De heer Veeningi ie met kennisgeving afwezig. 1. De VOORZITTER opent ile vergadering en deelt mede, dat de heer Veeninga bericht van verhindering heeft ingezonden. 3. Notulen van de raadsvergadering van 23 September tl. De heer KALMA merkt op, dat hem op pagina 199 in den mond is getagd, dat hij „een landbouwtentoonstelling van sociaal-economischen-negatieven aard" achtte. Spr. verzoekt dit als niet gezegd te beschouwen. Hij heeft willen betoogen „dat hij een landbouwtentoonstelling, mits geen verkoopstentoonstelling, van sociaal-economischen aard acht". Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de notulen aldus te wijzigen, Waarna zy worden vastgesteld. 4. Aan de orde is de vaststelling van 4c Gemeenterekening 1925. Daarbij : a. Vaststelling rekening 1925 Grondbedrijf ; b. Vaststelling rekening 1924 Gasbedrijf ; c. Vaststelling rekening 1925 Ontginningsbedrijf ; d. Goedkeuring wijziging begrooting 1925 en rekening 1025 Burgerlijk Armbestuur. Hierbij is aan de orde het voorstel van de Commissie tot onderzoek der rekeningen om deze voorloopig vast te stellen, zooals zij door B. en Yjf. zijn aangeboden, met oninbaarverklaring van posten schoolgeld 1925. Zonder b. of h. st. en buiten medewerking van de wethouders, wordt conform het voorstel van de commissie besloten. Z. b. of h. st., terwijl de heer Gerritsen de vergadering zoolang verlaat, worden goedgekeurd de gewijzigde begrooting en rekening 1925 van het Burgerlijk Armbestuur. 5. Aan de orde is het voorstel van B. en W. tot vaststelling van ontwerp-contracten met de Vereeniging „Wilhelmira-Ziekenhuis", in verband met een op te richten barak voor besmettelijke ziekten. (Bijlage\ 108). De heer KALMA vraagt of het „Wilhelmina Ziekenhuis" den grond aan de gemeente schenkt bij ontbinding der overeenkomst (art. 4). Zulks staat niet in dat artikel. De VOORZITTER antwoordt, dat de vereeniging den grond gratis afstaat. Als het in de stukken zoo niet duidelijk i3, kan het woord „gratis" of „om niet" wel worden tusschen gevoegd. De heer KALMA zegt voorts, dat het verpleeggeld a f7.50 per dag voor buiten de gemeente Assen wonende patiënten, niet zijn sympathie heeft. Spr. vindt dit bedrag op zichzelf te hoog. Er kunnen tijden komen, dat de barak niet door Asser ingezetenen wordt gebruikt. Dan zou deze dus leegstaan. Wanneer er nu echter voortdurend voor den barakdienst een zuster wordt gerequireerd, dan zouden de exploitatiekosten toch doorgaan. In dat geval zou het dan gewenscht zijn toch patiënten op te nemen, en zou het te verdedigen zijn dat een lager verpleeggeld werd geheven. De VOORZITTER wijst er op, dat het de bedoeling is, de exploitatie van de barak door en vanuit het Ziekenhuis te doen geschieden. Zijn er patiënten, dan komen ter verpleging hiervan zusters uit het Ziekenhuis in de barak. De heer KAI.MA : „Kan men zich dan in het Ziekenhuis redden?" De VOORZITTER : „Daar kan men dan maandzusters of particuliere verpleegsters aannemen." Wat het verpleeggeld aangaat; wanneer er één of twee patiënten van buiten in de barak komen, zijn de kosten van exploitatie zoo hoog, dat deze met f 3 4 f 4 niet te betalen zijn. Voor patiënten uit Assen is dit niet zoo erg, want daarvoor wordt de barak gebouwd. Maar voor de buitenmenschen moeten de verpleeggelden opwegen tegen de exploitatiekosten. Om deze laatste nu zooveel mogelijk te dekken, is het bedrag & f7.50 niets te veel." De heer HUIZINGA verzoekt in artikel twee wijziging van de woorden „het Burgerlijk Armbestuur' in „een Armbestuur". De VOORZITTER acht deze opmerking juist en heeft tegen wijziging aldus geen bezwaar. Ook de Raad gaat hiermee accoord. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna, behoudens de aangebrachte wijziging, conform het voorstel van B. en W. besloten. 6. Aan de orde is het voorstel van B. en W. tot het hun verleenen van machtiging tot het aangaan van tijdelijke geldleeningen ten behoeve van den dienst 1927. (Bijlage 110). Zonder bespreking of hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van B. en W. besloten. 7. Aan de orde is het voorstel van B. en W. tot het doen aanbrengen van een voetpad langs het Noord Willemskanaal. (Bijlage 111). Den heer BERGSMA verheugt het, dat de verbetering van dit voetpad wordt ter hand genomen. Spr. vraagt echter, of het de bedoeling is voor de verbetering zand aan te voeren. Zoo ja, dan wil spr. er op wijzen, dat het pad grootendeels uit leem bestaat, zoodat verbetering met zand hem niet afdoende lijkt. Om het voetpad droog te maken, lijkt het spr. meer gewenscht, dat voor verbetering sintels worden aangewend. De heer BUNING antwoordt den heer Bergsma, met den Directeur van Gemeentewerken wel de kwestie van verbetering met sintels te hebben besproken. Het verkeer is er echter niet zoo groot, zoodat de Directeur een verbetering als voorgesteld, wel voldoende achtte. Bovendien waren de kosten van verbetering met sintels erg hoog,' ongeveer f 650. Het komt voor dat er geen voldoende sintels zijn aan de gasfabriek, zoo ook nu. Daarom worden de kosten zoo hoog. Wordt deze verbetering als voorgesteld echter eerst tot stand gebracht, dan kan men, als er sintels aan de fabriek zijn, successievelijk het pad daarmee verbeteren. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna conform het voorstel van B. en W. besloten. 8. Aan de orde is het voorstel van B. en W. tot verbetering van den Steendijk. (Bijlage 112). De heer FRANKEN wijst er op, dat hij bij de behandeling van de begrooting voor 1926, reeds de wensehelykheid heeft uitgesproken, dat de bewoners van den Steendijk de hoofden bij elkaar zouden steken en in samenwerking met het gemeentebestuur een eind zouden maken aan den onhoudbaren toestand ter plaatse. Met betrekkelijk prijzenswaardigen ijver heeft men zich aan liet werk gezet, zoodat wanneer de Raad hedenavond zijn sanctie verleent aan het voorstel van B. en W., de zaak in orde kan komen. Voor zoover spr. het plan heeft gezien, wordt de verkeerstoestand door de uitvoering hiervan, ontegenzeggelijk een heel stuk verbeterd. Een bezwaar heeft spr. evenwel, niet ten opzichte van den hoofdverkeersweg, doch ten aanzien van hetgeen vlak voor de huizen zal staan te geschieden. In de stukken ;taat nl., dat het 't plan is, daar een grindtrottoir aan te brengen. Men kan verschillen van meening omtrent het soort materiaal, in dit geval acht spr. een grindtrottoir niet juist. In de eerste plaats, omdat de huizen vlak aan het trottoir staan, zoodat men van het trottoir