De "genezene was van de geboorte blind aan één oog; later aan beide oogen. Het „Journal de la Grotte de Lourdes" maakt melding Tan de volgende merkwaardige genezing van. een blind meisje, de 30-jarige Raymonde Cuinet, onderwijzeres aan het Instituut van Notre Dame de la Motte te Vesoul. Het blad geeft de feiten weer, zooals ze zich hebben voorgedaan, zonder te willen vooruttloopen op de uitspraak, later door het Bureau der medische eonstateeringen te Lourdes te doen. MUe Raymonde Cuinet was den 22sten Mei van dit jaar naar Lourdes gekomen met de bedevaart van de Jura. Zij was volkomen blind en werd vergezeld door twee dames, die zich als haar geleidsters beschikbaar hadden gesteld. Na haar aankomst te Lourdes werd zij in Je piscine ondergedompeld. Aanvankelijk deed zien niets bijzonders voor. Maar na haar derde bad in de piscine kreeg zij plotseling het gezicht terug. Na haar genezing -werd zij op het bureau der medische constateeringen langdurig ondervraagd en onderzocht. Haar verklaringen werden ten volle door haar geleidsters bevestigd. Het meisje was niet alleen van haar geboorte af blind aan haar rechteroog, maar verloor ook het gezichtsvermogen aan het linkeroog, na In Maart van dit jaar door een hevige griep te ïijn aangetast. 4 Den lSden April kon zij nog slechts een vagen liohtschijn met haar linkeroog onderscheiden en wel alleen het eerste uur na het ontwaken; de rest van den dag zag zij niets. Later trad volslagen blindheid in. Ondanks het verbod van haar dokter, die zeide haar niet verder te zullen behandelen, als zij naar Lourdes ging, begat zij zich naar Maria's genade-oord. Het was de 25ste Mei van dit jaar, dat haar genezing geschiedde. Op het oogenblik, dat de dames-verpleegsters volgens de gewoonte haar tijdens het bad in de piscine een beeldje van Onze Lieve Vrouw van Lourdes lieten kussen, onder het inroepen van Maria's voorspraak bij God, riep zij eensklaps uit: „Ik zie het beeldje van Onze Lieve Vrouw!" Op hetzelfde oogenblik voelde zij een hevige pijn, alsof haar slapen tusschen een tang geklemd werden en ter zelfdertijd kreeg zij een gevoel van hevige koude op de slapen, die evenwel niet eens door het water der piscine waren aangeraakt. Denzelfden avond werd zij door een oogspecialist te Lourdes, dr. .Doazan, onderzocht en den volgenden dag door twee andere oog artsen, n.1. dr. Marcard uit Tarbes en St. Martin uit Pau. {Het gezichtsvermogen aan het linkeroog bleek normaal; met het rechteroog, waaruit de thans genezene nooit heeft kunnen zien, kan zij minder sterk zien, maar toch ruim voldoende om b.v. met gebruik alleen van dit oog zonder geleide te kunnen loopen. DE KERK TE HOOGMADE. Dé westelijke muur omgehaald. Omtrent den toestand van de katholieke kerk te Hoogmade wordt ons nader gemeld: Zooals reeds bericht, werd met het oog op den gevaarlijken toestand besloten, den geheelen westelijken muur om te halen. Dit werk Ss hedenmorgen geschied, maar hoe wankel de muur ook stond, het bleek toch niet zoo viot te gaan, als men gedacht had. Tot driemaal toe moesten de touwen van de lier aan een der pilaren worden bevestigd en in drie keer werd de muur omgehaald. Het dak bleef echter hangen. Een bewijs te meer. dat het gebouw zelf nog hecht genoeg was, maar dat het de fundamenten zijn, die de catastrophe hebben veroorzaakt. Met dof geraas vielen de stukken muur naar beneden, een geweldigen chaos veroorzakend. De westelijke bovenmuur is nu geheel verdwenen, met een gedeelte van het koor, waar het orgel echter is blijven 6taan, om een beeld te geven, in welk een snel tempo de verzakking is geschied, vermelden wij, dat zij gisteren 15 c.M. en hedenmorgen reeds 1 M. bedroeg. De toren, die niet noemenswaard overhelt, loopt voorloopig nog geen gevaar. Voordat de muur hedenmorgen werd