Maandag a.s. viert het Nederlandsche volk weder feest ter eere van den verjaardag van zijn geëerbiedigde Vorstin. Het Nederlandsche volk kan zich verheugen in dit feest. Immers, een verjaardag van eene moeder gaat niet licht onopgemerkt voorbij. Dat onze waardige Vorstin de naam van Moeder waard is, zal niet licht een Harer onderdanen kunnen ontkennen. Wij behoeven dit niet weder nader uiteen te zetten. Dat Zij een Moeder is, die Prinses Juliana steeds op voorbeeldige wijze voorgaat, Die Haar op de juiste en meest doeltreffende wijze voorbereidt voor de hooge taak, die eenmaal /— gehoopt wordt, in de verre toekomst natuurlijk — op haar schouderen zal worden gelegd, wie kan dit met recht ontkennen? Gelukkig de Moeder, Die reeds de vruchten van de leiding en vorming van Haar nu ree.ds populaire Dochter kan aanschouwen; die meer en meer ervaren kan, dat Haar volk de juiste opvatting van de verheven taak, zoowel door de Dochter als de Moeder, met groote voldoening volgt. Hoe heerlijk bleek dat niet bij de ramp op het tentoonstellings-paviljoen in Parijs! Er zal wel weder een tijd komen, dat wij op alle deze mooie ervaringen wat nader kunnen ingaan. Het zal dan zeker een tijd zijn, waarop de heerlijkste verwachtingen van het geheele Koninklijke Huis in vervulling zullen gaan. Thans — Maandag a.s. — vooral nu eens op zeer waardige wijze feest gevierd! De vlaggen uitgestoken! Het Oranje-teeken siere de horst van allen! Maar bovenal onze bede tot het Opperwezen dan, dat de troon van Hare Majesteit bevestigd blijve! Dat Zij ons land blijve besturen met de meest schitterende resultaten. Dat zij aanschouwe het geluk en het welzijn van alle leden van ons Vorstelijk Huis en dat Zij zelve voortdurend in levenkracht aanschouwe vrede, welvaart en harmonisch samenwerken binnen alle lagen van Haar volk! (b- M.)
Centraal blad voor Israëlieten in Nederland
- 28-08-1931
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Centraal blad voor Israëlieten in Nederland
- Datum
- 28-08-1931
- Editie
- Dag
- Uitgever
- Van Creveld & Co
- Plaats van uitgave
- Amsterdam
- PPN
- 424436582
- Verschijningsperiode
- 1885-1940
- Periode gedigitaliseerd
- Jrg. 2 (1886) - jrg. 9 (1894) - jrg. 11 (1895) - jrg. 56, no. 10 (mei 1940)
- Verspreidingsgebied
- Landelijk
- Herkomst
- Universiteitsbibliotheek Amsterdam
- Nummer
- 26
- Jaargang
- 47
- Toegevoegd in Delpher
- 20-04-2020
BIJ KONINGINNE'S VERJAARDAG.