onmiddellijk in de huizen moet stappen. Het is een beplante weg, bij drujlerig weer is dus een grindtrottoir altijd een bezwaar. Rekent men daarbij, dat er opdooi is, dan is zoo'n trottoir een heele last voor de huisvrouw. De menschen daar, hebben bovendien nogal vsel kinderen, die natuurlijk Speel gelegenheid zoeken, en waar hier geen behoorlijke speelplaats in Assen is, zal het trottoir uitgekozen worden voor knikkergaten, die tot flinke kuilen kunnen aangroeien. Van de tafel van B. en W. zal nu wel aangevoerd worden : we gaan die trottoirs ^teren, daar is men er echter niet rnee. Ook zyn de kosten van een grindtrottoir hooger dan die van een tegeltrottoir, welk laatste spr. daar zou wenschen. Kunnen B. en W. nu nog niet één stap verder gaan, vraagt spr., en voorstellen een tegeltrottoir aan te brengen, dan is men er in éénmaal af en afdoende. Spr. wijst er op, dat het plan tot stand zal komen in samenwerking met de bewoners. Deze menschen moeten zich heele opofferingen getroosten. Door B. en W. is eerstens f 1000 geëischt — de heer Buning vraagt altijd over, zoodat aanvankelijk f2000 werd gevraagd —; we kennen de draagkracht der daar wonende bevolking, als over het algemeen gering, zoodat we ook weten dat het haar moeilijk zou vallen, dit bedrag bijeen te krijgen. Met prijzenswaardigen ijver is inen daar aan het werk gegaan, niettegenstaande is men maar tot f650 kunnen komen, echter is dit niet minder te waardeeren. Men mag niet vergeten, dat verscheidene daar wonende menschen eigenlijk geen belang hebben by verbetering, velen hebben zelfs een groot deel van hun persoonlijke vrijheid voor het algemeene goede doel geofferd, uit gemeenschapsgevoel. Niet alleen heeft men zijn grond afgestaan, die vaak bestond uit voortuintjes, waar men 't romers kon zitten, bovendien heeft men nog geld gegeven. Dat vindt spr. prachtig. De bewoners vragen in hun adres echter een tegeltrottoir en niets anders. Spr. weet wel zeker, dat, (niet als dreigement, want spr. is de eerste die verbetering toejuicht) als het op afstand van grond aankomt, 75 pCt. van de menschen hun woord terugneemt, als er geen tegeltrottoir komt. Krijgen we het dan wel ooit weer zoover, vraagt spr., dat er nog eens van verbetering sprake kan zijn, zonder dat het de gemeente geld kost voor den grond ? Spr. betwijfelt dat. Niet als dreigement, spr. wil hier nogmaals den nadruk op leggen, zegt hij dat. Ieder is er van overtuigd, dat er verbetering moet komen. De menschen worden echter ongeduldig en gaan zeggen : als het niet gauw komt, dan doen wij het niet meer. Het komt er nu maar op aan, wat daar zal komen. De menschen kan spr. niet geheel en al ongelijk geven. Als ik daar woonde, zegt spr., zou ik ook dien eisch stellen. Als het was, zooals in de Boschstraat bijv., dan kon men nog wel een grindtrottoir aanleggen, want in genoemde straat, loopt van het trottoir nog een straatje naar de huisdeur. Waar daar geen voortuintjes zijn, liggen ook tegels. De situatie aan den Steendijk is echter geheel anders dan het grootste deel van de Boschstraat en precies zoo als het deel aan de Beilerstraat grenzende. Het verschil in kosten tusschen tegeltrottoir en grindtrottoir is f 2200. Daarhy heeft men bij het eerste geen onderhoud, terwijl dat bij een grindtrottoir, vooral op dien weg, betrekkelijk kostbaar zal zijn. Spr. herhaalt, dat het voorstel van B. en W. hem sympathiek is. Op grond echter van overwegende bezwaren tegen een grindtrottoir, kan spr. met een gerust hart vrijheid vinden, in plaats van „grindtrottoir" te lezen „tegeltrottoir". Dit laatste zal de gemeente uiteindelijk toch niet zooveel meer kosten. Den heer BUNING doel het genoegen, dat de heer Franken woorden van
sympathie richt tot het College, ook al zegt hij, dat hü het niet geheel met het College eens is. Spr. wil de geschiedenis van den Stoondljk der laatste jaren nog eens nagaan. Er is indertijd een adres ingekomen van de bewoners van den Steendijk, waarin gevraagd werd om eon tegeltrottclr en verbetering van den algemeenen wegtoestand aldaar. Al» motieven haalde men aan do groote belangen van het verkeer, door verbetering van den Steendijk. Het standpunt, dot B .en W. steeds hebben Ingenomen, hebben zij ook hier gehandhaafd, n.1. de bewoners moesten eerst een zekere som, hier aanvankelijk f2000, bij elkaar brengen.. Dat bedrag kon er niet komen. De zaak werd in het Collego van B. en W. besproken; In vorband met de minder goede financieele draagkracht der bevolking, kwam het Collego tot de conclusie, dat deze f2000 er niet komen konden. Toen heeft het College f 1000 gevraagd. De Stcendykbewoners konden er echter nog niet komen, en kwamen tenslotte met f 600 bij het College. De heer Franken zegt nu wel : als het tegeltrottoir er niet komt, dan is aan den wensch niet voldaan en zullen velen zich terugtrekken, doch dit is krachtens het adres volstrekt niet juist gezien; dat ook adressanten erkennen, dat het verkeersbelang niet alleen het motief van B. en W. was, maar dat de bewoners er zelf groot belang by hebben. Bovendien Is het do toegangsweg tot de stad, zoodat uit schoonheidsoogpunt grindtrottoirs te verkiezen zijn. Voor het gemeentebestuur was er, gezien deze twee factoren, geen enkel belang tegeltrottoirs te nemen. De bewoners hebben er om gevraagd. B. en W. hebben nooit tegeltrottoirs toegezegd. Integendeel, van den beginne af aan hebben zij gezegd, dat ze afkeerig waren van tegeltrottoirs. Niettegenstaande dat, handhaven de anderen hun plan. Als de Raad met het College accoord gaat en de Steendijkbewoners gaan niet accoord met deze beslissing, dan is de verantwoordelijkheid voor hun rekening en bederven zij hun eigen zaak. Komt er verbetering, dan stijgen de perceelcn In waarde, zoodat een kleine uitgave voor de bewoners thans, dit volkomen waard is. Het onderhoud speelt bij grindtrottoirs geen groote rol. De trottoirs worden goed verhard, zoodat men er maar zoo geen gaten in kan peuteren. Ook worden er langs banden aangebracht. Tenslotte zegt spr., dat er altijd gelegenheid is later nog eens tegeltrottoirs aan te brengen. Spr. ontraadt, op het idee van den heer Franken in te gaan. De heer FRANKEN zegt, dat ook de heer Buning betrekkelijk gelijk heeft, ook bij spr. is dit het geval. Het zal wel moeilijk zyn, met eikaars gedachten tot overeenstemming te komen. Het ligt hier maar aan een verschil van opvatting, ten aanzien van hetgeen door partijen is verricht. De wethouder is, aldus spr., begonnen te zeggen, dat ook