SÏATION8, Gemongde Trelaaa. T. m. 4 i. m. I r. m gemanng vertrek Broemboeng » ■ • • < ■ Tangoemg 0 . ... . «-h«- [ Sff!:: mm. . . • « • • 0 ■ • • » • • • Gedanga» . ïol&wa . , Sarsng . . Ooeadih . liswasg. . Djeaüle* , I aankomst vertrek , 8.80 8.45 8.5 e.ss S-SS s.»o dooi 10.11 door 10 4b 10,51 11.ÏS doos 1.8 1.8S l.SS «.19 S .84 3.47 S.S3 S.1Ü «.13 8.» 4.8 4,88 i.êi SOEBAKABTA en DJOKDJOKAETA. STATION 8. % v .m. 4 v. m. S v. m. 7 V .M, Salsm . i Kalis-Oiie. Solo. . . Poarwodadie Dslsngot , Tjepper. . Klattca. , Srowat . . Branbaxaa. Kslassaa . Djciaia. , g vertrek . , » c I aankomst. ' g vertrek . ISaSikOMSt. rertïsk . ■ < ■ • » ■ • t < . sanksmit. 7.14 7.34 7.50 9.8 8.24 8 .80 8.47 8.8 9.18 8.88 11.40 11.56 18.14 1S.88 1* ,47 1.8 1.80 1.88 3.48 1.55 8,8 8,17 $.S4 KJ S,S8 5.43 S.SB 8.S5 4.1 4.17 4.8$ 4,41 4.58 5.18 1.87 M7 V*n DJOKDJOKABTA emi SOEIAKAETA, KEDONG-DJATTI en SAMABANG. Ytn WILLEM I naar KEDONG-DJATTI. STATIONS. Gema? ede Tnlnaa. 1 v.m. Djokdjo. . KaUstaa . Btarabao.»!",. 8rairo4 . . Klaitsa. ■ Tjeppar. . De'togos . Paersrod&dle Solo. . o Kalia-Qsso. Salem . . , vertrek . ■ a , » • . » . % aankomst. ' | Tartrak . > » • > « • B ' • jf aankomst ' | veïtrek . S.50 7.17 7.8® S i 8 V.». v. sa, V. BS, 7.14 10.11 IJS T.S7 11.» ■ S,4? ?.J1 11.90 4.S S.S 11.81 4.17 1.10 11.43 4.81 os 11.48 4,17 8.4,7 IS.® 4JI 5,3 18JS 8.14 ï .81 18.4S S.48 9.SI 18.48 1.10 1.8$ 1.S0 STATIONS. gemengde tt»!»*». Bjenkilom . , vertrek . Lawang... » - ... 8 aas komst sc«aik. , . Sering ... » . Telawa... i . Sedangaa , , » , Padsa ... * . j rir'. Taagaaag . . » . Brosmbasisg . > . Samaraag . . aankomst. l v. m, 3 1, SS. S V. M. • < 1M dost • < S,S 8.8 1 6 8.81 Mé • • S'41 S.40 • 8 8.1 door o e 5.SC $.18 * • ?.40 daas 0 • 8.5S 8,40 • • I0.S 8.49 • • 10.18 5,88 8 9 10.4S 4,81 11.7 i.il • • 11.84 i.i 8 v. a. STATIONS. | Gemengd* Trein. | 1 vsorml^dage. Willem I tiiiïtk . . . Tsaataag ■ < • • • • * • • > Brlngin ...... c . * ■ • • eogodalssi ' • • • ïemyoerwt....... » ... Ksdssg-Djaiti aaikorad . . 7.1$ 7.88 8.S9 $.31 8.8 MO Van KEDONG-DJATTI naar WILLEM I. STATIONS. Gtame&gds Trein, S voormiddag». Sogsdalsm # , . . 10.15 10.SC 11.1 11.84 18.18 18.80
De locomotief
- 03-02-1877
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Geen auteursrecht. Er rusten geen rechten meer op dit object.
- Krantentitel
- De locomotief
- Datum
- 03-02-1877
- Editie
- Dag
- Uitgever
- De Groot, Kolff & Co
- Plaats van uitgave
- Samarang
- PPN
- 400383802
- Verschijningsperiode
- 1863-1956?