omgehaald werd eerst alles wat nog waarde had in het kerkgebouw, verwijderd. P. DE LA COLOMBIERE. Voor zijn zaligverklaring. Men seint ons uit Rome: De Paus heeft den datum der Voorlezing van het decreet „del tuto" ter voorbereiding van de zaligverklaring van Pater de la Colombière vastgesteld op a.s. Vrijdagmorgen. KAPELAAN J. DOESWIJK. De weleerw. heer J. P. Doeswijk, kapelaan der St. Agatha-parochie te Beverwijk, is tot volledig herstel van zijn gezondheid opgenomen in het R. K. Sanatorium „Dekkerswald"'. ZUSTER M. FULGENTIA t In het klooster der Eerw. Zusters Recollectirsn poenitenten, te Roosendaal, aan den Wouwschen weg, aldaar, is op vijftig-jarigen leeftijd overleden de Eerw. Zuster M. Fulgentia (in de wereld mej. C. Koning). Zuster Fulgentia trad in 1895 in de Congregatie der Eerw. Zusters van Roosendaal. Vaij 1D03 tot 1926 was zij werkzaam in het pensio raat te Roosendaal. ZUSTER ANTONINA f. Hedenmorgen is in de Maria-stichting te Haarlem na een korte ongesteldheid overleden de eerw. zuster Antonina,. (in de wereld Hendrika van Lent) van de congregatie der Dochters van Maria en Jozef te 's-Hertogenbosch. Zuster Antonina werd 24 Augustus 1866 te Beuningen bij Nijmegen geboren. Sinds 1917 was zij hoofd van de R. K. Meisjesschool te Beverwijk.
De Maasbode
- 05-06-1929
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- De Maasbode
- Datum
- 05-06-1929
- Editie
- Avond
- Uitgever
- G.W. van Belle
- Plaats van uitgave
- Rotterdam
- PPN
- 37631091X
- Verschijningsperiode
- 1868-1959
- Periode gedigitaliseerd
- 1871-1939
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Koninklijke Bibliotheek
- Nummer
- 22503
- Jaargang
- 61
- Toegevoegd in Delpher
- 13-04-2016
KERKELIJK LEVEN. MERKWAARDIGE GENEZING VAN BLINDHEID TE LOURDES.
COX & CHARLES
COX & CHARLES MALIESTRAAT 1, UTRECHT PARAMENTEN •— KOPERWERKEN
LETTEREN EN KUNST. „NEUE SACHLICHKEIT".
Bij de Onafhankelijken in het Stedelijk Museum te Amsterdam. II (slot). DE GASTEN EN DE ANDEREN. Nu is 't, althans op deze tentoonstelling en naar wij vermoeden ook in 't algemeen, niet mogelijk om den schakel te vinden, die deze uitbarsting van verzet bindt aan 't in ieder geval rustiger en inniger bezien der dingen, dat de „nieuwe zakelijkheid'' nastreeft. Wij denken zoo, dat de schakel er niet is, wat althans zou bewijzen, dat hier deze groep nog al willekeurig van samenstelling ie. Ongetwijfeld is het niet onmogelijk of onbegrijpelijk, dat nadat het onvruchtbaar verzet was verstild, er een nieuwe levensdrang ontstaat, niet echter de dkmysieche uitspattingen zoekend, doch genegen aandacht schenkend aan de eenvoudigste openbaringen des levens. Doch dit ontstaan bleef toch wel de uitingen der groep lang beheerechen, en eerst in den jongsten tijd zien wij een grijpen naar de
groote tradities, over al de verstrooiingen van den nieuweren tijd heen. Een gevaar was reeds aanstonds het abstraheeren, waardoor de dingen in den beginne wel plechtig en verheven, doch gaandeweg doodscher en onwezenlijker in de ruimte gingen staan, wat zich ook uitte in een schraler en korreliger worden der kleur. Wij zien dit bij den Hollander Jan Wittenberg, en ten deele ook in de „Oude Huizen" van A. van der Feer, waarin ,het eenvoudige in het doodsche uitloopt. Een ander, subtieler gevaar was een zoeken naar het „magische", verwant aan het „surréalisme", een zoeken naar een nieuwe dimensie in de dingen, een „hineininteirpretieren" van 'n luguber geheim. Frans Radziwill is soms aan dit streven verwant; soms, want in werk van hem, hier niet geëxposeerd, aanvaardt hij juist de groote ootmoedige traditie (een stilleven" doet dan aan Chardin denken). Doch liet grootste gevaar der „nieuwe zakelijkheid'' was wel in ons oog een louter schoolsch en gedwongen primitivisme. Onder de