hier hetzelfde standpunt als in andere gevallen is ingenomen, n.1. door mee te laten betalen. De aanvankelijke eisch is gereduceerd tot f 1000. Zelfs dat bedrag kon niet bij elkaar komen. Spr. herinnert er echter aan, dat de menschen nog anders hebben gedaan. Ze hebben afstand gedaan van zekere bezittingen, die met geen geld te noemen zijn. Zoo moeten zij een deel van hun persoonlijke vrijheid inboeten. De menschen die daar wonen, zijn in den regel weinig kapitaalkrachtig en deze menschen hebben zich naar spr.'s meening uitstekend gehouden. Hoeveel zouden de bewoners van den Oostersingel hebben bijgedragen, vraagt spreker, en wat pracht verbetering is daar niet aangebracht ? Dat Is geschied op grond van de verkeerseischen, zal men wellicht zeggen. Maar gelden die bij den Steendijk niet ? Het verkeer is daar nog véél drukker. Een groot deel van wat gaat door Stationsstraat, Oranjestraat en Rolderstraat, gaat verder over don Steendijk. Het algemeen belang, hier het verkeersbelang, Is nummer één. Spr. wijst er voorts nog op, dat er z.i. wel sommigen zullen zyn, die hun bijdrage met kwartjes en dubbeltjes bijeen hebben gekregen. Die menschen doen niet een onbescheiden eisch als ze een tegeltrottoir vragen. En de netheid, èn het verkeer, èn het onderhoud zijn daarmee gebaat. De heer BUNING wijst er op, dat B. en W. steeds afwijzend gestaan hebben tegen een tegeltrottoir. Omtrent den aard der trottoirs hebben B. en W. zich tegenover de bewoners nooit uitgelaten. De heer FRANKEN zegt, dat hij het kan billijken, als de bewoners aan den eisch, dien spr. bescheiden noemt, vasthouden. Wanneer er niets geschiedt, dan is dat voor rekening van de bewoners zegt de heer Buning. Dat is z.i. niet juist. Men doet ook iets voor de gemeente. Spr. vindt het ten volle verantwoord, dat het gemeentebestuur den eisch, gezien de extraprestaties (geld en afstaan van grond) inwilligt. Het gemeentebestuur heeft, vervolgt spr., een minstens even groote verantwoordelijkheid als de bewoners: het is niet alleen voor deze dat het zorgen moet, ook voor hen, die daar passeeren, en daar niet wonen. Daarom stelt spr. voor, tegeltrottoirs aan te brengen in plaats van grindtrottoirs. De heer GERRITSEN zegt, op verschillende punten, niet op alle, met den heer Franken mee te kunnen gaan. Spr. wil als bewoner van den Oostersingel allereerst zeggen, dat de bewoners daar niets voor de verbetering hebben bijgedragen, alleeji is er grond afgestaan. Spr. bepleit het aanleggen van tegeltrottoirs, en wel om de volgende redenen : ten eerste geeft een grindtrottoir bij opdooi een vuile boel aan huis, ten tweede geeft een tegeltrottoir ook in verband met het vreemdelingenverkeer een beter aanzien en ten derde en dit is spr .'s voornaamste reden, meent hij, dat hetsjrerkeer beter met een tegeltrottoir gebaat is. Spr. ondersteunt dan ook net voorstel-Franken, tot het aanleggen van een tegeltrottoir. De heer VAN LEUSEN merkt op, dat het afstaan van grond in ieder geval toch wel een onvermijdelijke voorwaarde is. De VOORZITTER zegt ten aanzien dezer kwestie, dat reeds in de eerste conferentie, welke met de betrokken Commissie is gehouden, door B. en W. gezegd Is, dat men van hun zijde op een tegeltrottoir niet moest rekenen. Bovendien merkt spr. op, dat de onderhandelingen van de zijde van het College steeds geweest zijn met de gedachte aan een grindtrottoir. Ware toch het College van plan geweest een tegeltrottoir aan te leggen, dan zou de bijdrage veel hooger moeten zijn geweest, aangezien de aanleg daarvan geschiedt vrijwel uitsluitend in het belang der aanwonenden. Ten slotte zegt spr., een tegeltrottoir voor het doorgaande verkeer van geen grooter belang te achten dan het voorgestelde trottoir. Mevrouw SARK vraagt of het in de bedoeling ligt, de trottoirs te teren. Hoe de toestand van grindtrottoirs bij regen en opdooi is; in de Wilhelminastraat kent zy deze by ervaring. Daarom wil spr. gaarne weten, welko de bedoeling is van de aan te brengen trottoirs aan den Steendijk. De heer BUNING zegt, er hedenmiddag nog met den Directeur van Gemeentewerken over gesproken te hebben. Deze zeide, dat het wel in de bedoeling ligt de trottoirs te teren. De heer FRANKEN : „Ik heb zelf al gezegd, dat ze dit ten antwoord zouden geven !" De heer BUNING vervolgt, met te zeggen, dat hij het heelemaal niet in orde zou vinden, als de Steendijkbewoners een houding, zooals de heer Franken zeide, zouden aannemen. Spr. vindt het niet goed, als er een adres komt, direct maar te zeggen : je zult je zin hebben. Dat heeft groote bezwaren, want als men a zegt, moet men ook b zeggen, m.a.w. aan anderen zal men dan ook niet meer kunnen weigeren en het is ook zeer onbillijk tegenover diegenen, zooals in de Molendwarsstraat, Stationdwarsstraat en anderen, die een veel grooter bedrag in de kosten hebben bijgedragen. De heer FRANKEN zegt, dat laatste met den heer Buning eens te zyn; men kan zeker niet direct aan alle verzoeken voldoen. Hier is er echter een contra prestatie by in het spel, en spr. vindt het heelemaal geen wonder dat die eisch is gesteld. Men kan weten, dat spr. dien toestand daar graag opgelost wil zien, hy vreest echter, dat er op de wijze, die het College wil, in de practyk niets van zal komen. De goede trouw bij de bewoners is wèl aanwezig, gezien den ijver waarmee ze aan het werk zyn geweest. Aangaande de vraag van Mevrouw Sark wil spr. opmerken, dat de toestand bij grindtrottoirs op den Steendijk heel wat slechter zal worden, dan thans het geval is in de Wilhelminastraat, omdat daar nog voortuintjes zyn. Wat den heer Van Leusen betreft, men kan wel zeggen : die grond moeten we hebben, ja, maar men heeft ze dan toch maar niet. Later moet men ze misschien koopen. De heer VAN LEUSEN merkt eveneens op, dat direct al gezegd is, dat men niet op een tegeltrottoir moest rekenen. .De heer FRANKEN : „Dat ontken ik". Ik heb indertijd een vergadering bijgewoond, waar ook al over een tegeltrottoir gesproken is. Daar zei men: als we geen tegeltrottoirs krijgen, willen we niet meewerken Ik heb toen gezegd: doe dat nu niet, laat dat aan den Raad over. Het is echter wel verklaarbaar, als ze niet meer willen. Ik voor my juich natuurlijk ook die andere verbetering toe; wanneer het amendement niet wordt aangenomen, zal ik wel voor het voorstel van B. en W. stemmen. Ik ben echter bang voor procedures, als men het daar Tater op aan wil laten komen. Het verkeersbelang toch duldt geen langer uitstel. Daar zyn B. enW. het mee