door een correspondent van De Lciomotiaf. 's Gravenhage, 16 November 1883. Vitaux heeft een 'ontvangst genoten als de verloren zoon, toen zijn vader het gemeste kalf voor hem slachtte; de Minister van koloniën moest gisteren van de heeren van Gennep en van der Hoeven een aanval verduren, dien men zelfs den verloren zoon, toen hij de varkens hoedde, nog zou bespafrd hebben, en de Hagenaars, die aan opera noch politiek doen, hebben zich in deze laatste dagen met het Lutheifeest bezig gehouden. Een elk wat wils, mits verdraagzaamheid voorzitte, en men niet zoo kleingeestig en onchristelijk zij ais de rechtziunigen hier ter stede. Verleden week zou Ds. Koetsveld, de leeraur der gematigde richting, miu of meer middenman, prediken. Hij werd echter verhinderd, en liet broeder Hoe vers als plaatsvervanger uitnoodigen, zijn beurt waar te nemen. Deze, een volgeling der moderne richting, doch verdraagzaam en welwillend, voldeed onmiddellijk aan het verzoek. Doch nauwelijks had de gemeente den verkondiger der moderne leer zien optreden, of twee derden stond onmiddellijk op en verliet het kerkgebouw. Den volgenden Zondag was het de kerkbenrt van Ds. Hoevers en beklom deze den kansel en deed het gebed. Een der diakens wilde echter openlijk toonen, dat hij niet van de richting des leeraars was en bleef zitten. Toen er gezongen werd, kiuiste hij de armen over elktar en keek rechts en links, om toch maar duidelijk te toonen, dat hij er niets mee te maken wilde hebben. Die man was reentzinnig in de leer en zou u vermoedelijk vertrappen als ge hem een heiden noemdet.
Ik herinner mij, dat een ander „broeder" van dat slag dienzelfden Ds. Hoerers eens, na den kerkdienst, de opbrengst van tet kerkezakje toonde, die slechts luttele centen bedroeg, met een gezicht dat quasi verontwaardiging over zulk eeu schrielheid te • kennen gaf. Ds. H. voelde echter de neep en liet er snedig op volgen: „Ja, ja, 't is weinig, en als men nagaat dst daar de giften der diakenen nog onder ?ijn!" Nog een ander staaltje van een vrome. Onlangs treedt een predikant alhier een bekend piano-magazijn binnen, en deelt den eigenaar, lidmaat zijner gemeente, mede dat een onvermogende „zuster" een piano wenschte, en hij een beroep deed op zijn edelmoedig, christelijk hart om een instrument zoo goedkoop nogelijk aan haar te verkoopen. De man liet zich vermurwen en gaf een zeer goede piano voor den geringst mogelijken prijs. Een paar dagen later kwem de dankbare „broeder" het instrument betalen, doch vroeg eerst op die beminnelijke manier, waarop men iemand het vel over de ooren strijkt, of de „zuster" nn ook nog niet profiteeren mocht van de 10 percent, die anders de muziekmeester, die een piano voor een zijner leerlingen koopt, van den magazijnhouder trekt. Nu werd broeder piano-slijter zóó woedend, dat hij den predikant aanbood, hem op een wijze buitensbuis te zetten, die de vlugste, maar niet de gezochtste is. Ten slotte bleek het, dat de dochter van den predikant, die er warmpjes in* zat, de „onvermogende zuster" was! Uit de kerk met haar dienaars komen wij weder in de viije lucht, en wel in de Scheveningsche Boschje, waar men juist een der vagebonden op heeterdaad betrapt heeft, die daar rondslenteren en zich tegenover dames, die er alleen of met haar beiden wandelen, Op de onzedelijkste wijze gedragen. Hierdoor is het er min of meer onveilig en kan men, ondanks het politietoezicht dat er gehouden wordt, daar zijn kinderen onder geleide van eene dienstbode niet heenzenden.