- Periode gedigitaliseerd
- 27-2-1869 - 30-6-1903
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Koninklijke Bibliotheek
- Nummer
- 29
- Jaargang
- 26
- Toegevoegd in Delpher
- 13-04-2016
Nederlandsch-Indische Spoorweg-Maatschappij, Lijn Samarang—Vorstenlanden—Willem I.
De strijd van Turkije en de Moliamedanen in Indië.
JS? England and Isl&m.— Fr. of India 1877. The Indian Mahometans. — Globe, 1876 The Mahometan petition from Calcatta. Home News, 22 Dec. 1876. Heeft de oorlog, dien Turkije te voeren heeft, eenigen invloed op de stemming der Mohamedanen in Britschen in Nederlandscli-Indië ? De vraag is stellig belangrijk genoeg om besproken te worden. Onder de Engelschen is de publieke opinie gewijzigd. Toen Keizerin V ictoria onlangs door Mahomedanen om handhaving van het Parijsche tractaat, en dus om Turkije's integriteit werd gesmeekt, verkleinden velen in Engeland dien stap, door het vermoeden te oppe xen, dat het adres eer een Westersche, dan een Oostersche herkomst verried. „De stem is J acobs stem, maar de handen zijn E sau's handen," heette het. Naar de bewoordingen van het adres te oordeelen, zeide een der bladen, is het „curieuse document" wellicht door een verdediger van Lord B eaconsfjeld gesteld. Het verwijzen naar de „beweerde wreedheden" in Bulgarije, zooals die door „onverantwoordelijke en bevooroordeelde personen" vermeld zijn, en meer andere eigenaardigheden en uitdrukkingen in het adres, moeten aan een redevoering doen denken, door het hoofd van het Engelsche ministerie of een zijner partijgenooten uitgesproken. Sir G eorge C ampbeli , een erkende autoriteit, verklaarde dat de Sultan volstrekt niet meer met denzelfden eerbied als in vroeger tijden werd behandeld, en dat de Mohamedanen van Indië zich om het lot der Porte weinig bekreunden. Maar ternauwernood
was die verklaring gepubliceerd, of een in Engeland tijdelijk woonachtig Muzelman kwam daartegen op met de bewering, dat zijn geloofsgenooten in Indië levendig belang stelden in de gebeurtenissen van oostelijk Europa, en ternauwernood was dat gedaan, of er verscheen in de Times een correspondentie uit Calcutta tot bevestiging van hetgeen de Mohamedaan te berde had gebracht. De correspondent had laDgen tijd met Sir G eorge Campbell aan de mogelijkheid geloofd, om de Oostersche quaestie op te lossen zonder de sympathiën der Indische Mohamedanen in aanmerking te nemen; hij bekende thans, gedwaald te hebben : „de Mohamedanen van Indië leggen meer belangstelling in Turkije's lot aan den dag, dan ik ooit vermoed had. De crisis wordt door hen met veel deelneming gadegeslagen, en zonder twijfel zou de verdrijving der Turken uit Konstantinopel door vele millioenen van onze mede-onderdanen als een ontzettende ramp en vernedering worden beschouwd." Die meening is thans in Britsch-Indië vrij algemeen. Verwonderlijk mag men 't heeten, dat het ooit anders is geweest. Men heeft het Mohamedanisme als uitgeput beschouwd, en wanneer men aan de ontwikkeling van den Islam eenige ernstige opmerkzaamheid had besteed, waartoe toch ook in de laatste jaren de teokenen des tijds nadrukkelijk vermaanden, dan zou men overtuigd zijn, dat het een godsdienstvorm is, die op groote schaal bekeerlingen werft, die op wereldlijk en geestelijk gebied een zeer grooten invloed uitoefent, en waarvan de veerkracht, de werkzaamheid en de levensvatbaarheid met den ouderdom toenemen. Zijn leiders kunnen over verbazingwekkende stoffelijke middelen beschikken, en het fanatisme is hun een bron van ontzettende kracht. Zij prediken den Heiligen Oorlog, en hun volgelingen gelooven dat daardoor de wil van God wordt volbracht, en de gunst des Hemels