eens, want de algeheele verbetering daar, geschiedt niet voor die stuk of wat Steendykbewoners, hetgeen ook wel blijkt uit den aanleg van fietspaden. Het verkeer eischt een afdoende maatregel. De heer KALMA zegt, dat de heer Franken hem aanvankelijk aan het wankelen heeft gebracht. Spr. was het met B. en W. eens, doch toonde daarna geneigdheid met den heer Franken mee te gaan. Het dwangargument, dat de heer Franken er by haalt, daarin bestaande, dat als er geen tegels komen, de grond niet wordt afgestaan, is een argument, dat voor spr. niet opgaat. De verbetering die B. en W. willen aanbrengen, is al heel wat, vooral als de trottoirs nog geteerd worden ook. Bovendien kan een tegeltrottoir later aangebracht worden; er zyn absoluut geen verloren kosten, doordat liet grindtrottoir kan blijven liggen. Vandaag had spr. nog met den heer Jansen van Galen er over gesproken. Deze had bovenstaande bevestigd. Bovendien is het niet zoo'n groote kwestie, als de heer Franken er van maakt. Het verschil in kosten is groot, dat in positie niet. Hiermee wil spr. zijn stem ten gunste van het voorstel van B. en W. motiveeren. De heer BUNING : ,,'t Is best mogelijk dat grindtrottoirs hen zoo goed bevallen, dat ze niet eens andere willen hebben. Ik heb heelemaal niet het angstige gevoel, dat ze niet meer willen." „ De heer LEZER is de meening toegedaan, dat het verkeersbelang meebrengt, dat tegel trottoirs aangebracht worden. Het verschil in de "kosten is niet. zoo groot. Bovendien is de kwestie van het bedrag, dat een tegeltrottoir meer kost, slechts een klein onderdeel van het groote belang, dac
er bij een tegeltrottoir Is. De heer GERRITSEN : „Al* ik met den h «r Franken meega, dan is dit niet onder bedreiging van de Steendykbewonres. Ik hoop, dat het anwndement-Franken wordt uungenomen, maar ik zou het betreuren, als De VOORZITTER wijst er op dat er onbrandbaar riet in den handel ^1. Dit riet is althans den eersten tijd onbrandbaar. Hoe het zich op den iuur houdt weet spr. niet. De heer Bergsma behoeft niet zoo bant? to lijn, daar B. en W. wel alle voorzorgen zullen nemen om het brandgevaar 200 gering mogelijk te doen zijn. Trouwens bijkans in elke plaats vindt men rieten daken in de kom der gemeente. Te Apeldoorn zelfs vindt men ze midden in het bosch. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna conform het voorstel van B. en W. besloten. 12. Aan de orde is de benoeming — voor den duur van den loopenden cursus — van een leeraar in boekhouden aan de Avondschool voor ambachtslieden. (bijlage 109.) De voordracht luidt : 1. H. van Staveren ; 2. J. H. van Aalst. Uitgebracht worden 16 stemmen, alle op den heer Van Staveren, zoodat deze benoemd is. Hem zal hiervan worden kennis gegeven. 13. Op voorstel van den VOORZITTER wordt het punt Benoeming van een onderwijzeres aan de gemeentelijke school voor Voorbereidend Lager onderwijs (bijlage 115), aangehouden tot een volgende vergadering. 14. Aan de orde is de benoeming van een lid van het College van Curatoren van het Gymnasium, wegens periodieke aftreding, (büj. 113bis). De aanbeveling van het college van curatoren van het Gymnasium luidt: I. Dr. A. 1. Kan, (aftredend) ; 2. Mr. A. G. Mc-nzel, Griffier der Staten van Drenthe. Uitgebracht worden 16 stemmen en wel 15 op Dr. Kan en 1 op Mr. Menzel, zoodat Dr. Kan is herbenoemd. Hem zal hiervan worden kennis gegeven. 15. Aan de orde is het voorstel van B. cn W. tot wijziging van de concessie voor de drinkwaterleiding, (bijlage 105.) (De heeren Doornbos en Kymmell verlaten de vergadering.) De lieer FRANKEN zegt tot ■/.'n grooten spijt niet te kunnen meegaan met de voordracht van B en W. Het komt spr. aanbevelenswaardig voor dat de naasting van het waterleidingbedrijf door de gemeente in de toekomst. zal plaats hebben, mits de gemeente daarbij niet. komt in financieële moeilijkheden. Men kan het doen mits de kerk in het midden blijft, wat betreft de kosten der overname. Bij het weer nawerken van al die betreffende stukken, waarin gesproken wordt over de naasting, is spr. tot geen andere conclusie kunnen komen, welke hij reeds meermalen heeft geuit, dat volgens art. 4 de gemeente het bedrijf op twee wijzen kan overnemen; óf op de eene, of op de andere. Hierover is echter verschil van meening, daar andere partijen zeggen dat men uit de desbetreffende tweede alinea van artikel 4 ook kan lezen, dat de beide methodes van overname (le 20 X de gemiddelde zuivere winst, 2e volgens taxatie) tegelijktijdig zullen moeten worden toegepast. Om deze tegenstrijdigheid nu op te heffen is de voordracht van B. en W. gekomen, die de overname vaststelt uitsluitend volgens de eerste methode. Spr. betoogd dat z.i. de gemeente slechts op één der wijzen zal behoeven over te nemen, en wel omdat in het vervolg der oorspronkelijke concessie betreffende de overname slechts in het enkelvoud gesproken wordt en niet in het meervoud, waarvoor spr. verschillende passages uit de oude concessie voorleest. Deze gedachte, dat er voor de overname slechts éénmaal betaald zal moeten worden acht spr. do juiste, hoewel het. aangehaalde zeker niet het bewijs is, toch is wel een sterk vermoeden omtrent de juistheid daarvan gewettigd. Dit alles, zegt spr., aangaande den toestand zooals die was. Hoe echter zal het worden, als de nieuwe concessievoorwaarden zooals in het voorstel van B. en W. worden genoemd, zullen worden aanvaard ? Als wij vervolgt spr. aan die voorstellen onze sanctie hechten, dan zal de overname geschieden volgens de methode van 20 maal de gemiddelde zuivere winst der laatste tien exploitatiejaren. Overname door taxatie is* dan uitgesloten. Bovendien zal de gemeente moeten betalen voor de terreinen en gebouwen aan de Gymnasiumstraat, het meubilair, de gereedschappen en magazijngoederen en ten derde alle vaste goederen die de N.V. na 1 Jan. 1926 zal verwerven. De overname van de twee laatstgenoemde geschiedt volgens taxatie. Door de eerstgenoemde overname van het waterleidingbedrijf, wordt het winstcijfer dus uitsluitend basis. Daartegen heeft spr. vrij ernstige bezwaren, welke hij in de vergadering van 17 December 1925 ook reeds naar voren bracht. Op pagina 205 is zijnerzijds gezegd, dat het voor hem een moeilijke kwestie was al of niet voor de toen aan de orde zijnde voordracht te stemmen, omdat hij over de wijze van overname niet gerust was. In principe werd tot wijziging en verduidelijking der concessievoorwaarden besloten, waarbij de fractie zich evenwel het. recht voorbehield, zich, tegen