeling van Toekoe Tjoet van de VII Moekims slecht gezind zijn en van de bevolking von de IX en VII Moekims sou, de bevolking vau de IX ea VJj Moekijas
slecht gezind zijn en van de Kemala-partij wapens hebben ontvangen. Den 8iten werd het transport Oleh-leh—Boekit Seboen, dat eene dekking had van 400 man lufanterie en twee stukken geschut, door de Ujehers beschoten. Deze waren bij deze gele. enheid veel minder driest dan vroeger en bleien op een grooten afstand. Verder werden ienzelfden dag eenige prauwen van den aan: emer ter hoogte van de Kwala Atjeh geroofd, vaarbij een der opvarenden zwaar verwond werd. De prauwen, die geen lading in hadden, werlen later achterhaald. Personalia . Bij het exameu van derden com:tiies voor den post- en telegraafdienst is geslaagd de heer J.- de Nijs. — Naar men vermeent heeft de referendaris iiij de algemeene rekenkamer Leidelmeijer verljnging van binnenlandsch verlof aangevraagd en zal na het verstrijken van dat verlof 's lands dienst met pensioen verlaten. — De klerk bij het departement van justitie tf. B. Bonte is benoemd tot onder-commies der le klasse bij den dienst der Staatsspoorwegen te Buitenzorg. —Een buitengewone belooning vau ƒ 200 is toegekend aan den onder-opzichter der le klasse bij de Staatsspoorwegen J. Jansen, voor betoonden buiteugewonen ijver bij de afwerking der gebouwen tusschen Soekaboemi en Tjiandjoer. (Bat. Ilbl.)
Uit Blora wordt bericht dat de eenigst overgebleven tabaksindustrieel in die afdeeling in de volgende maand ook al zijn zakeu aan den kant gaat doen; de onderneming Bjepon, reeds zoo lang te koop aangeboden, wordt nu vermoedelijk onder den hamer gebracht. De laatste onderneming ( Ma/o) in het Bodjonegorosche werd in de vorige maand opgedoekt en in de afdeeling Toeban sloopt men de eertijds zoo gunstig bekende onderneming Maibit-, de tabaksindustrie in de residentie Rembang dreigt alzoo geheel en al te zullen verloopen. ( Soer. Ebt.) Uit Batavia schrijft men aan de Soer. Ct.-. Van geachte zijde wordt ons verzekerd dat het Leger-bestuur + egen het zenden van het 10 Bataljon naar Atjeh was, waarschijnlijk omdat op dat tijdstip de berichten uit Balie minder gunstig luidden en het zou kunnen gebeuren dat derwaarts troepen moesten gezonden worden. Zond men het 10 Bat. weg dan bleef er nie + s over} want het 9de bataljon, dat alhier in garnizoen ligt, is niet voltallig terwijl het eerste depotbataljon niet geschikt is om uit te rukken. Het leger, voornamelijk het wapen der Infanterie, is alles behalve in zijn schik met de bt • noeming van generaal Pfeiffer tot kommandant van hat Indische leger. Generaal Pfeiffer is afkom tig vtu het wapen der genie, en het is steeds voor de Infanterie een doorn in 't oog dat een officier van een ander wapen aan het hoofd staat, omdat de belangen van het wapen der Icfanterie, het hoofdwapen, niet genoegzaam daardoor behartigd worden. Deu generaal Pfeiffer kan zonder eenige twijfel, geen bekwaamheid ontzegd worden, maar men is echter bevreesd dat hij te meegaand zal zijn, waaraan zijn voorganger de generaal Boumeester ook schijnt geleden te hebben en waaraan hij ook grootendeels zijn snelle bevordeiing te danken heeft gehad. Do generaal Auffmoitb, thans kommandant der 2e mil. afd. op Java, moet thans volgens usance chef van de II afj. van het Dept. van Oorlog worden en zal dus overgeplaatst moeten worden naar Batavia. Men zegt echter dat Z. H. Ed. G. die betrekking niet aanstaat en men verwacht dan ook dat hij pensioen zal aanvragen. Toeristerij . Dr. Georg Seelhorst, die als sercetaris van den Duitschen commissaris de wereldtentoonstelling te Melbourn e in 1881 meemaakte, heeft een boek uitgegeven, waai in hij Australië beschrijft en als aanhangsel bijzonderheden meedeelt omtrent een reisin Siak (Australië in useinen Weltamstellungsjahren 1879—81. Augsburg 1882). Hem was in