Onlangs vond ik er een onbeheerde paraplu tegen een bank staan. Zij zag er kostelijkr uit: mooi, stevig en nieuw; waarom zou ik haa voor mijn opvolger overlaten, zoo dacht ik, en nam haar mee. Mijn vrouw had nog nooit een paraplu met zoo'n prachtigen knop gezien, verzekerde zij, toen ik, thuis komende, haar de vondeling toonde. Gewetensbezwaren had ik niet, maar toen ik met haar — ik bedoel de paraplu — voor de eerste maal uitging, scheen het mij toe alsof sommige menschen eerst mijn paraplu en dan mij scherp aankeken. Toen werd ik onrustig; dat gevonden ding begon mij te kwellen. Ik vroeg mij zeiven af, hoe ik mij houden zou, als plotseling iemand mij aansprak en vroeg, hoe ik aan zijn of haar paraplu was gekomen, kortom: ik bracht de vondeling naar het commissariaat van politie en deelde mede, waar ik de paraplu gevonden had. Drie dagen later kwam een politie-agent mij vertellen dat een heer uit Amsterdam, na de bekendmaking der verloren voorwerpen vanwege het politiebureau, zjjn prachtige paraplu was komen terug eischen. Ofschoon de Arnhemsche Courant, steeds rijk in vernuftige en vermakelijke op> merkingen, gelijk heeft, dat een paraplu wel vatbaar is om verloren te worden, maar buiten de termen valt om te worden gevonden, zijn er niettemin tal van uitzonderingen, die dezen regel bevestigen. Zoo loopt hier het vermakelijk praatje, nu ik toch aan 't kouten ben, dat de aannemer van de brug te Sliedrecht, die eiken dag 50 gulden boete te betalen heeft wegens het niet tijdig, volgens den bij contract bepaalden termijn, opleveren van de brug, van de Rijnspoorwegmaatschappij 60 gulden daags zon ontvangen, mits — hij zich niet haaste. Aannemer en spoorwegmaatschappij zouden er mede winnen, want de laatste zou, ondanks dit dagelijksch offer, van beter conditie zijn dan wanneer de fijn Dordreeht-Gorinehem geopend wierd. Zoo bezit de residentie een schatrijk jong mensch, doch van burgerlijke afkomst, die nochtans door fortuin en relatiën in zeer hooge kringen wordt toegelaten. Bij een onzer gezanten was hij als kind in huis, en verwaardigde men zich zelfs, van zijn équipages en mooi vierspan gebruik te maken. Onlangs was er groot diner ten huize van den gezant, en ook onze parvenu behoorde tot de gasten en had zelfs een plaats naast de beeldschoone dochter des huizes. Onder het eten voelt hij iets aan zijn voeten
knabbelen, steekt do hand onder tafel en haalt een fluweelig katje te voorschijn. Ongemerkt zet hij het op den lelieblanken hals van zijn buurmeisje. Deze, een zenuwachtig schepseltje, niet wetende wat er gebeurt, geeft een gil en valt plotseling in zwijm. Algemeene ontstel» tenis. De feestvreugde was verbroken en d« verstoorder was niet het minst terneergeslagen. Den volgenden morgen ontving de parvenn een briefje van den gezant, dat het Z. Exc. aangenaam zou wezen, indien hem in 't vervolg de bezoeken bespaard bleven van iemand, die zijn manuel du bon ton zóó weinig ken de. De parvenu liet den gezant daarop uitdagen, maar deze antwoordde kortaf, dat hij alleen met zijns gelijken duelleerde, en niet met den premie r»v e n u. Onze parvenu rijdt er even dapper op los met zijn twee en vier paarden, maar de les moet toch gevoelig voor hem geweest zijn.
"Haagsche Piek Nick.". "De locomotief". Samarang, 1883/12/22 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 23-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBDDD02:000204443:mpeg21:p001
"De locomotief". Samarang, 1883/12/22 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 23-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBDDD02:000204443:mpeg21:p001
Een belangrijke verbetering aan de chines is in Amerika aangebracht, waarvoor octrooi is verleend aan E. Dhavers te Sedden, Michigan. Zij bestaat uit een veel grooteren spoel dan tot heden in gebruik was, waardoor het overwinden van den onderdraad op de daar» door bestemde klosjes is vervallen, en bij deze nieuwe inlichting een gewoon klosje garen of zijde in den spoel wordt gelegd. Deze verbetering, die een groote besparing van tijd geeft, zal zeker spoedig overal toepassing vinden.
"Industriëele Mededeelingen. NAAIMACHINES". "De locomotief". Samarang, 1883/12/22 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 23-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBDDD02:000204443:mpeg21:p001
Bij dit blad behoort een Bijvoegsel, 0 , a . Inhoudende: de Intl. Mali; Comtesse Diana; Ern st en Eiuiin; ,j e rubriek \ert. Indië) de Eau de Cologne-zsah; Telegrammen, enz.