DOODENCULTUS
DE AFDEELING DER WEEK. NUn O 'fi
o oor Rabbijn G. de Lange. udo ’myü nSi uöd ’JNn «S RoS UOO 'RRJ Ik heb niets daarvan gebruikt in mijn treurtijd, ik heb er niets van weggeruimd in staat van onreinheid en niets ervan aan een doode gegeven. Deze woorden vormen een gedeelte van de belijdenis, uit te spreken nadat in het derde jaar van den tienden-cyclus alle tienden zijn afgezonderd. De laatste zinsnede, ik heb er niets van aan een doode gegeven, bezorgt den uitleggers heel wat hoofdbreken. Immers een doode is geen rechtspersoon, zoodat men dien dan ook onmogelijk iets schenken kan. Wel had en heeft men bij volkeren van primitieve beschaving liet gebruik, den dooden spijzen in het graf mede te geven en ook wel hun die op bepaalde dagen te brengen, opdat ze op de reis naar of in het hiernamaals van voedsel voorzien zijn. Dat was echter een beslist heidensch gebruik en het ware voor een Israëliet onbeschaamd en daarom ondenkbaar, te belijden, dat hij spijzen, die nog wel een gewijd karakter droegen, niet voor een dergelijk afgodisch doeleinde gebezigd had. Volgens de traditie beteekenen de woorden: Zelfs, als het in toestand van onreinheid verkeerde, heb ik er niets van gebruikt tot het zalven van een lijk1). Of: Ik heb er geen doodkist en lijkkleederen voor gekocht en heb er ook geen (andere) treurenden om een overledene mede gespijzigd.2) Volgens Maimonides3) omvat „het geven voor m e t”, alle besteden voor iets „doods”, d. i. elk gebruik, dat niet de instandhouding van het levende lichaam ten goede komt en vormt het de tegenstelling van eten, drinken en zalven”, de doeleinden, waarvoor het tweede tiende aangewend mocht worden. * * * Een bekend darshan van onzen tijd4) debiteert naar aanleiding van het boven aangehaalde Bijbelwoord o.a. het volgende: ^ Het herdenken der overledenen, de hazkarat neshamot, is een gebruik, waaraan in onze dagen buitengewoon veel gewicht gehecht wordt. Toch is het niet gebaseerd op de Tora, noch op de profeten, noch op de hagiographen. Daarentegen hechtte men veel waarde aan het herdenken der zielen der levenden. Een iegelijk dacht vele malen per dag aan zijn ziel. Slechts éénmaal per dag sprak hij de bekende woorden uit het Ochtendgebed: „Mijn God, de ziel, die Ge mij gegeven hebt, is rein; Gij hebt haar geschapen, Gij hebt haar gevormd, Gij hebt haar mij ingeblazen en Gij bewaart haar in mijn binnenste; en Gij zult haar mij eenmaal ontnemen, doch haar ook weer in de toekomst in mij doen terugkeeren.” Men sprak die woorden slechts één keer per dag met intense aandacht en diep gevoel, doch zij beheerschten den geheelen "dag en beschutten den Jood voor alle overtreding en zonde. Zoo was het voorheen. Thans echter heeft het omgekeerde plaats. Het herdenken der zielen der overledenen is tot duurste plicht geworden, die door vrouwen, zoowel als mannen nauwgezet vervuld wordt, die jong en oud bindt, terwijl aan het gedenken der zielen der levenden heelemaal niet gedacht wordt. De honderdjarige heeft in zijn lange leven talloos veel zielen van dooden herdacht, doch zijn eigen levende ziel geheel en al vergeten. i * *
Bij de vroegere geslachten vinden wij niet, dat zij den „jaartijd” over dooden zoozeer in eere hielden; daarentegen vierden zij den „jaartijd” der levenden des te intenser. Iedere dag was voor hen een zoodanige „jaartijd”. Ieder hoorde in zich een hemel sclie stemme, die riep: „Bekeer u één dag vóór uw dood!” en elke dag was voor hen die ééne, daar niemand weet, wanneer hij sterven zal. Nu is het echter omgekeerd. De „jaartijd” over overledenen is tot dure plicht geworden, een plicht, waarvoor alle andere, door de Tora of de geleerden den Jood opgelegd, moeten wijken, een plicht, in waarde de dertien geloofsartikelen overtreffend, doch niemand denkt aan den „jaartijd” der levenden. Soms neemt iemand op zich, den „jaartijd” van zeer verre verwanten te „houden”, doch aan den „jaartijd” van hem, die hem het naast staat, van zichzelf denkt hij geen □ogenblik. Die verre verwanten zijn immers reeds dood, terwijl hij zelf nog in leven is. En de dooden zijn den mensch zooveel dierbaarder dan de levenden. « * * Pésach, Shaboengot en Soekkot worden mongadiem gedoliem (groote bepaalde tijden) genoemd, de middendagen van een feest en de zeven treurdagen over een overledene mongadiem k e t a nniem (kleine bepaalde tijden). Het spreekt van zelf, dat het groote van meer