Australië zooveel over Java verteld en zoo dikwijls gezegd dat dit eiland veel interessanter is dan Britsch-Indië, vooral met het oog op tropischen plantengroei dat, hij besloot zijn thuisreis over Batavia te maken. En spijt heeft h'j er niet over gehad. De boot, waarmee hij landde, was van een zonnetent voorzien, het hotel der Nederlanden was zeer genoegelijk, de prachtige plantengroei kwam al schitterend uit in de tuinen rondom de hooge en luchtige huizen, de wegen werden voortdurend besproeid door hoogst praktisch ingerichte emmers, maar de voldoening kwam eerst recht, toen hij uit de warande van het hötel Bellevue te Buitenzorg het bekende uitzicht genoot. Zoo iets hadden hij en zijn reisgenooten nog nooit gezien, en evenmin een plantentuin als die bij het paleis van den G.-G. Ook het Museum te Batavia vond hij zeer merkwaardig en onder de volksgewoonten viel hem op, dat volwassen mannen vliegers oplieten. Als mineraloog werd hem opgedragen in gezelschap van den heer Philipsen in het binnenland van Siak een onderzoek te gaan instellen naar het al dan niet aanwezig zijn van tin in de streken, eenige jaren geleden aan den bekenden heer von Hedemann ter exploitatie afgestaan en spoedig door deze weer verlaten. De reis duurde van 3—28 Augustus 1881 en het resultaat van het onderzoek was gunstig. Aan het slot van het boek betuigt de schrijver zijn dank voor de vriendelijke wijze, waarop hij overal in Ned. Indië werd ontvangen. Waarschijnlijk zal de heer Verschuur, die onlangs zijn Reis om de wereld uitgaf, die vriendelijkheid daaraan toeschrijven, dat Dr. Seelhorst een buitenlandsch steenenzoeker en geen Hollandsch toerist was, maar anderen zullen zeggen, dat een bescheiden, wetenschappelijk man overal meer welkom is dan een reiziger, die zijn hoogsten roem vindt in het „eenvoudig toerist" zijn en zijn komst op Java als een gewichtige gebeurtenis beschouwt voor de lieden, die hij wel met zijn gezelschap wil vereeren, zonder dat dit gezelschap eenige vergoeding geeft voor 's mans eigenwijsheid eu belachelijke pretenties. Soer. Ct. Sic transit gloria mundi . Deze spreuk is helaas volkomen toepasselijk op de afdeeling Blitar, die, eertijds zoo welvarend, als een voorbeeld werd aangehaald waartoe partikuliere industrie in staat is. In den bloeitijd dezer afdeeling werd berekend dat er per dag p. m. ƒ 100.000 in aangeteekende brieven per post verzonden werd aan het adres van de verschillende tabaksondernemers. Dat geld kwam voornamelijk in handen van de Javaansche bevolking. De tabaks-ondernemingen zijn sedert lang opgedoekt, de bevolking is tot armoede vervallen; van de weleer zoo groote welvaart bestaat geen spoor meer; op de passers gaat niets om: de Ko'.ta Blitar is als uitgestorven. Soer. Ct. Uit Kediri schrijft men aan de Soer. Ct.: Onze resident heeft de verschillende afdeelingen bezocht en schijnt met het gewest, onder beheer, »ogal ingeuope» te «p,
zijn voorganger, de uitstekende resident )) Meyer, die weieens geducht kon brommen, i ti . ' ean edel, voortvarend hoofd was van gewestei "! Uestuur, heeft geen Augiasstal nagelaten, M ... echter niet wegneemt, dat hier nog niet al ' iu het reine is. In het district Pakkis, zijn dezer da<.. fcll 50 bouws rijstvelden, toebehoorende aan 1 ■ lesa's, vernield door de toemoh poeser, teil soort van padiluis welke zich dermate \, menigvuldigt, dat, binnenkort, de haln. van alle aangrenzende sawahs zijn leeg , vreten. Gelukkig dat de rijstoogst in un ,j •ifdeelingen goed is geslaagd en er overviel '■eerscht aan tweede gewassen. De weinige tabaksondernemingen, welke zie'i l.ier staande hebben gehouden, beginnen, dm r ie laatst behaalde prijzen van den oogst 18S^ weder op dreef te komen. Het werd dan oi.(, tijd. Ook zij zullen ondervinden, dat de aau. houder wint, door weldra het geleden verlig •/ ich tienvoudig vergoed te zien.