"Bij dit blad behoort een Bijvoegsel,". "De locomotief". Samarang, 1883/12/22 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 23-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBDDD02:000204443:mpeg21:p001
Den 2 7sten van de maand October zijn op de spoorweglijn Weenen — Rekawinkel belangrijke proeven genomen. De heer Credik von Briidelberg, vice-president van het comité voor de internationale tentoonstelling van electriciteit, had namelijk de leden van de weten* schappelijke commissie uitgenoodigd tot het bijwonen van proeven met de electrische loco» motieflamp volgens het stelsel van Sedlaczek en Wilkulill. Een speciale trein was daartoe georganiseerd voor het traject van Weenen naar Rekawinkel; aan deze lijn was namelijk de voorkeur gege« ven uithoofde van haar groot aantal bochten, alsook uit aanmerking dat zij twee tunnels doorloopt. Bij het vertrek ten 7 ure 's avonds van het Westeistation te Weenen, werd op de locomo» tief, aan welker voorzijde de electrische lamp was aangebracht, plaats genomen o. a. door den Raadsheer Grimburg, den kolonel Florensoff en de ingenieurs Witmeur en Cristin. Gedurende het geheele traject, (ten 9£ ure 's avonds was men te Weenen terug) was men hoogst voldaan over het regelmatige licht, dat de lamp op 500 M. vooruit van t de locomotief afwierp.
"EEN LOCOMOTJEFLAMP.". "De locomotief". Samarang, 1883/12/22 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 23-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBDDD02:000204443:mpeg21:p001
Volgens „la v.'lle de Paris" hebben dezer dagen op een der binnenplaatsen van het opéra* gebouw te Parijs proeven plaats gehad met een nieuwe uitvinding van den heer Gaspard Meijer, om hout, linnen en papier, dat met zijn verf bestreken is, onbrandbaar te maken. In het midden van een fel brandend vuur plaatste Meijer eerst een met linnen bespannen houten raam, vervolgens een vel papier, beiden vooraf met de bedoelde verf bestreken. Eenige oogenblikken later, toen het vuur was gebluscht, werden hout, linnen en papier geheel gaaf te voorschijn gebracht. Eerstdaags zullen deze proeven op grooter schaal in den tuin der Tuileriën worden herhaald, en wel met twee houten gebouwtjes, waarvan één met het bewuste smeersel zal zijn voorzien. Het blad is van oordeel, dat met geen der tot dusver beproefde middelen van gelijke strekking, zulk een schitterende uitkomst werd verkregen als met de nieuwe vinding van Meijer.
"ONBRANDBAAR LINNEN.". "De locomotief". Samarang, 1883/12/22 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 23-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBDDD02:000204443:mpeg21:p001
In de geschutgieterij te RueJle, nabij Angoulème, worden thans proeven genomen met de
grootste stukken geschut welke Frankrijk bezit, en welke bestemd zijn tot bewapening van forten aan de kust. Het gewicht van elk kanon, zonder het affuit, bedraagt 98000 kilogram; het projectiel weegt 780 en de lading kïuit 280 kilogram. Vijf dezer stukken zullen weldra naar hun bestemmiDg worden overgebracht. Niet alleen heeft men een specialen spoor weg wagon met 16 wielen moeten doen maken om daarop de kanonnen stuksgewijze te vervoeren, maar ook zal de spoorweglijn BueJle—Angoulcme moeten verlegd worden om zoodoeule de spoorwegbrug niet te behoeven te passeren.
"NIEUW GESCHUT.". "De locomotief". Samarang, 1883/12/22 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 23-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBDDD02:000204443:mpeg21:p001
De quaestie van den eed is voor sommigen de quaestie der gewetensvrijheid. De leden van het Protestantenbond, te Gouda in October 11. vergaderd, hebben de -quaestie aan de orde gehouden en met de oude geestdrift de vrijheid van ieder om te beloven en niet te zweren bepleit. Fanatici op dit punt hebben ze zelfs één uit hun midden — geen predikant trouwens — die in alle kalmte een enkel woord van twijfel durfde opperen, het spreken Wellicht zal hun aandrang op den duur den wetgever nopen om zijn systeem te herzien. Wellicht ook kunnen zij rog menig protest doen hooren voordat hun gehoor wordt verleend en de organen der wetgevende macht besluiten tot eenbeslissenden stap, die