wordt verkregen. Indien, zeide een Mohamedaan in Britsch-Indië, indien Turkije thans zijn geloofsgenooten opriep, om een Heiligen Oorlog te voeren, dan zouden duizenden van de onkundige en ongeletterde Islamieten van Hindostan vol geestdrift het martelaarschap aanvaarden, en hun eigen land verlaten, om in den stiijd tegen de ongeloovigen ellende te verduren. De Home News meent dat Engeland op grooter belangen heeft te letten dan die der Mohamedanen in Indië: die Mohamedanen, meent zij, kunnen niet verwachten, dat Engeland, alleen om hun geloofsijdelheid te voldoen, weigeren zal de handen van Turkije af te_
trekken: indien hun trouw aan de Eegeering alleen ten koste van Engelands eerbied voor zichzelf te verkrijgen is, dan zou het zeer verkeerd zijn, daarvoor dien prijs te besteden. En de Times toont dezelfde, althans nagenoeg dezelfde zienswijze te zijn toegedaan. Spreekt daarin geen overschatting van eigen kracht? Engelands heerschappij over Indië ging tot heden samen met Engelands bescherming van Turkije's integriteit. Engeland zelf nu moge zijn houding jegens Turkije alleen verklaren door zijn bezorgdheid voor het Europeesche overwicht, en door zijn wensch om den weg naar Indië veilig te doen blijven, de Mohamedanen in Indië zouden het een verloochening van het verleden, een woordbreuk achten, indien Engeland ophield, het hoofd van hun godsdienst, den Sultan, in bescherming te nemen. Dat doet ter zake alles af. Het gewicht van de meening is hier niet haar juistheid, maar haar algemeenheid. Veertig millioen Mohamedanen zullen verontwaardigd zijn, indien Engeland Eusland toelaat Stamboel te bemachtigen, zullen ten diepste gekwetst zijn in hun godsdienstig gevoel, zullen wraak roepen tegen hetgeen naar hun overtuiging een schandelijke trouweloosheid is, en zullen wraak nemen. Heeft Engeland zich daarom niet te bekreunen wellicht ? Van dorp tot dorp en mond tot mond, zegt de Globe, vliegt tegenwoordig met onbeschrijfelijke snelheid de tijding, dat het Hoofd van den godsdienst bedreigd wordt. Voorheen zou de mededeeling weinig belangstelling hebben gewekt; voorheen was het in Britsch-Indië, zooals het thans nog op Java is. Ook hier werken hadji's en anderen om de sympathie voor Turkije op te wekken; wordtin messigits en langgars voor de zegepraal van Turkije gebeden, en worden brieven en bladen uit Stamboel verspreid om de geloofsgenooten op te roepen tot hulp met hun beurs of hun arm, maar dat alles maakt thans nog weinig indruk op het s o e s a h -schuwe volk. Langzamerhand zal ook dat verkeeren. Langzamerhand zullen de Mohamedanen op Java de hand reiken aan de Mohamedanen in BritschIndië, en dan zal de Nederlandsche Eegeering de heillooze vruchten plukken van haar werkeloosheid ten opzichte der hadji's. Wat Britsch-Indië reeds waar te nemen geeft, is nog slechts een voorspel.—
Overzicht van artikelen uit Indische bladen.