Tjapdjiki . Vroeger (wellicht ook nu no r ; schrijft men aan de Soer. Ct., was het te Bai a . via de regel, dat bij het tjapdjikiespel de bt,,. kier, na gedane inzetten door spelers, uit ee t groven linnen zak, waarin 12 plankjes of blo;,, jes (waarvan 1 met een rood en 1 met ee u uit geschilderde pop, een koning voorstellendt en 5 rood, 5 wit geschilderde printjes) zich bc vonden, er één uitnam, zijnde het winnende mimmer. De bankier had onder de spelers eu toeschouwers agenten, die hem met teekeos deden weten, op welke nummers hoog werj gezet, en dan kou de bankier, door oefening daartoe in staat gesteld, op 't gevoel af eeu nummer uit den zak grijpm, welk natuurlijk niet dat was, wa.rop groote sommen waren ingezet. Soms week de bankier uit politiek, om de spelers niet te ontmoedigen, van deze slinksche manier van grijpen af en verwekte daardoor geen achterdocht. Maar die afwijking vond zelden plaats en men begrijpt wel, boe groot de winsten van den bankier (pachter) van het spel moeten geweest zijn, om voor Batavia alleen ruim 3 ton pachtschat te kunneu betalen, afgescheiden van de vele uitgaven voor personeel, fooien, cadeaux, huur van lokalen, het laten spelen van waijang te zijnen koste, enz. Trouwens de kansen voor den bankier bij het tjapdjikiespel zijn grooter en beter dan bij het rouletspel. Ik heb het hiervoren medegedeelde persoonlijk meer den eens opgemerkt, toen het Europeanen en daarmede gelijkgestelden nog vergund was dicht bij de speeltafels te staan en zelfs mede te spelen. Bij een dier gelegenheden verloren 3 Europeanen in nog geen twee uren tijd meer dan ƒ 1200; de hoogste inzet was zestig gulden op een kaart. Het late uur belette hen nog meer te verliezen. Ter politierol werden heden veroordeeld wegens diefstal Koen Tjoong tot 3 maanden Seman tot 1 maand en Djasie Din tot 14 dagen d. a.; wegens het binnendringen van eens anders huis en beleedigen vau de vrouw des huizes hadjie Mohamad Semail tot 3 maanden d. a.; Taselim wegens een opiumperkara tot 2 maanden d. a. Muziek , de gewone muziekuitvoering op het Paradeplein kan hedenavond niet plaats hebben omdat het corps te spelen heeft in de cautine. Onvoorzichtig . Zaterdagmiddag sprong op Karangtoerie een Chinees uit den tram, nog voordat deze geheel stilstond. Het gevolg was dat hij neerviel en zijn rechterelleboog verstuikte. IJlhoofdig . Gisternamidddag is van Djokja na:r het Militair Hospitaal alhier overgebracht de heer S., dio in den laatsten tijd aan ijlhoofdigheid leed. Opiumaanhaling . Een belangrijke aanhaling werd gistermorgen door den ambtenaar B. ge- j daan. Aan het strand van de desa Siemongan , vond hij bij twee inlanders 42 darmen, inhou-1 dende 615 thails geprepareerde opium. Een? der twee smokkelaars ontvluchtte. Boof . Een inlandsche vrouw, die gistermorgen van de passer naar huis wilde gaan, werd op de aloon-aloon door een kadet van haar geld, ƒ 7.11, beroofd. De dief koos, achtervolgd door eenige op het hulpgeschreeuw der vrouw toegeschoten inlanders, eeu wijkplaats in de Misigit, doch werd er gepakt. Wraak . Een Javaansche bediende van den Chinees Po Gan Soei, zekere Troenodongso, gaf voor dat hem een paar zilveren soebings, 30 stuks zilveren knoopjes en een kris waren ontstolen en ging met behulp van den inlandsehen schrijver van een wedana, 3 loerahs en 2 kadjinemaus zelf huiszoeking doen bij iemand, dien hij beweerde te verdenken. Onderwijl werd evenwel door sommigen gezien dat de quasi-bestolene zelf 2 pandbrieven verstopte in het huis, waar men aan 't zoeken was.