altijd eeu waagstuk moet zijn. Maar sterker dan de aandrang der menschen is de aandrang der feiten. Der feiten. Beter gezegd: daar is één feit dat alles zegt; dat feit is de groote verwarring. Men weet het. Niet lang geleden gaf het Gerechtshof te 's-Gravenhage deze beslissing : de rechter kan hem die den eed weigert tot straf veroordeelen, maar hij behoeft het niet te doen; wij doen het niet. — Deze beslissing had, op wettelijk zeer twijfelachtigen grond, de quaestie der bestraffing uitgemaakt, maar toch niet toegelaten dat de getuige zijn getuigenis kon afleggen zonder den eed. De uitspraak had dus weinig gebaat. Slechts verwarring gebracht. De Hooge Baad besliste, eveneens voor kort, dat een getuige die den eed had geweigerd omdat hij tot geen enkel bepaald kerkgenootschap behoorde, evenmin, tot een dat den eed vergunde als tot een dat dien verbood, niet aan eedsweigering kon worden schuldig verklaard, tenzij ook objectief, ter bevestiging van zijn eigen opgave, blijken mocht dat hij werkelijk geen lid was van een kerkgenootschap waaraan het enkel „beloven" vrijstond. Dit negatief bewijs zou misschien in sommige gevallen te vinden zijn; in vele andere zeker niet, Ongelijkheid en verwarring mogen dus ook van dit arrest de eenige resultaten heeten. En daarbij komt nu, het allerlaatst, de uitsprask van het Gerechtshof te Arnhem, uitmakende dat iemand die tot geen enkel bepaald kerkgenootschap behoort, de belofte in plaats van den eed afleggen mag.— Velen zullen die uitspraak, welke een zekere gewetensvrijheid erkent, hebben toegejuicht. Maar vele anderen zullen, bij eenig nadenken, hun vreugde merkelijk hebben getemperd. Alle moderne predikanten van het Protestantenbond b. v. behoeven zich van dit privilege der vrijheid 'S toe te eigenen ; zij behooren grootendeels
allen tot het Hervormd kerkgenootschap en kunnen dus de vrijheid slechts erlangen wanneer zij hun kerkgenootschap piijs geven. De vrijheid der individueele geloofsovertuiging is ook door het Arnhemsche Hof niet onbepaald erkend. B i nn e n de grenzen van een kerkgenootschap is die vrijheid ontzegd; alleen daarbuiten is ze gegeven. Een voorrecht is geschapen voor hen die elk kerkgenootschap hebben verlaten. Wil de wetgever dien weg volgen ? Wil hij naast het voorrecht der doopsgezinden ook dit bekrachtigen ? Het is niet waarschijnlijk in onze dagen van scheiding tusschen kerk en staat. Maar hij spreke in elk geval zijn bedoeling duidelijk uit. Zooals de laak er nu toe ligt, is de verwarring alweder vermeerderd en is niets anders verkregen dan verwarring.
Tegen het arrest kan cassatie worden aangeteekend. Wij hopen dat het geschiede. Dan kan de Hooge Baad ten minste deze quaestie zuiver beslissen. Haar kan hij in geen geval ontgaan. En hoe ook die beslissing uitvalle, dat arrest zal ten minste den wetgever eindelijk dwingen, om de moeilijkheid niet langer te ontwijken. Verwarring in zake van rechtstoestanden is erger dan iets anders. Wie haar blootlegt, vermag meer dan velen die redeneeren of protesteeren. Hoe de eindbeslissing des wetgevers wezen zal ? Men zal nog moeite doen om een middenweg te vinden. Maar die moeite zal vergeefsch zijn. En ten slotte zullen de stoute schoenen worden aangetrokken: men zal de volle vrijheid geven, omdat niets anders mogelijk is. Doch hoe dan ook, alles beter dan de tegenwoordige verwarring, dan deze onzekerheid en deze onrechtvaardigheid.—
"Eed en gewetensvrijheid.". "De locomotief". Samarang, 1883/12/22 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 23-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBDDD02:000204443:mpeg21:p001
49) De twee meisjes zagen elkaar zwijgend aan. J 1 ™ waren groot en slank gebouwd, doch irh f . B ezien kwam d e fout in Tiesje's liit°° re ®ds lang door Guy bemerkt, duideW U1 '' 6 - n ? e l 0 ek Z Ü niet meer dan een mooie dorü Dmei<1 ln Ter gelijking met de naamlooze échter van John Trefusis. «n 't Vreem delinge nam Tiesje nauwkeurig op, toen " # u haar ' alsof Zl ï !laar herkende; daarna, lij M dwali "S scheen in te zien, nam Sani/'k^j 3 k an< * e7en onverschillig als die v&tt ° Werd ' en ' z ' c ' 1 t®t Amos wendend, had° Z ' J Z ^ n arm weer > zij recht daarop £' n gen een wandelingetje doen, lieve?" vettgif 108 " an Tiesje: „je zult zeker veel te *ii Ir 611 hebben aan je broers en zusters; omen aanstonds weer thuis." *«i "ais "Ijf. va der," antwoordde Tiesje een tii„ »dat u wei wat blijder mocht j) . . 200 lang weg geweest ben. " 6 u het juist, lieve," antwoordde hij