onzen vinden wij 't bij Sal. Meyer; hij is dan verwant aan veel werk van Ernst Thoms. Het „RijpLandscha.p" van Van Kruiningen is zoo, ondanks de dikwijls geestige' factuur. Doch lange dezen weg komt toch de „nieuwe zakelijkheid" tot een (voorloopig) bereiken, wordt zij een positief element in de ontwikkeling der beeldende kunsten, waar zij tot dan toe wel zuiverend, maar toch slechts negatief had gewerkt. Typeerend is hier Carl Grossberg, die in zijn (kleur nog een te star primitivisme behoudt, doch in wiens „Singel" in schildertramt, atmosfeer en toon reeds een simpele innigheid is bereikt. Aan hem is onze Ykelenstam verwant, wiens werk (vooral Grachtje im Amersfoort") altoos een weinig toe moet geven aan een neiging naar het romantische om de verstarring te kunnen overwinnen. Juist in deze nieuwe, positieve ontwikkeling der „nieuwe zakelijkheid" lijkt ons de tentoonstelling in het Stedelijk Museum onvolledig, en daardoor zwak. In enkele werken slechts spreekt zich het meer voldragen karakter dezer kunstrichting uit, welk karakter hemelsbreed verschilt van den eersten inzet der beweging, althans van wat ons hier als die inzet geboden wordt, Bijzonder mooi is onder deze weinige werken het „Portret van mijn dochtertje" van Wilhelm Dressler, van een Toerenden eenvoud en zuiverheid, ietwat plechtig nog maar diep-menschelijk, jamimer gehoeg gaat de simpele indruk wat „horten en etooten" door het gemis aan vloeiende kleur. Zeer bijzonder is ook de „Rabbijn S. en dochter" van C. Mense, alsook de „Oude Man'' van Wilhelm Rudolff. Ook „De Boekhandelaar" van August Heitmüller willen we hier bij noemen, al missen wij hier de eigenlijke, deemoedige geaardheid der nieuwste „zakelijkheid": dit werk is critisch, zij het in die critiek niet luidruchtig, doch van een verstilde ironie. Niettemin is Heitmüller ook een belangrijke figuur, omdat met hem de nieuwste „zakelijkheid" ook zoekt naar verruiming van levensgevoel. Het mooiste werk hier ie voor ons het „Portret" van Franz Lenk. De mensch is hier gezien in die verstilde statigheid, die eigen is aan het werk der groep, doch hier klopt de polsslag van een stevig en groot-gezien leven, dat met picturale middelen wordt bereikt, door het intensieve der kleur, vooral in de blauwe japon. Dit leven is geconcentreerd in een weldoende soberheid, zonder „entourage", buiten het venster zien we een landschap, zeer pril en als verstorven, terwijl niettemin het geheel het vaste en warme van de kleur behoudt. * * * „De Onafhankelijken'' hebben, buiten de groep der Duitsche gasten en de met hen verwante Hollanders om, ons ditmaal niet veel te zeggen. Doch we mogen zeker de zich sterk ontwikkelende Nola Hatterman niet vergeten, die in haar „Kleurling", ook wel behoorende tot ,,de groep'', een zeer sterk eigen leven en haast een eigen Hollandsche nuance bereikt door den schoonen, zuiveren toets van dit werk, door .de innig-menschelijke genegenheid voor het eenvoudigste, terwijl het eigene ook spreekt door de zuiver-picturale melancholie over deze stemmige en wat treurige blauwen én grijzen. Misschien kunnen we de „Asta Nielsen" van Chr. Koch ook wel ergen." „indeelen". De kleur is geforceerd en som wat grof, doch de filmkunstenares „spreekt'' sterk tot ons in dit milieu van het verglijdende grijze straatje met de vale lantaarn. Ohristian de Moor geeft een klaargebouwd „Landschap" met veel donker-tonig, ©del