Oader hst opschrift „De Kamer vin Koophandel van Bombay en de Onderkoning van Britsch- Indië", treadt hot Alg. Bagbl. v. N. I. ia zijn 22e nommer in bsschouwingan over een audientie van eea Commissie van zes heeren, vaitegenwoordigeuda genoemds Kamer, btj Lord Lytton, gelegenheid dat dese onlangs op ïjjn rek naar Delhi eassige dagen te Bombay vertoefde. Het blad wijst hiermede vooreerst: op het verschil ia bahaadeiing vaa zïken en ia publiciteit tusechen Britsehen Neder!aüdscb.-Indië bastsands, en ten andere: op twee alstoen ter tp.-ake gebrschte onderwerpen, „welke ook voor ons niet zonder b ,lang lijn". Met oplicht tot het eerste punt deelt het mede, dat „volgens echt BagelecUe gewoonte" overal, waar de Oude?, koniag kwam, coinmisiiëa eu daputatiëa hare opwachting b(j hsm gingen maken, om aan hem hotisjj welkomstadressen aa« te bieden, Kets 1 ] wensclisn en beschouwingen over plaatselijke of alg-.meene belangen mondeling voor te dragen. „Zulke audienties" — zegt 't — „dragen onder Ea„gelechan het karaktsr esner wederzijdsche bespreking" en „eon Eigeitcli staatsman he?ft geleerd den burgers, die hem „komen onderhoudsn over onderwerpen van algemeen be„lang, te woord ta st&an en da regeerirsgsopvattiag om„trent de te beide gebrachte puston eeuigsiins uitvoarig voor „de vuist uiteen te zetten". Ztjn echter nadere inlichtingen floodig, dan wordea ze op schrift gevraagd; bestaat er bezwaar tegen hot verlangen, dan wordt 't genoemd „en „over de groote quao«tias van den dag varzu ; mt de aangesprokene Ktïgeeriagspersoon zeker niet het terrein dor >1„gtmjenheden te verlaten". Misschien bestaan ook elders mondelinge ged&chtetawitsalingen met hooge Regeeringspersooen, maar wat het ldad „bijzonder aan Eageland en Engelsche nederzettingen eigen," vindt, is „da publiciteit", die dergelijke besp okicgeu genieten en waardoor deze „een grooter belsrg" verkregen, krachtens de oude waarheid: manent. Nu vergelijkt het blad dien toestand met den onzen tcripta
Nederlandsch-Indië, en zegt 't: „wij zfln hier nog ver daarvan af," want, zou 't hier als eau „indiscretie" worden aangemerkt „ta verklappan, wat de Gouverneur-Generaal op „eea audientie gezegd had", da Landvoogd zalf zal gewosnHJk weinig meer zeggen, „dan dat hij het Opperbestuur in „eene of andere richting zsl adviaeeren", en dit nog wal alléén in 's geval, dat hfl een gunttige ontvangst van ïtjn advies voorziet. Doch, — zoo gaat het blad vc-oit — kant zich „da algeb.ecle afhankelijkheid van het moederland" hier tegen da badoalde publiciteit, deze zou, in 't leven geroepen, „zelve een spaak in het wiel kunnen worden van „het raderwerk, dat do groote veer te 's Graveahage met „de wjjzers hier te Batavia rechtstreeks verbindt."— Wat het tweede punt betreft, gelden die onderwerpen in de eerste pliats: „de zilverquaestia", waaromtrent echter de Bjmbiyjche handelaren „op een ander standpunt" staan dan da publieke opisie alhier. Terwijl hier niemand afksurt, x dat onza regeeiicg in tijds door da beperking „der sanmunting van onze zilvermunt gewaakt heeft tegen „depreciatie dier munt, ten gevolga der waardevermindering „van het zilver", heeft ginds de Kamer van Koophandel van Bombay bet basluit dor Britech-Indieche Eegeering toegejuicht, om huar „politiek van werkeloos toezien niet los te laten". De exporteurs uit Eogtlsch-Indië, zegt 't blad, hebben bij den hoogen koers op Londen geprofiteerd, „doch het publiek, dat da uit Esgdand geïmporteerde waren gebruikt, en „de ambtenaren, die in gadepreciësrd zilver uitbetaald wer„den, hebben er oader geleden." In de tweede plaats : „de klacht, dat het opperbestuur in Engeland de bekngen der Koloniale industrie en van den Kolonialen handel niet in het oog hield, door bij