uitsluitende overname op een basis van 20 maal de gemiddelde zuivere winst te verzetten, wanneer de concessie in dien zin luidende, definitief in den Raad zou komen. Spr. is tot de conclussie gekomen, dat men een dergelijke wijze van overname, zooals deze thans in het voorstel van B. en W. definitief ter vaststelling wordt aangeboden, niet zal kunnen accepteeren. Door haar wel te accepteeren zal de gemeente z.i. of in financieele moeilijkheden geraken of haar bewegingsvrijheid kwijtraken, en door ieder afzonderlijk of beide tezamen ernstig schade ondervinden. Als het nu ging om „een tegel- of om een grindtrottoir", dan zou spr. er zich bij kunnen neerleggen Het geldt hier echter een veel belangrijker zaak, cn wel een levenskwestie voor de gemeente, waar tonnen gouds mee gemoeid kunnen zijn. Spr. heeft zoo juist gezegd, dat hij 17 Dec. 1925 uitdrukkelijk zijn beslissing voorbehield. Hij voelde toen reeds, dat er heel wat moest gebeuren om hem van meening te doen veranderen. Spoedig kwam spr. al tot de overtuiging-, dat zijn meening niet zou veranderen. Er werd in den Raad indertijd voorgesteld of er niet op aangedrongen kon worden, dat de Waterleiding genoegen zou nemen met een maximum overname-prijs, terwijl eveneens een minimum zou worden gesteld. Er werd een beroep gedaan op de twee mederaadsleden, die tevens commissaris zijn, en die hem thans weer gepiept zijn, zegt spr., om te trachten deze zaak tot een goede oplossing te brengen. Daarmee zou er nog wat goed gemaakt .kunnen worden van hetgeen men bij de Waterleiding in vroegere jaren voor verkeerds heeft gedaan ten opzichte der gemeente en der waterverbruikers. Hij dacht, dat die twee menschen hierin zouden willen helpen, doch als er belangrijke dingen hieromtrent aan de orde zijn, verdwijnen de heeren. Op de Soos kom ik niet, zegt spr., hier wil ik ze hebben. Om kort te gaan, B. en W. lieten zich inlichten, vervolgt spr., omtrent «le hoegrootheid der bedragen van een minimum- en maximumprijs bij overname, maar tot z'n grooten spijt was de Waterleiding daartoe niet genegen. Men voelt zich sterk en wil het volle pond. De maximum overname-prijs zou zijn f350.000, plus ongeveer f22.000 voor een onafgeJcste leening, de minimum prijs zou zijn f275.000, plus eveneens die f22.000. De N.V. werkt met een maatschappelijk kapitaal van f 155.000, dus zou er bij minimumprijs al een slordig winstje gemaakt worden van f120.000 minimum. Kregen zc het maximum bedrag, dan werd de winst nog veel hooger. Nooit of te nimmer kan spr. zijn stem geven aan wat B. en W. nu voorstellen. Wanneer hij nu nog zeker was, dat men er met een behoorlijk bedrag af was. Maar neen, de heeren zijn niet gauw tevreden. Het meer is nooit vol en men ziet, liever kans er nog meer af te sleepen. De winst moet den grondslag vormen. En kunnen ze f 20.000 op onderhoud bezuinigen, dan zullen zij wel zorgen op die manier, dat de gemeente dat later nog een 20 maal extra betaalt. De heeren laten zich zoo niet van den besten kant bekijken. „Ik vertrouw ze tenminste geen syllabe', zegt spr., „ze zullen er afsleepen, wat ze er afsleepen kunnen, en met alle mogelijke middelen (of ze zedelijk gerechtvaardigd zijn, betwijfel ik) trachten het winstcijfer zoo boog mogelijk op te- voeren. Eerst willen ze het dividend in de zak en dan nog eens 20 maal de winst laten betalen". „Ja maar dan behoeven wij dat bedrijf niet over te nemen", heet het, vervolgt spr., zeker, maar dan kun ncn wc het ook niet doen, hoe zeer ook de gemeenschap gebaat zou zijn met een waterleidingbedrijf in handen der gemeente, daar het algemeen belang zeker zou vorderen, dat het bedrijf werd genaast. Een der vitale belangen der gemeenschap, wordt door de politiek der Waterleidingbedrijf-machthebbers aangetast. Het geen genoegen nemen met een maximumprijs voor overname, pleit z.i. niet voor de mentaliteit der heeren, waarvan er twee zijn heengegaan om zich beter te dekken, indien ook zij eventueel niet vrijuit gaan. Hun politiek zal wel zoo zijn, het waterleiding-verbruik zoo hoog mogelijk op te voeren. Het onderhoud twee of drie jaar vóór den aanvang van de laatste 10 jaren zoo goed mogelijk doen zijn, om de laatste 10 jaren de onderhoudskosten enz. zoo gering mogelijk maken. Op de lange baan krijgen ze die extra onkosten van de eerstkomende paar jaren dan toch wel weer terug-, dubbel cn dwars, meent spr. En voor de gemeente is er geen enkele mogelijkheid paal en perk to stellen aan deze wijze van handelen. Inzage der boeken zegt niets. Geen enkele invloed hebben B. cn W. De waterprijs verlagen ? Meent men, dat ze ook nog den waterprijs verlagen, vraagt spr. Nooit zullen ze liet doen. Het gemeenschapsgevoel moest het wel meebrengen, vervolgt spr., doch dat hebben ze niet. Het lijkt spr. niet onmogelijk, dat men al die jaren zoo weinig mogelijk aan het net zal doen, zoo dat. het nog juist meekan, tot de tijd van overname gekomen is; de watertoren bijv. kan het wellicht nog- net halen. ' En als de gemeente annexeert, heeft zc een „rot" zaakje en kan ze bovendien voor een nieuwe boven- en persleiding zorgen. Die kosten kamen er dus weer bovenop. Spr. bepleit voorts, dat overname door taxatie toch eigenlijk het be?te is; liet eenig juiste. Als men taxeert, houdt men natuurlijk rekening met de bedrijfswaarde. De VOORZITTER : „En met de winst !" De heer FRANKEN: „Ja, men neemt daarbij in aanmerking de winst die het bedrijf oplevert, maar dan gaat het op een andere wijze als De heer FRANKEN vervolgt, dat B. en W. naar zijn gevoel nog r.iet «lie inlichtingen hebben ingewonnen, die hadden kunnen ingewonnen zijn. Heeft het gemeentebestuur gedacht, aan de Vereeiging van Nedenandfche Gemeenten, die toch wel een centraal archief zal hebbn, vraagt spr. Zijn gevevens van verschillende analoge gevallen bestudeerd . Is er rechtskundig advies ingewonnen, omtrent de toepassing der oude overnamemethode, is er een deskundig onderzoek naar den toestand van het drijf ingesteld ? Deze dingen heeft spr. alle gemist. De VOORZITTER : „Waarom wil U dat deskundig onderzoek ?" De heer FRANKEN antwoordt, dat men dan kan weten of de Waterleiding in de laatste tien jaren goed is onderhouden. Terugkomend op het contract, zegt spr., dat men dit, wanneer hierin sprake kan zijn, van tweemaal betalen, eigenlijk wegens zijn onzedelijke strekking moest kunnen ontbinden. Spr. dringt er op aan, dat B. en W. nog eens inlichtingen zullen inwinnen ter bevoegder plaatse, en binnenkort met een voorstel zullen terugkomen. Spr. meent, dat het gemeentebestuur een zware verantwoordelijkheid op zich laadt, als het dit contract accepteert. Tonnen gouds zullen daarmee kunnen komen in de zakken van menschen, die weinig gevoelen voor de gemeenschap en die weggaan als gemeenschapszaken aan de orde komen. Zeer tot zijn spijt, spr. wil hier bijzonder den nadruk op leggen, kan h\j niet met het voorstel van B. en W. meegaan. Met een bezwaard gemoed is hij tot deze conclusie gekomen; wanneer hij echter het voorstel wèl zou accepteeren, dan zou zijn gemoed nog meer bezwaard zijn en dat wil spr. niet. Hij acht deze wijziging van de concessievoorwaarden onaannemelijk voor de S. D. A. P.