groen en blauw; het „Portret heeft goeds, wederom iets edels in den toon, doch ia in den echildertrant wat te schraal opgezet. En in de „Polder bij Amsterdam" van Willem Klijn is de krampachtige stilte der verstarde atmosfeer goed getroffen, doch de schildertrant is niet doorzichtig genoeg. Do andere werken leenen zich over het algemeen weinig tot nieuwen commentaar.... KERK-CONCERT. Rotterdam, 5 Juni 1929. We vermoeden, dat Ferdinand Timmermans wederom de concertgever wae van deze uitvoering in de Remonstrantsche Kerk. Het programma althans eischte voor het grootste gedeelte de aandacht voor zijn orgelspel op. Dat spel muntte andermaal uit door duidelijkheid en afgewerktheid in het technische exposé en door een zoo schakeeringrijk mogelijke registratie. De timbres op 't orgel der Remonstrantsche Kerk zijn speciaal in de zachte tonen het aantrekkelijkst en Timmermans heeft in een f-moll-Praeludium en Tripel-fuga in es gr.t. van Bach, alsmede in de Eerste Sonate van Mendelssohn dankbaar van die sonore eigenschappen van zijn instrument gebruik gemaakt. Met dat allee vermocht de executant de Mendelssohn-Sonate toch niet te redden. Het Adagio, ale meest bekend en meest populair Sonate -deel, weet zich nog steeds het aantrekkelijkst voor te doen, doch het volledige opus, al heeft het geen onbescheiden grooten omvang wil er vooral tegenwoordig toch niet goed meer in. Des te heerlijker en te verhevener steekt daartegenover de roemrijke en onsterfelijke kunst van Bach af. Een dameskoor en een strijkorkest der „Toonkunst". Muziekscholen hebben onder leiding van den heer W. Thieme een meer dan verdienstelijke uitvoering gegeven van Pergolese's diep-doorvoeld, intelligent en prachtig gecomponeerd „Stabat Mater" en van Mendel -ssohn's weliswaar goed en frisch en feestelijk geschreven, maar — bij Pergolese vergeleken —- veel oppervlakkiger „Laudate pueri". Behoudens enkele wankelingen in de intonatie, vooral in den aanvang der beide etukken, heeft de ensemble-zang een goeden indruk gemaakt. Er huizen goede stemmen in het koor, dat nog aanzienlijk nuanceeringvoller zal moeten leeren zingen en zijn geestdrift voor den zang zóó zal moeten leeren beheerschen, dat er een duidelijk onderscheid tusschen piano en forto hoorbaar wordt. Aan het orgel steunde Timmermans voortreffelijk den koorzang en het orkestspel. dat Insgelijks bij de eerste invetten zeer weifelend klonk, doch zich overigens door welluidendheid en afwisseling wist te onderscheiden. Bovendien stond de organist de sopraan Ans Bierman ter zijde, die een aria van Bach en twee liederen van J. W. Franck heeft voorgedragen. Het geluid is jong en kan nog veel/ aan zuiverheid, vorming e n uitdrukking leeren. In het mezza voce heeft mej. Bierman inmiddels al veel fraais weten te bereiken. Matig bezoek in de RemonstTantsche kerk. MUZIEK TE ROTTERDAM. Concerten in de Groote Kerk. De opvolger van wijlen Hendrik de Vries, de nieuw-benoemde organist der St. Laurenskerk, J. H. Besselaar Jr., hééft thans zijn plannen bekend gemaakt voor de bespelingen en de concerten gedurende de zomermaanden. Vrijdag 28 Juni: orgelconcert te 8 uur, met. medewerking van Thom. Denijs, bariton (orgel- en solonummers). Vrijdag 26 Juli, programma van uitsluitend orgelvoordrachten, te 8 uur. Vrijdag 9 en 16 Augustus, resp. te half 3 en 8 uur, programma van uitsluitend orgelvoordrachten (voor beide bespelingen hetzelfde programma). Zaterdag 31 Augustus: te half 3 uur bespeling met uitsluitend vaderlandsche liederen en populaire nummers; te 8 uur concert met medewerking van Louise van Nieuwenhoven, zangeres te Breda (programma: als 's middags, vermeerderd met geestelijke liederen). Vrijdag 6 September te 8 uur: concert met medewerking van den Stuttgarter tenor Georg. A. Walter en den Haagschen fluitist A. Best Jr. (orgel- en ensemblenummers). Vrijdag 27 September te 8 uur: concert met medewerking van de Kon. Oratorium-Vereeniging „Excelsior" (dir. Bern. Diamant). Programma: orgelnummers, Koralen en Cantates van Bach. Bovendien kondigt Besselaer een extra-uitvoering van Kerstliederen aan op 24 of 26 December te 8 uur. Zulks echter bij gunstige weersgesteldheid.