voorkeur de betoodigdheden voor Gouvernement* inrichtingen in Indië uit het moederland uit te zenden." Hoezeer ia Ned. Iudië nog geen industrie van beteakenia bestaat, herinnert het blad evenwel aan de herhaalde klachten van onzen haadel, „dat ook hfö gedurig door da Re„geering voorbijgsgaan wordt ten voordeela van Naderland„sche leveranciers", en acht 't dsa-om da woorden van da depu atiën der Bombsysr-he Kamer van Koophandel ook hier toepasselijk, voorzo jver daarbij wordt aangedrongen , op het volgen van een vast volgehouden politiek, om niat „langer voorraden in Engeland (Nadariand) te koopen, „wanneer de verhsgde artikelen in Indië kunnea bekomen „worden." Wijders is het blad van oordeel, dat da materiëele ontwikkeling der Kolon : ë >, —« Britsch-Iadië als Eigelands débouché en Nad. Indië als Neerland» prodneaarond domein — van het hoogste gewicht is. En sympathie betuigende aan het Bat, Ilandelhl, 't welk de zaak der regeerÏBgainkoopen in Nederland opzettelijk behandelde en aan de JavaBode, die de lichte bescherm rode rechten voor de Indische iadustria b-spmk, besluit 't met de verklaring, dat beiden, evenzeer als de Bomb-yjcke Kamer van Koophandel gelijk hebben, „met, tegenover het voordeeltje, dat voor de hand „ligt, de Regeeriug ta wij zon op de grootera voordeelen, die „in 't verschiet liggen en wier ontwikkeling niet mag verwaarloosd worden."—
UIT BUITENLANDSCHE BLADEN. Algemeen onderwijs voor alle standen. I.
Ia een vorig opstel heb ik herinnerd, dat, volgens Herbert Spencer's bitoog, op pbysiologie gegrond (The Social Organism en Specialized Administration, in zijn Essays), in eea ontwikkelde maatschappij de Staat zich slechts moet bepalen tot zorg voor recht\betoon en weerbaarheid. Zoover ik weet hacft n>em*nd hem weerlegd. Heeft hij gelijk, daa moet oaze R"geering, die veel zorg wijdt aan het onderwijs, noodwendig tekortschieten in recht bjtoon en zorg voor de landsverdediging, want da natuur, ofschoon mild, is niat kwsttig met de orgenen of werktuigen, die zij ons geeft om oaze taak ie vervullen. Da positivisten ia Frankrijk hebben sterk geijverd tegen vrije staatsuniversiteiten, die daarentegen beplaii werden door liberalen als PièraOroan in Belg ë, en Ed. Laboulsya in Frankrijk. De reden van hun bestrijding ligt alleen in hun vrees voor de machtige eenheid der Caiholieken, t ar wijl de liberalen machteloos blijven door vardieling in spirilutlisten, materialisten, positivisten, dsteim.nistan, enz. Hierop leed daa ook onlangs een poging tot stichting van een vrjje Universiteit ta Parijs schipbreuk, ofschoon er een te Brussel bestaat, waarvoor alleen Verhaogan (zoo ik wel ingelicht ben) honderdduizend franken gaf. Maar zij willen toch iats doen. Z3 willen te Parijs ean Ecole positive oprichten. Het plan daartoe wordt omschreven in opstellen vaa Littié en Wy oebof in hun tijdschrift. Een van die opstellen bastaat m ean redevoering, den 9den Juli jl. uitgesproken in de Loge franqaise et écossaise de La Clémente Amilii, Het boekje, waarin r(j voor het eerst gedrukt werd,
kost slechts vijftig centimes, wordt uitgegeven ten voordeele van arme v; ij metselaars weezan ea bevat ook een merkwaardige reda van Littié, waarvan een onzer „liberale" bladen eau slordig uittreksel gaf door hem de woorden in den mand te leggen, dat wij »meester " moeten worden van de wetenschap, terwijl Littré dit na'uurljjk ^hersenschimmig" en K onzin" noemde. " A&n Wyroebol'a rede zal ik het voornaamsta ontleenen, teneinde iefs te beproeven tot verheffieg van onzen ambgehtsstand. Men zal er ook uit zien, dat onza staatslieden hat middelbaar onderwijs van Duiischlaad n eminent en geniaal" gecopiëerd hebben, geïjjk de stichter van da Polytechnische School het