gewicht is dan het kleine. Toch zijn er velen, die zich om Sabbat noch feestdagen bekommeren, doch met pijnlijke nauwgezetheid de zeven treurdagen houden. Verreweg de overgroote meerderheid der ritueele vragen, tot de geestelijkheid gericht, hebben betrekking op de treurdagen, den rouw- en den „jaartijd”. Voor maar al te veel Joden bestaat de geheele godsdienstcodex, helaas, slechts uit de laatste capita van Joré Dénga. Men hecht veel meer waarde aan de treur- dan aan de feestdagen. Omdat de feestdagen gevierd worden ter eere van den levenden God en de treurdagen ter eere van een doode. En het doode heeft zooveel meer macht dan het Ivende! • * * R. Tanchoem uit Narvé hief aan en sprak: Waar is, o, Salomo, uw wijsheid, waar is uw verstand? Uw woorden zijn met elkaar in strijd. Gij zijt het, die gezegd hebt (Pred. 4, 2): Ik prees de doodeng die sinds lang gestorven zijn, boven de levenden, die nog in leven zijn, en gij zijt het, die gezegd hebt (ib. 9, 4): want den levenden hond is het beter, dan den dooden leeuw.6) Als R. Tanchoem in onzen tijd leefde, zou hij die vraag niet behoeven te stellen. Hij zou terstond begrepen hebben, dat Salomo van verschillende tijden spreekt. In zijn tij d en zooveel later was het den levenden hond inderdaad beter dan den dooden leeuw. Wat konden de dooden toen voor zichzelf of anderen uitrichten? De Joodsche meesters verklaren het woord des psalmdichters (88, 6) bametiem chofshie immers: Als de mensch sterft, wordt hij vrij van de Tora en haar geboden? In onzen tijd echter moeten we met luider stemme uitroepen: Ik prijs de dooden, die sinds lang gestorven zijn. Want doode ouders hebben veel meer invloed op hun kinderen dan levende. Het gelukt den levencjen vader, zelfs door smeken en tranen, niet, zijn dierbaren zoon zoover te brengen, dat hijr de Synagoge bezoekt; de doode vader echter oefent magnetische kracht op hem uit. Niet alleen, dat zijn zoon ter wille van zijn zieleheil het Godshuis betreedt, hij gaat zelfs voor in het gebed. Zoo is God voor ons veeleer een God der dooden dan Die der levenden geworden. En hoe zouden wij, nu weldra ook voor ons de tijd der zondenbelijdenissen wederom is aangebroken, met de hand op het hart voor het aangezicht van onzen Rechter
kunnen verklaren: „We hebben er niet van aan een doode gegeven.”? Tot zoover onze darshan.4) Maar wij voegen er aan toe: Het was natuurlijk zijn bedoeling niet, het laten uitspreken van Jizkours, het nauwgezet houden van Shiwngo( de treurdagen), den rouwtijd voor overleden bloedverwanten, het voorgaan in het gebed gedurende dien tijd, het celebreeren van „jaartijd”, enz. af te keuren. Verre van dien! De daarop betrekking hebbende voorschriften behooren ook tot het complex Jodendom, waarvan niets gemist kan en verwaarloosd mag worden en het zich strikt houden eraan geeft bovendien blijk van piëteit tegenover dierbare afgestorvenen. Waar hij tegen ageert, is dat men in den waan verkeert, door heel consciëntieus zijn plicht te doen na het overlijden zijner dierbaren aan de eischen, die het Jodendom, die God ons stelt, voldaan te hebben. Verre en verre van dien! Onze wijzen hebben ons voorschriften gegeven, waardoor wij aan onze teedere kinderliefde uiting kunnen geven, ook als onze ouders reeds van ons heengegaan zijn. Ze hebben uitdrukkelijk verklaard, dat de plicht, vader en moeder te eeren, niet met hun verscheiden van onze schouders genomen wordt, maar men mag zich geen oogenblik verbeelden, dat men, als men na hun overlijden zijn ouders naar Joodsche zede formeel eer bewijst,, daardoor ten volle of ook maar in hoofdzaak Jood is. Als onze ouders godvruchtig zijn, dan eere men hen tijdens hun leven door in hun voetstappen te treden. Laat men dat na, als ze niet meer in deze wereld vertoeven, dan is dat een beleediging, hun nagedachtenis aangedaan, die door Sjiwngo noch „jaartijd” is uit te wisschen. Eert uw doode, doch ook en vooral uw levende ouders! En meent niet, dat het Jodendom slechts plichten kent, die op ons rusten, als de engel des doods een onzer dierbaren van ons weggerukt heeft. Ze mogen zeker niet verwaarloosd worden, maar daarnaast bevat het Boek des Jodendoms tal van wetten, voorschriften en bepalingen, heel, heel gepichtig, die onverbiddellijk om vervulling schreeuwen. *) Jebamot 74a. 2) Mangaser Shéni V, 12. 3) Hilchot Mangaser Shéni 3, 10. 4) Rabbijn M. A. Amiel in El-Ami. E) Shabb. 30a.