— Reeds Zaterdagmorgen moet hij de beide brieven aan zekeren Npbidin hebben gegeven om ze bij den ander te verstoppen tegen belooning van ƒ 5. Troenodongso zou daartoe slechts gehandeld hebben onder den invloed van zijn meester, die zich op den Javanu wilde wreken. Het Semarangsche wachtschip heeft heden, naar wij vernemen, de kali verlaten en is op de reede voor anker gaan liggen. Van heden af zal het avondschot van het wachtschip weer worden gelost. Vliegerspel . Tot hoeveel gevaren dit spel, op de wijze als het in Indië wordt gespeeld, aanleiding geeft, is reeds vroeger opgemerkt. Ook hier te Semarang trekt dit de aandacht. Zoo zaten dezer dagen in de Bloemstraat eenige Europeesche kindereu daarbij op de daken der huizen, tot schrik van de buren. Bovendien maakten zij het dienzelfden buren, die ieder oogenblik vreesden dat er een naar beneden zou tuimelen, nog lastig door met steenen te werpen. In de Konijnenstraat is gisteren door een dogcart de steenen bank van den heer A. aldaar stuk gereden. Ter bezichtiging . Heden was in het lokaal der Loge te zien de keurige teekening van de Fröbelschool alhier, bestemd voor de Koloniale Tentoonstelling, die met de Koningin Emma wordt verzonden. Morgen en overmorgen van 8 tot 1 uur zal zij nog ter bezichtiging zijn in het residentiekantoor, in een der lokalen van den Eerstaanwezend Ingenieur. De teekenaar is de heer F. Wind, opzichter bij de B. O. W. Teruggevonden . Met genoegen zullen veleil vernemen dat het geld, eenige dagen gekden naar wij meldden den heer controleur B. ten iesidentiehuize ontstolen, terecht is. Eenig* verdenking koestetei;de omtrent een zijner vroegere bedienden, Moro, die te Goeboek woonde, had de heer B. aldaar inlichtingen ingewonnen omtrent de levenswijze van dezen javaan eu hem was meegedeeld dat het jonge menseh als een heer leefde, lekkere sigaren uitdeelde aan wie ze maar hebben wilde, er een dur® mstoesse nahield, eusoovooit. Dat doof
, m ededeeling de argwaan niet verminderde ? s vrij duidelijk. Bij de dame, die naar het zeggen der desa■ hem haar genegenheên wijdde, werd daarom huiszoeking gedaan. Men vond er een groote som. j e de dame beweerde, van een Chinees ten ujgchenke te hebben ontvangen; welke rare rhiuees zich evenwel tegenover haar aan zooV ige mildheid had — schuldig gemaakt, verVoos" M niet te zeggen. Het was trouwens 0 k niet noodigmeer; want bij een vriend van °i vroegeren bediende, Kartodjojo, in de v.mnrt"" Pielan Wettan, vond men in den * d begraven, de rest, ruim ƒ 1000. Er rog slechts weinig van verteerd. De ^é'ldtr'uimel was reeds door den schout V. |j it (j e kalie van Depok