-fractie. De heer KALMA betoogt, dat de rede van den heer Franken er een is, die uit den aard der zaak inderdaad indruk moet maken; echter vergeet de heer Franken één ding, n.1. dat men hier niet bezig is met een waterleiding die er nog niet is, en ook niet met een contract, dat de Raad zelfstandig kan opmaken, doch met een contract, een slecht contract, dat voorgangers van de tegenwoordige raadsleden hebben aanvaard. Het gaat hier dus niet om een zaak, waarbij de gemeente eenzijdig iets kan bepalen, en aan anderen opleggen, het gaat hier om wijziging van iets, waarin de tegenpartij moet toestemmen om aldus in gemeen overleg te komen tot een wijziging der concessievoorwaarden. Dit ziet de heer Franken over het hoofd. De Waterleiding, zoo vervolgt spr., heeft het den Raad zeer moeilijk gemaakt zelfs voet gegeven aan diegenen, om haar de goude trouw te ontzeggen, waarop spr. niet dieper wil ingaan, dan door slechts de afschrijvingskwestie te noemen cn op al deze wijzen heeft ze het wantrouwen van den heer Franken wakker geroep in haai- beleid. Niet verder wil spr. ingaan op de al of niet juistheid van dit wantrouwen, ook wil hij niet als verdediger optreden van de Waterleiding, zooals B. cn W. ook niet doen. In de gegeven omstandigheden, bij een beroerd contract, dat in alle opzichten in het nadeel is van de gemeente, doen wc goed, nu we de gelegenheid hebben, deze aan te grijpen, cn klaarheid in de concessievoorwaarden zien te brengen, wat beter is dan de concessievoorwaarde te laten voor wat ze zijn, en het eind van den concessietermijn af te wachten. De heer Franken meent we), dat de gemeente de keuze heeft in een der beide wijzen van overname, niets biedt hieromtrent echter zekerheid. Hij heeft gesproken over de overname, aan de hand van de oude concessie, waarin z.i. dan aanwijzingen zouden staan, dat slechts een keer voor de overname wordt betaald. Bestrijden kan spr. dat niet. Het is best mogelijk, dat het zoo geschieden kan. Ook is echter mogelijk, dat wanneer de overname door de gemeente is geschied en de oude concessievoorwaarden zijn gehandhaafd, de rechter er een anderen uitleg aan zal geven dan de heer Franken en dat voor hetzelfde bedrijf tweemaal betaald zal moeten worden. Daarom heeft spr. bezwaren tegen dat laten liggen deiconcessievoorwaarden. Als men nu reeds de uitspraak van den rechter had, en spr. zeker wist, dat bij overname slechts één keer betaald zou worden, dan was het wat anders. Een dergelijke uitspraak kan men echter eerst verkrijgen, als de overname door de gemeente reeds heeft plaats gehad. Wij moeten dan eenvoudig, het ligt niet aan ons, zegt spr., de oude concessievoorwaarden volgen. Daarbij loopen we dus het risico, dat beide alinea's in artikel 4, betreffende de overname zullen worden toegepast. Wat de kwestie van het maximum en het minimum aangaat, waarover de heer Franken sprak, in de concessievoorwaarden is daaromtrent geen enkele bepaling opgenomen, zoodat de Waterleiding deze al vrijwillig zou moeten accepteeren. Men kan haar een dergelijke overname-regeling niet afdwingen. De gemeente heeft, na wijziging der concessie geen enkel machtsmiddel zegt de heer Franken. Spr. meent echter, dat de bepaling betreffende het gehalte van het geleverde water, wel voldoende waarborgen biedt, dat het bedrijf in goeden exploitatietoestand blijft verkeeren. De gemeente is gewaarschuwd door vroegere gebeurtenissen, zoodat B. cn W. zeker wel alle waakzaamheid zullen betrachten. Nog één punt heeft spr. vergeten en wel wil hij er op wijzen, dat ook in andere gemeenten, ten opzichte der Waterleiding wel dergelijke voorwaarden voor overname bestaan, als die, welke in het voorstel van B. en W. zy'n opgenomen. Zoo heeft Almelo een bepaling voor overname, waarbij do gemeente zal moeten betalen 25 maal de gemiddelde Jjanst over de laatste drie jaren. w De heer FRANKEN : „Dan zal er in de overige voorwaarden wel iets anders te lezen zijn". Alblasserdam, vervolgt de heer KALMA, betaalt 20 maal de gemiddelde exploitatiewinst der laatste 4 jaren, Harderwijk (pas een nieuwe waterleiding) 20 maal de gemiddelde winst over de laatste 10 jaren, dus hetzelfde als voor Assen. Ook Leiden heeft een ongeveer dezelfde soort bepaling. De bepalingen hier zijn dus in het algemeen gelijk aan die in andere plaatsen. Het „tonnen gouds wegsmijten", zooals de heer Franken zeide, kan niets anders beteekenen dat als dit zoo is, de tegenwoordige raadsleden het niet doen, doch zij zulks hebben gedaan, die de concessie hebben gegeven. Wij echter kunnen onmogelijk maken, dat zulks bij overname zal geschieden, als we de zekerheid hebben, door de nu voorgestelde wijziging te aanvaarden, dat we in elk geval niet tweemaal behoeven te betalen. De grondfout van den heer Franken is dus, dat hij geen rekening houdt met het feit, dat we vastzitten aan een bestaand contract. Elke verbetering daarin is winst, zegt spr. Ook ik meen mijn taak als raadslid ernstig op te nemen, en ik zou aldus eindigt spr., niet verantwoord zijn, als ik deze belangrijke verduidelijking en verbetering ging afwijzen. De VOORZITTER merkt op, dat het niet de kwestie is, dat de N.V. niet accoord kon gaan met een maximum en een minimum, omdat ze het maximum-bedrag niet hoog genoeg vond (dit was volgens den directeur voldoende) maar omdat zc haar goedkeuring niet kon hechten aan de bepaling omtrent de in de laatste 10 jaren aan te gane leeningen. Daar wilde ze niets van weten. Volledigheidshalve wil spr. hieraan toevoegen, dat bovendien het minimum-bedrag- te laag gevonden werd, doch daarover zou eventueel nog te spreken zijn geweest. Spr. zegt toe, dat indien het voorstel van B. en W. wordt aangenomen, het College zeker van haar bevoegdheid controle uit te oefenen, een nauwgezet gebruik zal maken. In verband met het gemeentebelang, zal men