bedaard; „je bent zoo lang weg geweest, —. te lang misscnien, en dus hebben we ons zoo goed mogelijk moeten behelpen. Maar wij blijven niet lang uit;" en hij verwijderde zich met Sam's Liefje. Tiesje bleef staan kijken naar de schoone, slauke gestalte, die naast haar vader liep en er welden tranen van opreohte spijt in naar oogen. „Zij heeft mijn plaats bij vader ingenomen," zeide zij. „Heeft zij mij ook uit andere harten gestooten?" vroeg zij, de jongens verwijtend aan* ziende, zoodat dezen schuldbewust bloosden. „Neen," zeiGerardnaeenoogenblik weifelens, „maar omdat je ons niet geschreven hebt, dach< ten wij dat je een bedorven, gevoelloos schepsel was geworden, dat zich over ons allen schaamt. Nu vinden we je evenwel nét zoo lief als vroeger, en houden wij van je zooals we eertijds deden en altijd zullen doen." ,,'t Is heerlijk hier te zijn," zeide zij zacht, toen zij, op den drempel stilstond en Cynthia nogmaals kuste, en hand in hand traden de zusters het huis in. ACHTSTE H00FD3TUK. Juffrouw Tiesje heeft spijt. Den volgenden morgen verscheen Tiesje nie 1 aan 't ontbijt en de heer Trefusis vond haar afwezigheid zeer verklaarbaar in haar rol van groote dame, maar toen allen naar de kerk zouden gaan, en zij nog steeds onzichtbaar bleef, keek hij ontevreden, en na een poosje gewacht te hebben, vertrok hij zonder haar. De waarheid nu was, dat Tieejes oogen rood waren. In haar hart was het meisje trotsch, en zij was thuis gekomen, diep gegriefd door Guy's onverschilligheid die haar zooveel helder te
dragen viel hier, waar haar wezenlijke minnaar haar zoo druk het hof gemaakt had, waar zij hem had bemind, en nog beminde. Toen Guy zijn positie als haar toekomstige echtgenoot had ingenomen, was hij begonnen met uitstekende voornemens; zijn plichten als zoodanig wilde hij eerlijk vervullen jegens haar en de haren. Maar ongelukkig was hij niet in staat bij dit besluit te blijven en reeds tien dagen na zijn terugkomst in Engeland vertrok hij weer met een ouden vriend. Vooraf echter bepaalde hij, dat de trouwdag in Juni zou iijn, en stekelig beloofde hij Mevrouw Transome, dat hij niet te laat zou komen, al zag ze hem ook niet eer dan in de kerk. Toen hij afscheid nam van Tiesje, vroeg zij hem of hij de vrouw die hij liefhad ging bezoeken, waarop hij antwoordde, dat dit wel mogelijk was, maar dat zij zich niet ongerust behoefde te maken over zijn al of niet terugkomen, want dat die dame een veel kiescher besef van eer had, dan Tiesje zich kon voorstellen. „Je geeft mij vrijheid om te ccquetteeren," zei Tiesje woedend: „welnu, ik zal er gebruik van maken." „Ga je gang," hernam Guy die zijn wellevendheid begon af te leeren onder den druk van zijn verdriet. „Uitstekendl" riep Tiesje schreiend, „en ik zal met Bob Sands beginnen!" „Ik wou, dutje met hem eindigdet," zei Guy, en dat was alles wat zij bij 't afscheid van hem te hooren kreeg. Een tijdlang werd de dorst van arme Tiesje's hart gelescht door eerzucht, verkeerd geplaatsten hoogmoed en haar liefde voor opschik, maar grootheid kan op den duur even goed vervelen als armoede; en toen Tiesje merkte, heigeen
spoedig het geval werd, dat haar noch om haar schoonheid, noch om haar beminnelijk karakter het hof werd gemaakt, maar alleen omdat zij de nicht van Mevrouw Transome en de toekomstige gravin van Thor was, toen beviel de hulde üie men haar bracht, haar niet meer. Haar fier en eerlijk hart verzette zich bovendien tegen het denkbeeld, door een man, wien dan ook, uit meelijden genomen te worden. Beter was het, koningin te zijn in een Zigeuner-tent dan de verachte gast aan eeu vorsteiijken disch. Als Bobbie haar eens zag! Een uur lang wandelde zij in den verwaarloosden tuin die zich rechts van, en achter net huis uitstrekte. Zij dacht aan haar vader, die op dit oogenblik tot zijn gemeente sprak, en z\jn geacht, zooals . het er gisteren