pregramma der Ecole lohjtechnique gecopiëard heef- 1 , wier oprichters (in de 18e eeuw) nog slechts vier hoofdwatenschappea konden kennen, want de twee laatste werden eerst in dese eeuw geschapen door Bichat en Comte. Tot welken ra eg van opvoedkundige stelsels — zegt Wyroabof —» wenden wij ossP Tot het lager onderwij», tot hat middelbaar ond-.rwijs. tot hat hooger onderwas ? Ik zal u zeer verbazen door te antwoorden; tot gean enkel van de drie. Deze verdeeling van het onderwas ia drie icherp afgebakende categorieën is een gekunstelde, een willekeurige verdaeling, die, uit het oogpunt vaa de Regeering haar practiech nut kan hebben, maar in het geheel niat beantwoordt aan de behoeften van onzaa (jjd. Zij is teneenemala irrationeel en anarohisch of rustverstorend, omdat zij leidt tot het scheppen van nieuwe maaisshsppalijke klasse?, die elk een meer of min groote hoeveelheid kennis zouden besittan. De lagere school is voor de armen, voor da door het lot onterfden; zij is onvoldoende, slech*, ztj geeft toagang tot geen enkele loopbaan; zij biedt hem, dia haar bazockt, geen ander voorrecht aan, dan baspot te worden door hen, die me«r onderricht hebban ontvangen; men oordeelt, dat zij goed genoeg is voor „ het volk". Dat volk toch heeft niet naodig veel te weten; het is immers slechts bastemd om bastuurd ta worden.
Voor den maer gegoaden burgerstand is de middelbare school. De jongeling zal er zes of saven jiren dosrb rangen, hij zal er ean baetja Latijn en Griektc'i leerea, voel vorm looza brokken waten-ch p en veel teneonemila nuitelooze dingen opdoen, waarmede bij zal kunnen dingen tsaar een eenta brevet van bokwasmheid ea naar de eer, eenmaal opgenomen ta wordan ondar de besturende klassen. Deze worden vooral aangeworven uit de hoagere scholen. Na vier jaren te hebban doorgebracht mat het Code Napoléon en hat Komeinsche recht te bediscussiëaren en mat het weinige te vergaten dat hij van de stellige wetenschappen wist, is de man geschikt geworden om het brevet van onfeilbaarheid te verwerver); voortaan mag h|j behooren tot de minderheid die bestuurt; hi) mag wetten maken over alle», zelfs over hetgeen bij niet weet; men heeft het recht niat meer hem te beoordeelen, zelfa al vergist hij zich. Dit is al een zeer zonderling stelsel voor een maatschappij, dia, wat men er ook van zaggen moge, meer naar de democratische regeering lïidt. Het is van belang deze verderfelijke sleur te verlaten; het ia van gewicht het openbaar onderwas te vestigen op een steviger grondslag en het te verdeelen volgens een billijker beginsel, omdat het hiar de toekomst der hedendaagsche maatschappijen geldt. Z^jn die grondslag en dat beginsel zoo moaxeljjk ta vinden? Ik geloot het niet. Het te bereiken doel is zoo veel mogelijk alle menschen op eenzelfde verstandelijk peil te brengen, niet door de sterke geesten neer te dtukkea, maar door de zwakke te verheffen. Dit eischt verklaring, In den tegen woord; gen staat van zaken is de maatschappij veidaeid in specialiteiten; ieder bazit ean klein gedeelte van zekeren tak der kennis en weet niets van al het overige, ja, veracht hat zelfs. Onderaan is het volk, dat dc wetenschap en de geleerden wantrouwt, omdat het slechts leeft van uitsluitend practische bekwaamheden; een weinig hooger betwisten zij, dio in letteren gedaan hebben en de wetenschappen niet kannen, ea zij, die in de wetenschappen gedaau hebban en de letteren niet kennen, elkander des voorrang; nog hooger vindt man advocaten, die zich niet kunnen vereiaan met de geneesheeren, omdat hun manier van redenearen anders is en hun belaugsn verschillend zijn; ingenieurs en kunstenaars, die elkaar den oorlog aandoen in naam van de waarheid, die zij wanen alleen te bezitten.