HET EEUWFEEST VANT „TOONKUNST". De honderdste algemeene vergadering der Maatschappij. REDE JHR. VAN BERESTEYN. Men schrijft ons uit Amsterdam: De feestelijkheden bij het jubileum van „Toonkunst" werden hedenmiddag aangevangen met de jaarlijksche algemeene vergadering, da honderdste, die gesplitst was in een officieel en een huishoudelijk gedeelte. Het officieele gedeelte had plaats in de Aula der Gemeente Universiteit, het huishoudelijke deel zal plaats hebben op Donderdag a.s. in het Stedelijk Museum, waarna de Muziekhistorische Tentoonstelling zal worden geopend. De algemeene voorzitter, Jhr. mr. dr. E. A. van Beresteyn, opende deze feestvergadering met een rede, waaraan wij het volgende ontleenen: Spreker, de genoodigden en leden welkom heetende, noemde het een groote eer voor de Maatschappij, dat onze hooge autoriteiten in Rijk, Provincie en Gemeente aan de uitnoodiging hebben willen gevolg geven, om op te treden als eere-voorzitters van het feestcomité, waarvan Z. K. H. de Prins der Nederlanden het beschermheerschap op zich heeft willen nemen. In hooge mate noemt spreker het verheugend, dat hij vertegenwoordigers der Toonkunst uit Amerika, België, Duitschland, Engeland, Frankrijk en Oostenrijk mag begroeten. In het kort ging de spreker de geschiedenis der. Maatschappij na, vanaf de stichting in het gebouw „Tecum Habiba" op de Heerengracht, op initiatief van den Rotterdammer A. C. G. Vermeulen, waarbij tegelijkertijd de afdeelingen Amsterdam, Arnhem, Dordrecht, 's Gravenhage, Haarlem, Leeuwarden, Middelburg, Nijmegen, Rotterdam en Utrecht werden opgericht. Spreker wijst dan op de beteekenis, die de Maatschappij voor de muzikale ontwikkeling van ons volk heeft gehad en den invloed, die van haar is uitgegaan. In den tijd der oprichting werd de kunst, vooral de toonkunst niet érg hoog aangeslagen. De veel verbeterde toestand is zonder-eenigen twijfel voor een groot deel te danken aan het werken van „Toonkunst". Spreker brengt bij deze gelegenheid eeresaluut aan de drie mannen, die ieder op een der kwartalen van het bestaan der Maatschappij hun stempel hebben gedrukt: Vermeulen, die in het eerste kwartaal de maatschappij door de kinderziekten heenhielp; aan Heye, die tal van onderwerpen heeft ter hand genomen in het tweede kwartaal; en aan Daniël de Lange, die, zelf musicus van beroep, zich vooral voor het onderwijs en de opleiding in het derde kwartaal heeft geïnteresseerd. Vooral in het muziekonderwijs vond de Maatschappij een ruim arbeidsveld en zij hééft hier wel haar meeste werk verricht. In 1826 had de regeering te Amsterdam en te den Haag inrichtingen geopend voor de vakopleiding van den musicus, elder3 heeft de Maatschappij in de leemten voorzien. Sedert de eerste muziekschool in 1844 te Rotterdam werd opgericht, werd er in den loop der tijden een achttiental in ander© plaatsen geopend. Deze scholen waren ook bestemd tot vorming van goede dilettanten. In 1884 opende de afd. Amsterdam een Conservatorium voor de hooge vakopleiding. Heye richtte reeds in 1875 een adres aan de regeering, waarin hij de wenschelijkheid betoogde, van een hoogere wetenschappelijke vorming der musici aan een Universiteit. Deze eerste poging, later in andere vormen herhaald, hebben eerst na ruim vijftig jaar hun succes gezien in de vestiging van een Bijzonderen Leerstoel in de théorie en de geschiedenis der muziek en de Rijksuniversiteit te Utrecht. De bemoeiingen der Maatschappij met de opleiding der jonge musici strekken zich naast het examen voor het diploma van „Toonkunst" ook uit tot het verleenen van stipendia, het uitschrijven van prijsvragen en wedkampen, en sedert een tiental jaren laat zij de jeugdige artisten op solisten-concerten optreden. De