had uitgezien, bracht haar haar leven van ijdelheid, eerzucht en valschheid met scherper kleuren voor den geest, dan wanneer zij ieder woord had gehoora van de predikatie die hij tot de gemeente richtte. Welken rijkdom kon zij, door zich op te offeren, brengen aan een man, die den hemel in zijn hart droeg, en de vrede in zijn ziel? En over drie dagen moest zij terugkeeren tot dat uitwendig schitterende, maar ellendige, onbevredigende leven; en in Juni zou die bruidegom komen die haar niet liefhad, en daarop zou het leven volgen van een man en vrouw, die onder één juk gebogen gaan en weerzin tegen elkaar koesteren wegens gedwongen vereeniging .... en pas dezen morgen had Cynthia haar verteld, hoe Bobbie er had uitgezien en wat hij gezegd had, toen hij terugkwam om haar op te eischen en — Guy vond! Hij was van Mevrouw Transome's deur weggejaagd als een hond of een bedelaar — en zij zelve had met voordacht de kroon gezet
op de beleediging toen zij naar buiten kwam en wegreed .... Waarom zij zoo treurde om den zoon van een armen landedelman, wie weet het? Of het moest zijn, dat ware liefde de vrouw (en den man niet minder) onredelijk hartstochtelijk maakt. Tiesje had dien morgen niet veel aan Sams Liefje gedacht, maar toevallig dacht zij weer aan Robert, toen het jonge volkje uit de kerk kwam, en terwijl de jongens haar kusten en haar om haar hoofdpijn beklaagden, bleef de vreemde op een afstand. „Neef," vroeg zij, „zag u dien mooien jongen man, die in de kerk vlak tegenover ons zat? Hij zag er zoo droefgeestig, zoo ongelukkig uit, en hij was geen vreemde, want sommigen stonden op en groetten hem toen hij voorbijging." Haar woorden waren als een bom die losbarstte. De jongens keken Tiesje zóó bezorgd aan, dat zij begreep dat 'het haar aanging en luisterde om meer te vernemen, terwijl Cynthia den adem inhield en Amos aan Guy dacht, en overlegde hoe hij zich uit dit netelig geval kon redden. „Hij is te jong om mijn vader gekend te hebben," vervolgde zij, „maar hij keek mij zoo strak aan, dat ik dacht, dat hij mij ergens moest gezien of gesproken hebben, — misschien op het schip, op de Teis hier naar toe — en misschien was hij boos, dat ik hem vergeten had! Weet u, hoe hij heet ?" vervolgde zij, haar lieve oogen op Amos' gelaat vestigend: „misschien zal ik het mij dan berinneren — en ik zou gaarne met hem spreken." „Zijn naam,lieve?" vroeg nu Amos—het speet hem om Tiesje, maar hij dacht dat zij even onwrikbaar was in haar eerzucht als hij in zijn plicht: „Robert Sands heet hij en hij is een heel oude vriend van mij en de jongens; ik meen dat zij
hem Bobbie noemen." En onder de diepe stilte die er volgde, trok de vader zich terug. NEGEN DE HOOF DSTUK. Cibntje en Tiesje. „Cien!" riep Tiesje uit, zoodra de twee zus» ters alleen waren „je hebt mij bedrogen — je wist, dat hij hier was en jij maakte me aan 't schreien en je hieldt me met opzet uit de kerk." „Neen," zei Cynthia — en zij sprak de waarheid — „ik wist het niet; maar al had ik het geweten, wat zou het je geholpen hebben, hem te zien ? Het zou je nog maar rampzaliger gemaakt hebben, want je zegt zelf dat hij niet tegen je zou willen spreken 1" „Kan hij ook gehoord hebben, dat ik thuis zou komen?" vroeg Tiesje, en haar wangen werden rozerood van opgewondenheid, en zij beefde over haar geheele lichaam. „Neen," zei Cynthia, „want dan zou hij weg gebleven zijn. Ik kon aan de manier waarop V. jj met vader en mij sprak, merken dat hij er geen flauw idee van heeft dat je hier bent. Hij is gisteren avond laat pas aangekomen en hij gaat morgen ochtend weer weg." „Morgen !" herhaalde Tiesje onthutst en haar wangen verbleekten, „maar misschien — je weet hij en de jongens waren zulke groote vrienden — hij zou — misschien — bij toeval — van middag kunnen aankomen om ze op te zoeken?"' „Hij wilde komen," zei Cynthia, „maar ik verzocht hem het niet te doen. Ik liet vader zelfs staan en liep Bobbie achterna om zeker te zijn, dat hij niet zou komen en zeide hem, dat wij allen naar den middagdienst te West Thor gingen met vader, en dat wij ,op de boerderij daar thee zouden drinken en waarschijnlijk niet vóór den nacht thuis zouden zijn..." [Wordt vervolgd.)