JALDEI AHAWOH WEACHAWOH. JOODSCHE JEUGD VEREEN, VOOR A’DAM-WEST
cicx leien.. nn. i iiu^ugiavui nu. «/• Onderstaand is dezer dagen verzonden: Amsterdam, Augustus 1931. Aan de Joodsche Ouders van Amsterdam-West. Zooals U wellicht uit de Joodsche pers heeft vernomen, is er onlangs in Amsterdam-West een Joodsche Jeugdvereeniging opgericht. Het Bestuur daarvan beoogt, het voorbeeld van zusterverenigingen in de andere wijken van Amsterdam navolgend, de kinderen aangenaam en nuttig bezig te houden. Het denkt dit te doen door het organiseeren van gezellige samenkomsten en het houden van cursussen in handenarbeid, figuurzagen, teekenen etc. Zondagavond 30 Augustus wordt er een groot kinderfeest georganiseerd in het Verenigingsgebouw „Marco Polo”, Marco Polostraat 182. Aanvang half acht. Kinderen met hun ouders hebben daar vrijen toegang. Ieder kind mag zijn vriendjes en vriendinnetjes meenemen. De Voorzitter der Vereniging zal U dan iets uitvoeriger de plannen uiteenzetten. Verschillende artisten hebben hun medewerking reeds toegezegd, zoodat dit feest ongetwijfeld bü klein en groot in den smaak zal vallen. Het Bestuur zal het ten zeerste op prijs stellen, indien U door Uw aanwezigheid blijk geeft, met zijn plannen in te stemmen. HET BESTUUR.
Advertentie
STADION KONINBINNEOAG 31 Aug/31 2 UUR Vanaf heden Voorverkoop genummerde plaatsen 1930 uitverkocht
De aandacht van belanghebbenden wordt gevestigd op de in de voorportalen der gemeente synagogen aangehechte bepalingen, regelende de verhuur en opzegging van huur van zitplaatsen met ingang van het a.s. Nieuwjaarsfeest. , 10 Eloel 5691. Amsterdam, 23 Augustus. 193j; Het Kerkbestuur der Nederl. Israël. Hoofdsynagoge, alhier. 21
Advertentie
Uiluoneiim Farailie-Pension hm nH*BI COHEN-VAN CREVELD Koningstraat 23 — Telefoon 1892 Alle kamera voorzien van stroomend water GROOTE TUIN UT Streng Ritueel
Advertentie
DE TWENTSCHE BANK n.v. Kapitaal en Reserve ƒ 56.500.000. BIJKANTOREN: WATERLOOPLEIN 103—106 — PRINS HENDRIKKADE 138—139 ALLE BANKZAKEN SAFE-DEPOSIT
Advertentie
VOOR FIJNSTE ROOMBOTER QCZOVTEN EN ONGEZOUTEN firma M. L. DE LANGE
IN DUCO-TAXI Veesperplein 18 b/d. B. v. d. Diamantb. Telefoon 52633 en 52643. Ubert Cuypstr. 33-35 b/d. Ruysdaelkade Telefoon 22660 (2 lijnen).