Ik weet wel, dat ia de werkelijkheid die diep ingrijpende verschillen ten slotte in zakere mate uitloopen op een schik, king; dat er in het practische laven een soort van verdrag wordt gesloten, hetwelk de een en da ander aannemen, een soort van gemeenschappelijke m-iening, die aan iedereen de verplichtirg oplegt het geheel der verworven kundigheden te eerbiedigen; maar dit zija zeer ongenoegzame huismid. deltjes voor do regeeringloosheid in de begiippoo, die bestaan blijft en zulke betreurenswaarde uitkomsien voortb rengt. W{j hebben specialisten van den eersten rang, schrijvers van groot talent, kunstenaars van hooge waarde, miar wat ons
teaeenemale outbreekt, is het algemeen onderwijs, Wij zijn artsen, schilders, musici, rechters, en wfj vergeten, dat man vóór alles mensch moet zijn, en mensch van den niexwerm tijd, omdat wij moeten medewerken tot den vooruitgang van de nieuwere beschaving. Wij houden ons bezig met ons ba« drijf of ons baroep, terwijl wij geen bslang stallen ia al het overige, alsof wig niet noodig hadden de natuur, te midden waarvan w^j leven, te kennen in allo de verscheidenheid harer uittiagoa. Vraat; aan een wetgeleerde, wat hij denkt van da watten der levensleer: hij zil u antwoorden, dat dit zijn vak niet is, dat het hem niet aangaat. En toch, als hij advocaat is, zsl hQ een misdadiger masten verdedigen, dia dikwerf (immer, R. v. E.) slechts een zieke of een gek it; zoo hQ rechter is, zsl hij een wet toapasssn, die dezen waanzinnige zal treffen omdat hij een daad van waaaEsn geplaagd heeft; zoo hij wetgever is, zal hQ eea wet maken, die een Auttelooza wet is, gelijk de jongste wet op de dronkenschap, of een monsterachtige wet, gelijk de oude wet op het gevangenisstelsel. Wy/osbof zegt, dat de misdadiger dikwerf slechts me dal{jden verdient. Ik geloof: altijd. Naar mijn overtuiging bestaan er gsen slechte, maar slechts zedelijk- ea verstandeltjk-kranke menschen. Het is bQ ieder onzer slechts een vraag van meer of minder. Wij vrorden niet alleen gevormtl door da opvoeding, maar in nog veel hoogeren graad ba* hee v scht door erfelijkheid, voading, huisvesting, toestand der zenuwen en iagewsnden, kerkgeloof, omgeving, geografische breedte, de hoogte boven den zeespiegel waarop wQ wonen,
het rageerstelsel, enz. Msudsley baweert, dat de kleinkinderen van een dronkaard meestal aanleg hebben tot waanzin of misdaad. Ik kea de afstammelingen van iemand, die in het midden der zeventiende eeuw meer dan honderd millioen guldea heeft gastolen. Al do nakomelingen, ofschoon gagoed ea beschaafd, zij a diefachtig. Da een kaapt viseh van da markt, de ander sigaren uit een kruidenierswinkel, de derde suikergoed bij eon banketbakker, da vierde heet in de wandeling „de bandiet," De schrijver vaa Social Science schrijft het ondraaglijk karakter vaa Sousseau toe aaa zQa herhaalde polluties. Paulus werd volgens Littré, door een zenuwziekte, van een vervolger der christenen, hun apostel. Ik ken een dame, die haar jongste dochter vóór haar zenuwtoevallen vergoodde, m*.ar daarna hattta. Comte, dia in zijn Philosophie positive de subjectieve methode uit de wetenschappen verbannen en God ea geestelijkheid onttroond h»d, schreef na eea zonuwziekte zijn Politique positive vol subjectieve dwaasheden ea wierp zich op tot paus van een nieuwen earedienst. HQ scheidde van zQa vosrireffelijke vrouw, die hem door haar liefderQke zorg genezen had van krankzinnigheid, waartoe zelfs da wetenschap van een Esquirol niet in staat was geweest. Zulke zenuwziekten, die iemand kunnen werpen in een richting, geheel tegenovergesteld aan de vroeger gevolgde, hetzQ goed, hetzQ slecht, ontstaan ook uit overspannen kerkgeloof. ZQ zQn dan ook sinds de 12e eeuw, inzonderheid in de 14e en 15e, algemeea geworden. Tot dia gehallucineerden behooren: gens qui se croient possédés du démon, sorcières