"Feuilleton. Sam's liefje, UIT HET ENGELSCH VAN HELEN MATHERS. ZESDE BOEK. AMOS. ZEVENDE HOOFDSTUK. JUFFROUW TIESJE KOMT THUIS.". "De locomotief". Samarang, 1883/12/22 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 23-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBDDD02:000204443:mpeg21:p001
voor 1881. De hetir Van Gennep is het eens met den heer Wintgens omtrent den ünanciëelen toestind van Indië. Een Begrooting, die met een tekort van 15 miUioen sluit, getuigt niet van vooizichtig beleid. Ongelukkigeomstandigheden hetben tot dez6 uitkomst ongetwijfeld medegewerkt. O. a. de daling der koffieprijzen is er de schuld van. Masr wij moesten weten, dat op den duur op de hoogere koffieprijzen niet valt te rekenen. Dat hebben wij uit 't oog verloren. Wij hebben de prudentia mercatoria niet in 't oog gehouden. Niemand tchter heeft het recht een ander daarvan een verwijt te maken. Alleiminst de con* servatieven; want de toestand is een gevolg van het oude stelsel, tot welks bewaking de heer Wintgens als onafgeloste schildwacht is achter» Maar ook de onvermijdelijke uitgaven voor Indië hebben tot dien toestand bijgedragen. Beter dan ook daarover klachten aan te heffen en' verwijten te doen hooren is 't, om naar de middelen tot verbetering te streven. Een dier middelen is door spr. aangegeven in zijn jongste brochure. Hij stelt derhalve de vraag hoe wij van het tekort zullen afkomen. Bezuiniging op de uitgaven en vermeerdering van_ de inkomsten kunnen daartoe leiden. Maar zullen wij op dien weg geen belemmeringen ondervinden ? Hogen wij vertrouwen blijven stellen in onze Regeerings-instellingen en in het financieel beheer berusten ? Deze twee vragen stelt spr. zich. En dan zegt hij, wat het tweede punt betreft, dat ook hem een wijziging van de Indische Comptabiliteitswet zeer wenschelijk vooxkomt. Niet de wettelijke vaststelling van de Begrooting
heeft hij betreurd; hij heeft er volgaarne toe medegewerkt. Deze heeft althans aan het vroeger exploitatie-stelsel een einde gemaakt en doen voorzien in de behoeften van Indië, maar door ons rechters te maken over de uit» gaven, maken wij de Indische Begeering tot eischeresse. Wij zijn onbekend met de Indische administratie en vreezen haar te verstoren, zoodat wij verplicht zijn „de vordering, als zij niet gebleken is onrechtmatig of ongegtond te zijn, bij verstek toe te wijzen". En dit is te beflpv . keiijker geworden sedert in de behoeften van Indië niet meer ten voile kan worden voorzien, en geen overschotten meer aanwezig zijn. Hoe meer spr. dan ook in de practijk der Indische financiën is doorgedrongen, hoe meer hij tot de overtuiging is gekomen dat de tegenwoordige wijze van vaststelling der Indische Begrooting is eeu overgang, maar niet kan zijn eindpunt. De Indische Begrooting moet in Indië zelf worden vastgesteld; er moeten zijn kloppende Begrootingen met of zonder bijdra» ge aan het moederland, terwijl de controle der Kamer zich moet bepalen tot streng toezicht op de politieke beginselen van den Minister van Koloniën en onverbiddelijke afstemming van Ministers, die niet zorgen dat de Indische Administratie zich houdt aan de hier voor de Begrootingscijfers gestelde voorwaarden. Er is nog iets: de zware last, welke ligt op de schouders van den Gouverneur«Generaal en die ook aanleiding geeft tot verzwaling van het budget. De verantwoordelijkheid van den Gouv.-Generaal is veel te uitgebreid en beteekent daarom dan ook weinig. Om der. wille van die verantwoordelijkheid, die geen verantwoordelijkheid, is, heeft men onverantwoordelijke Directeurs, terwijl geheel Indië wordt geregeerd en gereglementeerd door den Baad van Indië.