zeker het bedrijf in het oog houden. De heer BUN1NG maakt de opmerking, dat de Waterleiding niet aan de gemeente om wijziging der concessievoorwaarden heeft gevraagd. Spr. is er van overtuigd, dat de heeren veel liever den ouden toestand gehandhaafd zien, dan een nieuwe in te voeren. Wanneer de heer Franken zich niet verantwoordelijk wil stellen voor de voorgestelde wijziging van B. en W., dan wil spr. niet verantwoordelijk zijn voor het laten der concessie zooals ze thans is. Mevrouw SARK zou een bepaling wenschen, waarin naast inzage der boeken, een deskundig onderzoek telken jare naar het bedrijf mocht worden ingesteld. De heer KALMA meent, dat dit wel volgt uit de concessievoorwaarden zelf. Als het water aan bepaalde voorwaarden moet voldoen, dan zal krachtens deze clausule, aan de gemeente het recht zijn een onderzoek in te stellen. Een klimtocht naar de watertoren kan men van B. en W. echter moeilijk eischen, meent spr. Mevrouw SARK zegt, dat ze elk jaar zou willen weten, of het bedrijf in goede orde blijft. De heer BERGSMA verklaart, aan geen enkele tussclientijdsche wijziging der concessievoorwaarden zijn stem te kunnen geven, omdat men er z.i. alleen maar slechter en niet beter van kan worden. Spr. wil de concessie zoo laten afloopcn; daarna kan men zien of op de eerste of op de tweede manier kan worden overgenomen. Spr. wil er niet aan meewerken deze concessie nog weer te vertroebelen. Dus stemt spr. tegen het voorstel van B. en W. De heer FRANKEN merkt op, dat de heer Kal ma wel zegt, dat men niet weet, of de keuze aan de gemeente is, evenmin staat vast, dat de keuze niet aan de gemeente is. Ook heeft nog niemand aannemelijk kunnen maken, dat de keuze tusschen twee ovemame's er niét is Daarover zal men zich er toch eerst zoo zuiver mogelijk van moeten vergewissen, meent spr., en daarom heeft hij voorgesteld de zaak aan te houden om de kwestie nader te onderzoeken, op de wijze zooals door spr. genoemd is. Met een half oog heeft spr. wel gezien in de concessievoorwaarden van andere gemeenten, die de heer Kalma bij zich had, dat er ook wel andere bepalingen in waren opgenomen, die ook de belangen der gemeente meer waarborgen. Wanneer men, vervolgt spr., volgens de oude concessievoorwaarden de keuze heeft tusschen de twee stelsels, dan is men toch niet gek, dat van B. en W. te accepteeren en daarmede de keuze uit de twee methodes prijs te geven. De heer KALMA: „Zelfs dan moest men de voorwaarden nog zóó wijzijren." De heer FRANKEN .merkt vervolgens op, dat hij gaarne zijn beginsel zal willen uitvoeren, d.i. hier de waterleiding aan de gemeenschap te bvengen. Spr. is echter bang, dat hij het niet zal kunnen. Komt men bij de Waterleidingheeren, dan komt men daarmee, zegt spr., „bij den duivel te biecht". AVaarom wilde men het maximum niet, als men meende, dat het voldoewde was ? De \OOItZlTTER : „Omdat ze er geen nieuwe elementen in willen hebben". De heer FRANKEN : „Om nog- maar meer te kunnen plukkea. .Ta, ze kunnen hun macht toonen, die heeren. ze willen dat je geen donder mmr hebt te zeggeu." De heer BUN1NG : „Dat is onparlementair.' De heer FRANKEN : „Ja mijnheer Buning, ze maken 't er naar. Er moest mee te praten zijn met die menschen, maar overtuigend is gebleken dat ze niet willen. Ze hadden maar wat graag gewild dat, we zo in de zalige rust hadden gelaten, dan hadden ze rustig kunnen doorgaan met nog langer meer te nemen dan hun toekwam. En nu behoeven ze niet zoo te doen alsof wij begenadigd worden. Ja 't liep te veel in de gaten, en daarom moesten ze wel wat mee veranderen". De heer Bergsma behoeft niet ongerust te zijn, ik zal niet met het voorstel van B. en W. meegaan daar ik wel overtuigend meen te hebben aangetoond, dat de practisché uitvoering van een dergelijke regeling bij de heeren der waterleiding niet vertrouwd is." De heer VAN LEUSEN : „Men kan er ook anders over denken." De heer FRANKEN : ,,'t Is niet ver bij hen van oplichting af. Dat zeg ik hier waar ik onschendbaar ben, maar ik durf het ook wel op een openbare plaats te zeggen. Als je teveel afneemt is dat in zekeren zin oplichting." Voorts bepleit de heer Franken nogmaals een technisch en rechtskundig onderzoek. De heer KALMA merkt op dat. ten aanzien van rechtskundige advie. zen het niet mogelijk is uit te voeren wat de heer Franken wil : n.1. nu een uitspraak te verkrijgen, waardoor men weet., wat de toekomst brengen zal. Spr. heeft van nabij de kwestie der Groninger waterleiding meege. maakt. Daar had de gemeente een concessie gegeven. Het ging daar echter om de vraag : Mag de gemeente nu ook zelf nog een bedrijf gaan op. richten en exploiteeren ? Ook hier ging het dus om den uitleg van een gegeven concessie. De Rechtbank te Groningen stelde de gemeente in het ongelijk, het Hof echter wees wijselijk geen arrest doch wist een schikking te bewerkstelligen. Ten aanzien van dergelijke zaken uit het vrij verre verleden toch, heeft men meestal geen getuigen en heeft men incomplete gegevens, aan het juridisch advies heeft men op grond van incomplete gegevens niets. Spr. vestigt voorts de aandacht op hetgeen hij gezegd heeft in de vergadering van 17 Dec. 1925, omtrent de winst die men bij de aanneming van het voorstel van B. en W. voor de gemeente verkreeg, welke het navolgende is : lo. de zekerheid, dat de gemeente bij overname slechts één keer betaalt, doch vermoedelijk op de duurste manier, tegenover de onzekere kans, dat de gemeente zou moeten overnemen óf tegen dubbelen prijs, óf de keuze zou hebben uit de beide systemen, en het goedkoopste zou kunnen kiezen. 