verdere muzikale ontwikkeling van het volk in het algemeen, welk doel zich de Maatschappij sedert haar ontstaan heeft nagestreefd, heeft jammer genoeg het minste resultaat van alles gehad. „De Regeering", aldus de spreker, „is wellicht van goeden wille, doch schijnt het belang der muzikale ontwikkeling van ons volk nog niet zoo hoog aan te slaan, dat men daarvoor zich financieele offers wil getroosten". Van de groote algemeene muziekfeesten waar men zich in den aanvang zoo veel van had voorgesteld, heeft men om verschillende redenen moeten afzien. Het gebrek aan voldoende repetities bleek ernstig afbreuk te doen aan het peil der uitvoeringen. In de laatste tientallen van jaren geven de afzonderlijke afdeelingen uitvoeringen
van grooteire koorwerken, waarvoor het Hoofdbestuur een subsidie toekent aan afdeelingen, die de kosten van een groot orkest niet kunnen dragen. Van groote beteekenis voor den bloei van dt Maatschappij is geweest de Bibliotheek, die nu 'n respectabel aantal manuscripten en gedrukte muziekwerken omvat. Deze boeken zijn over meerdere bibliotheken verdeeld en worden door heel het land uitgeleend. Sprekende over het karakter der Maatschappij, die door dilettanten is opgericht en voor een groot deel nog uit dilettanten bestaat, wees spr. erop. dat er in de Maatschappij altijd kunstenaars zijn geweest, die meenden, dat de dilettanten een te grooten invloed op den gang van zaken hadden, en dit was de reden, dat voor pl.m. 50 jaar de Nederlandsche Toonkunstenaarsvereeniging werd gesticht. Intusschen heeft de Maatschappij met deze organisatie steeds vriendschappelijk samengewerkt. Spreker hoopt, dat dit nog lange jaren het geval moge zijn. Met betrekking tot de toekomst der Maatschappij beschouwt spreker de onvervulde verlangens der Maatschappij en noemt dan allereerst het zangonderwijs en de muzikale ontwikkeling der Nederlandsche jeugd. De Maatschappij is niet bij machte hierin volledige verbetering te brengen, dat ligt op den weg der regeering. Spreker hoopt dat de Commissie, waarin ook Inspecteurs van het Onderwijs zitting hebben, haar beschouwingen spoedig in een raport moge vastleggen, opdat de regeering deze voorstéllen moge verwezenlijken. Ook do rijpere jeugd dient beter ingeleid te worden in de muziek, doch ook hier hangt veel, zoo niet alles van den wetgever af. De belasting op concerten afgeschaft te zien, behoort nog steeds tot de vrome wenschen der Maatschappij. De subsidie, die nu ontvangen wordt, moeten de gesubsidieerden zelf voor een groot deel opbrengen. Dan bepleit spreker nog de omzetting van den bijzonderen leerstoel aan de Universiteit in een gewoon Hoogleeraarschan, waarbij een instituut met voldoende outillage behoort. Ook de Bibliotheek behoort een waardiger en beter huisvesting te hebben. Samenwerking met andere instellingen verdient wellicht aanbeveling. Ook de samenwerking tusschen de koren en orkesten wordt ter SDrake gebracht. Spr. vroeg zich vervolgens af, of wel voldoende aandacht wordt geschonken aan de composities onzer Nederlandsche componisten. Het is een helaas niet te ontkennen feit, dat «dies wat uit den vreemde komt onze bewondering afdwingt en wat van eigen bodem stamt van minder beteekenis is. Moge dit snobbisme verdwijnen en onze Maatschappij daar het hare toe bijdragen! Tal van composities onzer levende kunstenaars en van de generatie die ons voorgegaan is, verdienen regelmatig op onze programma's te verschijnen, opdat wij er vertrouwd mede raken, inplaats van dat zij beleefdheidshalve eenmaal ten gelioore te worden gebracht om daarna in de archieven te worden opgeborgen". Tenslotte ontkomt ook „Toonkunst" niet aan de algemeene problemen waarvoor het huidige muziekleven