opgevischt. Stoomtram . Naar wij vernemen is heden j oor den resident van Semarang, vergezeld van den resident van Kadoe, Bohl.eu eenige andere autoriteiten, een ritje gemaakt tot den eersten oit voorbij Genook. Het is voor den eersten | £ e er dat op die lijn met een personenwaggon ZS 1 worden gereden. F ha NSCHE opera . Wanneer wij vermelden dat de operavoorstellingen een ruim bezoek blijven trekken, dan constateeren wij daarmee eeu feit, dut zoowel den liefhebbers van een ontspanning al» den operadirecteur genoegen moet doen. Voor de eersten bevat het toch deze troostgrond dat een operettengezelschap, hetwelk Indië bezoekt, altijd ten reden zal hebben om Semarang niet onbezocht te laten. Les „ Cloches de Corneville" is een operette, die zoo geheel in het genre van het gezelschap de) heeren De Greeff valt, dat men reeds bij voorbaat een goede opvoering kon verwachten. . u»t deze wellicht eenigsr.ins beneden die yerfvachting is gebleven, hoewel zij nog altijd zter dragelijk mocht geheeten worden, is niet te wijten aan de hoofdpersonen. Mlle Poitevin had als Serpolette niet minder succes dan Mlle Dormeuil in de rol van Germaine. Menige aria V an de eerste verwekte eeu salvo van toejuichineeu, wij hebben slechts te herinneren aan het 0 p 'verzoek gebisseerde „Nous sommes fraiches ( t rpses" en haar vroolijke actie in het laatste bedrijf. Jiaar evenzeer schitterde Mlle Dormeuil, w ier helder, melodieus stemgeluid voor de klokkenaria als voorbestemd was. „Nous a-vont hélas! mlu d'excellents maitres" was bijzonder goed. Ook Quaiid on lui propose une affaire en Si je n'eta s qu'une servante." Haar soberheid van actie kwam tegenover den overvloed van Serpolette, die trouwens ook meer in haar rol viel, voordeelig uit. Ook de heer Derandin, Henri de Coineville, die goed bij stem wa?, kreeg zijn deel van het applaus, en terecht. Zijn groote aria; „J'aifait trois fois le tour du monde" en zijn duetten vooral met Geimaine verdienden het ten volle. De heer Léonce verwierf met zijn Jean Grenicheux het beoogde lach-effect. Den heer Achard hebben wij beter gezien. Hoewel hij goede momenten had, wa-e er in zijn handeling wat meer leven te brengen geweest. Het ensemble scheen hier en daar een weinig te haperen; misschien dat een pair gezamenlijke repetitie's meer, geen kwaad zouden hebben gedtan. Doch het publiek ging over het algemeen voldaan huiswaarts en dat is al iets. Van het huiswaarts gaan gesproken, — gisteravond was het iets beter; vorige avonden hadden sommigen evenwel een onhebbelijke manier onj als ze zoo ongeveer konden vermoeden dat het stuk weldra uit zou '-ijn, op te staan, met mantels en sjaals te zwaaien en door de opschudding, hierdoor veroorzaakt, anderen te beletten hst laatste gedeelte van de finale op hun gemak aan te hooren en den vertooners dien bijval te geven, waarop zij dikwijls aanspraak hebben.
"GOUVERNEMENTSBESLUITEN. De bepalingen". "De locomotief". Samarang, 1883/05/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 21-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBDDD02:000204052:mpeg21:p002