2o. de zekerheid, dat vanaf heden art. 18 zoodanig wordt, dat de winstuitkeering voor het vervolg verzekerd is overeenkomstig de lezing van B. en W., tegenover a. de onzekere kans om dit recht bij procedure te veroveren b. de onzekere kans op een bedrag van f3100, c. de dubieuze kans op herstel van de afschrijvingen, gerapporteerd door den accountant de Muinck. Dat verkregen is (naar de meening van B. en W.): 3o. de zekerheid, dat de vermomde afschrijvingen, welke tot dusver ten nadeele der gemeente hebben gestrekt, thans doorgezet zullen worden ten voordcele der gemeente in verband met de overname. Voor den heer Franken, vervolgt spr. is het een kwestie van gevoel dat men slechts volgens één der wijzen.zou kunnen overnemen. Het is hier echter geen kwestie van gevoel en temperament. Men kan wel zeggen : ik wil niets met die menschen te maken hebben; laat de bom maar barsten, doch dan is men niet verantwoord. Ook is het niet geraden een nader onderzoek in te laten stellen, want dan aanvaardt men de kans, dat de Waterleiding zegt: we willen niet ten eeuwigen dage onderhandelen, zooveel tijd hebt U nog, accepteert U voor dien tijd dan is het goed, doet U het niet dan gaat het heelemaal over. Daarom is spr. in deze omstandigheden, waaromen vragen moet wat is gezien de beroerde condities der oude concessie en welke verbeteringen brengen de wijzigingen in het belang der gemeente, niet verantwoord voor zichzelf, de voordracht niet te accepteeren. De heer BUNING zegt niet te willen optreden als verdediger van de Waterleiding, doch hij wil de vraag doen : Zouden de aandeelhouders enz. zooveel winst en voordeel hebben gehad. Tot nu toe eerder na- dan voordeel meent spr. Het is den Raad, al is het een vroegere, z'n eigen schuld Men mag niet alles op de concessionarissen schuiven. De heer FRANKEN : „Als U zoo doorgaat zou ik haast meenen dat U wel de verdediger was. De laatste ronde dan zullen de heeren het nog wel eens doen. In de jaren 1914—1924 was er een winstsaldo te verdeelen van f 190.000 De aandeelhouders kregen pl.m. 50% of wel pl.m. f97000 dat is dus 97|155 X 100 % van het aandeelenkapitaal = pl.m. 62*4% of gemiddeld per jaar 1|11 X 62*4 % = pl.m. 5.7 %. Aan tantièmes werd uitgekeerd 13 % van de winst groot rond f 190,000 of totaal ongeveer f 31000 = 20% van het aandeelenkapitaal groot f 155.000. Het dividend hadden ze ruim l'A y( zoo groot kunnen maken. Als ze echter de commissarissen en didirecteur zooveel duizend geven aan tantièmes dan kan spr. daar niets aan doen. Dat is hun zaak. Al willen ze ook alle winst aan tantièmes uitkeeren. Hij kan er mee accoord gaan dat ze een redelijke winst krijgen. Al ze bijna 8% dividend kunnen krijgen zooals gebleken is dan is da nog al wat. In 1922, '23, en '24 konden ze zelfs meer dan 8% krijgen, De heer BUNING : „Het gemiddeld dividend bedroeg over alle jaren 4 5|100%." De heer FRANKEN : „Dat zullen ze wel in opwaartsche richting drijven. 4 l A % is redelijk, maar daar moet het bij blijven." Als er geen tantièmes werden uitgekeerd, kon het 5% % zijn geweest over al dien tijd dat de waterleiding- in exploitatie is. Spr. vervolgt met te zeggen dat hij zijn voorstel tot aanhouding handhaaft, niettegenstaande hij wel wil toegeven dat de Waterleiding ongeduldig kan worden. De heer Kalma mag zeggen dat gevoelsoverwegingen niet gelden, spr. heeft echter ook een berekening gegeven. Bij dat maximum en minimum bedrag bleek toch wel dat ze er met een zoet winstje zouden afkomen. De VOORZITTER merkt nog op dat de heer Franken steeds maar heeft aangenomen alsof de keuze, indien er van keuze sprake is in de oude concessie, aan de gemeente is. Ze kan evengoed aan de waterleiding zijn. Het voorstel van den heer Franken, strekkende tot aanhouding, waarbij tevens een nieuw onderzoek wordt opgedragen aan het College van B. en W., dat alsdan zal moeten inwinnen advies bij de Vereeniging van Nederlandsche gemeenten, eventueel rechtskundig advies, en een technisch onderzoek naar het bedrijf zal moeten laten verrichten, ondersteund door den heer Lebbe, wordt in stemming gebracht en verworpen met 5 tegen 9 stemmen. Voor stemmen de heeren Brader, Lebbe, Bergsma, Huizing-a en Franken. Tegen stemmen Mevrouw Sark en de heeren Gerritsen, Kalma, Jippes, Lezer, Van Leusen, Lunshof, Hommes en Buning. Daarna wordt in stemming gebracht art. 4 der concessie zooals dit zal luiden volgens het aangeboden ontwerp-besluit, welk artikel wordt aangenomen met 9 tegen 5 stemmen, en aldus ongewijzigd wordt vastgesteld. Voor stemmen Mevrouw Sark en de lieeicn Geiiitsen, Kuimu) «Jippes^ Lezer, Van Leusen, Lunshof, Hommes en Buning. _ . Tegen stemmen de heeren Brader, Lebbe, Bergsma, Huizmga en H De k artikelen 3, 5, 7, £>, 10, 12, 13, 14, 15, 17, 18, 22, 26 en 27 der concessie, zooals deze zullen luiden volgens het ontwerp-besluit, resp. de partieele wijzigingen dier artikelen volgens dat ontwerp, worden achtereenvolgens zonder bespreking of hoofdelijke stemming aangenomen cn aldus vastgesteld. Aan de orde is : Art. 28. De heer FRANKEN zegt dat indien hij het rapport van den accountant juist heeft nagelezen, hij opgemerkt heeft dat dienstleidingen van hoofdkranen tot en met een halve meter binnenshuis nog betaald moeten worden, terwijl bovendien nog huur betaald wordt. Met welken rechtsgrond geschiedt dat vraagt spr. Blijkbaar laat de waterleiding den inwoners dit dus ook al dubbel betalen. De VOORZITTER : „De huur is voor het onderhoud." De heer GERRITSEN zegt dat het ook hem opgevallen is dat er stce«i weer een post van 30 of 50 cent op de quitanties staat." De VOORZITTER zegt dat de kwestie reeds ter sprake is gebracht. Het artikel wordt hierna zonder hoofdelijke stemming aangenomen en aldus vastgesteld. Bij de eindstemming over het geheele voorstel van B. en W., wordt dit aangenomen met 9 tegen.j; stemmen. Voor stemmen Mevrouw Sark en de heeren Gerritsen, Kalma, Jippes, Lezer, Van Leusen, Lunshof, Hommes en Buning. Tegen stemmen de heeren Brader, Lebbe, Bergsma, Huizinga en Franken Mevrouw SARK vraagt of de schoollokalen, niet eens extra gereinigd en ontsmet kunnen worden in de Kerstvacantie in verband met de hier heerschende roodvonk epidemie, zoodat de kinderen na de vacantie in gezuiverde lokalen terug komen. De VOORZITTER antwoordt dat dit direct geschiedt als er patiëntjes geweest zijn. Evenwel acht spr. liet idee van Mevrouw Sark overweging waard. Men weet echter niet of na de vacantie de roodvonk verdwenen zal zijn. De heer BERGSMA wijst op den desola ten toestand van het verlengde der Tuinstraat, dat naar den Beilerweg voert, daarbij herinnerend aan de toegezegde strengere sehouwbepalingen. De toestand is zoo erg dat Dr. Wielinga daar laatst met de auto in de modder vast zat. De heer BUNING antwoordt dat door het College direct van deze zaak werk gemaakt heeft. Volgens de wet hebben de aangelanden aan hun verplichtingen ten opzichte van het onderhoud van den weg voldaan. Met schouw is niets te bereiken. De heer BERGSMA zegt dat men om den weg te verbeteren deze heelemaal moet uitgraven op sommige plaatsen. Spr. vraagt voorts de aandacht van het College, foor den weg Leonerstraat—Noord Willemskanaal. De VOORZITTER : „Daar hebben we juist een adres over binnen kregen, dat aan het begin de r ver gadering naar B. «m W. gereirvoijeerd is. Hierna sluit de VOORZITTER de openbare TOTjaderiEg, un Raad ever ia vergadering mat fesioten deur**-.,