Van dat alles is het gevolg overdreven een-, tralisatie en kostbaar personeel. Meer en meer zijn dan ook stemmen opgegaan om het algemeen gouvernement te ontlasten van vele residentie- en gemeentelijke uitgaven, waardoor de toestand in het algemeen en van de financiën in het bijzonder zeer zou worden verbeterd. Dit zijn sprekers bezwaren tegen de tegen» woordige Regeeringstoestanden in Indië. Spr. komt thans tot de vraag: is er vertrouwen in de Regeeiingspersonen in Indië? Hoe de Kamer denkt over den tegenwoordigen Gouv.Gen. is bij de Billitonzaak gebleken. En wat nu het standpunt van dezen Minister betreft, wil spr. zich bepalen tot hetgeen daaromtrent blijkt uit deze Begrooting. Van hem is geen decentralisatie te wachten, Z. i. bewijzen de stukken, dat de Minister geen studie van de zaak heeft gemaakt en vooral niet van het zelfbestuur in Britsch-Indië. Z. i. bewijzen de door den Minister aange» haalde beseheiden volstrekt niet wat hij bewijzen wil, nl. dat men in B.itsch-Indië reageert tegen het daar bestaand stelsel. Over het wenschelijke van decentralisatie is in Britsch-Indië geen sprake meer; reeds sedert 1870 bestaat zij, terwijl men het ook niet oneens is over de quaestie van het zelfbestuur. Alleen bestaat er verschil over de te groote uitbreiding, gegeven aan de inmenging van net inlandsch bestuur in het zelfbestuur der gemeenten. Volgens spr. beroept de Minister zich ten onrechte op eenige feiten, die van afkeer van decentralisatie in BriHch-Indië zouden getuigen. Spr. verwijst den Minister naar de Engelsche Economist van 18 Augustus en 1 September, en doet uitkomen dat de Minister, blijkens de stukken, sterk voorstander is van centralisatie. Niet alleen wil hij den dienst voor de Staatsspoorwegen handhaven, maar hij wil de haven van Tandjong-Priok voor Staatsrekening exploiteeren en de djati-boaschen onder Staatsbestuur brengen. De eerste punten laat spreker thans rusten, om zich te bepalen tot de quaestie der boschexploitatie. Spr. vraagt of het nu de tijd is, bij de tekorten hier en in Indië en waar de Regeering met nog zooveel belast is, zich met de exploitatie van de djati-bosschen, een hoogst gevaarlijke en kostbare onderneming, te belasten. Spr. vraagt of de financiëele berekeningen van den Minister wel op goede g.onden berusten en vraagt dit vooral waar hij persoonlijk de exploitatie van djatibosschen heeft nagegaan. De tijd, voor de productiviteit dier bosschen noodig, duurt t ich veel te lang, en dat de exploitatie niet zoo voordeeiig is, blijkt uit vorige koloniale verslagen, waaruit spr. uittreksels
voorleest. Spr. zegt geen principieel tegenstander te zijn van Staatsexploitatie van de djatibosschen, maar wel tegen exploitatie thans met het bestaande djati-bosch. Spr. komt tot de andere middelen van den Minister: verhooging van rechten en verbetering der koffiecultuur op Sumatra. Wat het eerste punt betreft, hieromtrent wil hij een afwachtende ïouding aannemen. Maar wat de koffiecultuur 'p Sumatra betreft, wijst spr. op het gevaarlijke om-ie Malaisrs te willen behandelen op gelijke wijze als de Javanen. Spr. komt verder op tegen de wijze waarop de Minister bezuiniging wil aanbrengen. Deze wil alles hier beoordeelen om het Indisch Bestuur van weelderig beheer te overtuigen. Spr. acht dit zeer verkeerd. Zoodoende legt men het Indisch Bestuur aan banden en verlaagt men den Ioean~Besar (den grooten heer) tot kleinen jongeling. En nu sprekers conclusie. Gister heeft de heer Wintgens in zijn werkelijk schoone peroratie verwezen naar het woord van een liberaal Staatsman, twintig jaren geleden gesproken: n de toekomst is aan ons 1" Dat woord neemt spr. thans over. Ja, de toekomst is aan ons. Aan wie zou zij anders zijn? Zeker niet aan u, zegt spr. tot den heer Wintgens, of aan uw geestverwanten, al nemen zij plaats aan de groene tafel. Niet teruggaan wilt ge — dat is in confesso — en niet vooruitgaan. Tot politieken stilstand derhalve en tot tegenwerking zijt gij gedoemd, die u niet verder brengt en onze komst vertraagt. De toekomst is aan ons, maar de tijdgeest werkt langzaam; de nieuwe beginselen dringen langzaam bij de massa's door en er is tijd noodig alvorens de oude stelsels verdwijnen en de nieuwe gezichteinders zich openen. Wat gij ons toekent, is nog de vrucht van het oude stelsel, dat gedeeltelijk in 1864 nog in de Comptabiliteitswet is blijven voortleven: het stelsel der batige sloten en der wisselvallige bijdragen; het getemperd overblijfsel van het door u gepreconiseerd stelsel, waaraan de misrekeningen zijn te wijten. De toekomst is aan ons; maar wij hebben te lang getalmd met de eischen der vrijzinnige richting onder de oogen te zien. En daarom zal spr. niemand steunen, die den tegenwoordigen overgangstoestand bestendigt en de verwezenlijking van onze toekomst zoodoende verschuift.
"Staten-Generaal, TWEEDE KAMER. Zitting van Woensdag 14 November. INDISCHE BEGROOTING.". "De locomotief". Samarang, 1883/12/22 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 23-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBDDD02:000204443:mpeg21:p001
voor het jaar 1884 ontvangen de Courant van 15 December a. s. af GRATIS. De almanak van de Locomotief in net formaat jal begin Januari 1884 GRATIS aan de abonné's gezonden worden.
"Nieuwe Abonnés". "De locomotief". Samarang, 1883/12/22 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 23-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBDDD02:000204443:mpeg21:p001