qui vont au sabbat, hommes tracsformés en fcêtes, ceux qui dansent et ceux qui se torfurent, choréiques, tarentuléi, extïtiquee, monomanen clcitiéi, recluses hyi'é.-iques, trembleurs, enthousiaster, muets contemplalifs, prophèïes loquacss, convulsioanaires, c&taleptique», somnsmbules, épouses du Christj magiétiré», vis onnaires (Oalmeil, De la folie; Michelet, La Sorcière; Audiffrent, Des maladie» du cerveau et de l'innervation; aangehaald door Hippolyte Stupuy, La notton de l'humanitéj. Zoogenaamd Italiaansche en Turksche zeden z{jn in het noirdea zeer zeldzaam. De bewoners van de hoogste strekea in Perzië zijn zoo misdeeld van geestkracht, dat de Regeering op bepaalde dagen vaa het jsar hun bavelen most hun geslacht voort te planten. Da hilte en de Ialandsche omgeving maken onder de keerkringen vele Europeanen los vaa zeden en anverschillig voor wetenschap. Geen legeraanvoerder Zsl zich op de heldhaftigheid van een compagnie dysenteristen verlaten voor het bastonnen van een bres. De Spanjaarden hebben een menschkundige onderscheiding. ZQ zeggen niet: „hQ is moedig", maar: „hQ was in dat oogenblik moedig." Malesherbes, de deugdzaamste ea moedigste aller Franschen onder LodewQk XVI, durfde geen recht doen wedervaren aaa den gevangen gehouden ontdekker van het complot van eenige pachters tot uithongering vaa FrankrQk.
Servië na den Oorlog.
Wie Servië vóar den oorloj he'ft bazocht — zoo lezen wQ in een der bladen — die zou het kleine vorstendom, eens zoo klalm, zoo gelukkig en zoo bloeiend, niet herkennen. Overal ontmoet het oog slechts puinhoopen, verwoesting en tianen. Belgrado, de bekoorlQke hoofdplaats, biedt een droevig schouwspel aan. De straten zQn verlaten, de meeste winkels gesloten; van alle openbare gebouwen waait de ambulancevlag en des avonds hoort men ia plaats van de zoete tonen
der gczla het geklater van sabtla of aü3e? gerucht, dat san den oorlog herinnert. Esn groot getal Russiiche vrijwilligers heeft zijn huisgoden weder opgerecht, weliewanr onder da belofte van te lug te keeren nis zij geroepen woudos; maar er bliJ?en er aog maar tl te vee', en Terhersajeff, die in z$n afscheidsproclamatie het getal vrijwilligers op 2000 schatte, heeft bepaald niet go?d eeteld. Er waren er veel meer, ongerekend de nieuwe, die dnselijV* aar,tomen. In het binnenland is het tafereel no? somberder. E? is geen enkele bruikbare weg meer; dcor de transporten artil lerie z{jn alle wegen vernield, te meer dasr ia bet afgeloo pen jaar het voor bun onderhoud vastgestelde geld wegess de codogskosten werd ingehouden. Vier der rijkste districten, Knsjsvaieh, Zsïlschar, Negotino en Alfxinatz, een bevolking tellende van meer daa 200 000 ssielen, zijn totaal verwoest. Yan de dorpen en re^urhtan bestaan nog slechts de ruïnen, terwijl het getal familiëi, die naar Oostenrijk, Hooearlje en Rutnenië de wijk hebben genomen op circa 3000 geschat wordt. Ea wat dan economische» toestand betreft, mag men zonder overdrijving «eggen dat Sarvië. 'twelk twee jaar geleden ge«n centiem schuld en een reservefonds van omstreeks 15 millioen gulden bezat, — een equivaleerend cijfer met zijn tegenwoordige schuld — minstens bat vierde eene? eeuw noodig zal hebban, om van de geleden ramp op ta komen.