zich ziet geplaatst: de radio, ds gramofoon, de loudspeaker, de mechanische muziek. De toekoms zal het leeren, doch spreker acht het onwaarschijnlijk, dat „Toonkunst" (leze problemen langs zich heen zou kunnen laten gaan, zonder er aandacht aan te schenken. Door de eendracht en door den moreelen steun van de Nederlandsche autoriteiten hoopt spreker, dat de Maatschappij nog lange jaren zal kunnen voortgaan haar cultureele taak te vervullen. (Applaus). DË BUÏTËNLANDSCHE GASTEN. Naast de reeds genoemde buitenlandsche gasten, die aan de herdenking van het 100-jarig bestaan der Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst zullen deelnemen, moet nog worden vermeld de heer Gerald Cooppr, als vertegenwoordiger van de Royal Philliarmonic Society te Londen en de heer Emile Humblot, senator en voorzitter van de Association Fransaise d'Expansion et Echanges Artistiques sous les auspices du Ministère des Affaires Etrangères, de 1'Instruction Publique et des Beaux Arts en tevens president van de „groupe de 1'Art au Senat" te Parijs. De heer Rubin Goldmark (Vereenigde Staten) is wegens ziekte verhinderd te komen; de heer Robert Brussel, directeur van het Bureau der zooeven eenoemde Association, is eveneens plotseling verhinderd hierheen te reizen. Dr. Leo Kestenberg uit Berlijn is de referent voor muziek-aangelegenheden ir* het Ministerie voor Wetenschap, Kunst en Volksopvoeding. Prof. Guido Adler, uit Weenen, is de hier te lande welbekende musicoloog die ook rèeds in 1920 het Mahler-feest heeft bijgewoond. Edward Dent, uit Londen, is bekend musicoloog en bestuurslid van de International Society for Contemporary Music. Joseph Jongen is de bekende Belgische componist en directeur van het Conservatoire de Bruxelles. ORGELBESPELING. J. A. de Zwaan te 's-Gravenhage. Onze Haagsche muziekreferent schrijft ons: Organist J. A. de Zwaan heeft zijn zomercampagne ingezet en de weinige getrouwen die ernst genoeg hebben de diepzinnige taal van het koninklijk instrument aan te hooren, hebben weer kunnen genieten van het vlotte artistieke spel van den fijnzinnigen kunstenaar, die de leeraar aan het koninklijk Conservatorium is. Merkwaardig genoeg heeft de heer De Zwaan ditmaal geen Bachsche muziek gespeeld, behoudens dan de begeleiding van een aria der zangeres, mevr. C. van Staa-BeveTsluis. Begonnen met den zwaren ernst van een Toccata in c van Georg Muffat vervolgde de organist later met een orgelsuite van Handel, waarin de klaarheid en de sierlijkheid van den variatievorm vooral te bewonderen vielen. Aan het slot het ietwat duistere ,,Con Moto" van Max Reger, wiens muziek ons maar steeds al te cerebraal blijft voorkomen. Een tweetal solisten wist de aandacht zeer te boeien. De zangeres, die wij reeds noemden, zong met een zeer goed ontwikkelde en aecultiveerde sopraanstem aria'e van Handels oratoria, een van Bach, twee liedjes van Mario Castelnuovo Tedesco, religieuze stemmingsliederen die zeer mooi van conceptie en structuur zijn en een meditatie van Hendrik Vndriessen „Fiat Domine", muziek die duideijk doet uitkomen hoezeer Andriessen voor Iegelijk ernstig werk den aanleg bezit en daarlij etreeft naar persoonlijkheid in stijl. De cellist Frits Gaillard strijkt een mooien aven toon, die reeds nu een groote mate van ichterlijkheid bezit, die vooral het streven 'ar verfijning en subtiliteit demonstreert nogal niet immer met het gewenschte resultaat >ch steeds met die prettige energie die der ugd eigen moet zijn. Hij speelde werken van 'artini, Bach en van Joh. Ernst Gaillard een -laamgenoot uit ds zeventiende eeuw. De violoncelsonate van dezen laatste is voor het soloinstrument wel aangenaam geschreven, doch in 4e hegeleiding wat aan den zwaren kant.
VOOR DE LETTERKUNDIGEN. Wat een klein land doet. Onze Brusselsche oorrespondent meldt ons: Een studiebeurs van frs 6.000 is door het ministerie van kunsten en wetenschappen toegekend aan elk der volgende Vlaamsche letterI nndigen: eerw. heer Joris Eeckhout, E. W. Schmjdt en Ward Schouteden. WILHELM VON BODE. Veiling van zijn nalatenschap. Naar het „Berl. Tagebl." meldt, zal de nalatenschap van den kunsthistoricus Wilhelm von Bode in het najaar bij Cassirer-Helbing te Eerlijn geveild worden. Zijn weduwe wenscht haar huis in de Uhlandstrasse te verlaten. Verkocht zullen worden de kunsthistorische bibliotheek van Von Bode, een collectie vroegItaliaansche majolica en een serie zeldzame kleine meubels en tapijten. SERVAES' „BOEREN-LEVEN". De bekende cyclus schilderijen van Albert Servaes „Het Boeren-leven, die men indertijd nog gepoogd heeft voor ons land te verwerven, is thans naar „Le Centaure" te Brussel meldt, aangekocht voor het museum te Antwerpen. DE ST. PIETER TE ROME. Scheuringen ontdekt. In de muren, die den reusachtigen koepel van de St. Pieter te Rome schragen, heeft men onlangs scheuren ontdekt. Ze hebben zich al danig uitgebreid en op sommige plaatsen is de steen zoover vaneen gespleten, dat men er gemakkelijk de hand in kan steken. Het spreekt vanzelf, dat men de noodige voorzieningen wenscht te treffen om verdere schade te voorkomen. Men is reeds bezig de scheuren met oement te dichten. MUZIEK IN AMSTERDAM. Kunstkring „Voor Allen"'. In het Mei-nummer van „Kringschouw" publiceert de Kunstkring het programma voor het volgende seizoen. Van de solisten en ensembles, die voor deze organisatie zullen optreden vermelden we o.a. : de Soc. des Instruments anciens, Josefa Rosanska, het Utr. Sted. Orchest, Kralingsche Vrouwenkoor, Berthe Seroen, het Cherniavsky-Trio, Prof. Holle's Ma-, drigaalver., uit Stuttgart, Vera Janacopulos, de Utica Jubilee-singers, „Apollo", Zoltan Szekely, Geza Frid, Andres Segovia, La Argentina, Paul Brann's Marionetten-theater, het AguU lar Luit-kwartet, Willem Andriessen. Eind Januari zal onder auspiciën van den Kunstkring een Bach-avond worden gegeven, waarop de h-moll-Messe zal worden uitgevoerd door het koor van de Bach-vereeniging, het Utr. Sted. Orchest, met medewerking van Lotte Leonard, Eva Liebenberg, Louis van Tulder en Tom Denijs, onder leiding van Evert Cor, nel is. De kunstschilder en glasbrander Alex Asperslagh heeft opdracht gekregen tot 't maken van een tegeltableau en gebrandschilderde ramen voor de geheele R. K. kerk te Onderdijk (N. H.), welk gebouwd wordt door den Rotterdamschen architect H. P. J. de Vries.
August Heitmüller „Der Buchhündler".
Een gisterenmiddag genomen foto van de bouwvallige kerk te Hoogmade. De Westelijke
Een gisterenmiddag genomen foto van de bouwvallige kerk te Hoogmade. De Westelijke muur, waarop men hier het gezicht heeft, is vanmorgen omgehaald.
De gescheurde muur van de St. Pieter te Rome
De gescheurde muur van de St. Pieter te Rome
TOONEEL EN FILM. HET GRONINGSCH LUSTRUMSPEL.
„Antigone". Over het Lustrumspel „Antigone" kunnen wij nog mededeelen, dat de repetities in vollen gang zijn en er niet veel enthousiasme en toewijding gerepeteerd wordt. In totaal verleenen ongeveer 300 zoowel mannelijke als vrouwelijke studenten ihun medewerking, waaronder een 24-tal ruiters. De algeheele leiding, alsmede de vertaling en den bouw van het decor, zijn in handen van Adriaan Hooykaas. Hoewel er zeer goede muziek ingekomen was van een Corpslid, gaf men toch om maziek-technische redenen er de voorkeur aan, het componeeren der muziek op te dragen aan den bekenden Groningschen orkest-directeur en componist, Kor Kuiler ; dus niet, zooals abusievelijk gepubliceerd is, aan een Wc-ensch componist. Het spel zal als avondspel gegeven worden in het Be Quick-stadion, met electrische belichting.
META
JTeilig en zindelijk ¥ kunt U kleine kook'toestellen, friseerlampen, fetrijkboutjes enz. verwarmen met de bekende witte Meta-Blokjes, de ideale brandstof ter vervanging van spiritus, zoowel thuis als op reis. META TABLETTEN it cartomè 45,95 en 165 ets., overal verkriijlia,