In vele gemeenten van ons dierbaar vaderland wordt gesmokkeld ; waar men de kans schoon ziet, doet men het. En, wijl de kans daartoe schoon is in het plaatsje Gendringen, daarom doet men het ook daar. Dit zou op zich zelf de vermelding niet waard wezen. Maar wel bijzonder is het, dat in die bescheiden plaats drie van de vier ouderlingen dor Ned. Hervormde Kerk aan het smokkelen schuldig staan en de predikant dier uitverkoren gemeenten, dr. J. van Dorp, een wetenschappelijk man, schrijft over dit geval in d e Nieuwe Nederlandsche Kerkbode , van welk orgaan hij mede-redac* teur is, het één en ander. De predikant van Gendringen doet dit evenwel, naar het ons wil voorkomen, op een ietwat zonderlinge manier en zijn ironie is inderdaad zóó troebel, dat men tot ons de vraag richtte, of het wel als ironisch kan zijn bedoeld. Ter geiuststelling me3nen wij te kunnen antwoorden, dat wij in het artikeltje van den Gendringschen predikant geen goedkeuring of goed-praten van het smokkelen zien, al geven wij onmiddellijk toe, dat het aanbevelenswaardiger zou zijn geweest, zoo de schrijver in de Nieuwe Nedetl. Kerkbode zich angstvallig had gehoed voor elk mogelijk misverstaan woden. Dr. Van Dorp dan eegt, dat in verscheidene grensgemeenten de smokkelhandel met hartstocht wordt gedreven en de smokkelwoede bijna ieder aangrijpt. Eerst liet alleen het zoogenaamde uitvaagsel er zich mee in — de kwalificatie is van dr. Van Dorp —; spoedig werd het aarzelend goed gepraat; ten slotte gaat bijna ieder meedoen, vooral nu de geoorloofde handel voor de boeren minder gunstige resultaten afwerpt, dan tot eenige maanden het geval wasMen ziet,: dr. Van Dorp legt wel den vollen nadruk op den materieelen kant des levens. Er zijn, zoo gaat dr. Van Dorp voort, in deze zaak graden en standen. Men kan zelfde stoute schoenen aantrekken, en met het halve "Varken op zijn rug den nachtelijken tocht ondernemen. Men kan zich ook bepalen tot het overbrengen van koeien en paarden, waarbij dan een vrachtje wol of spek er tegelijk mee door kan. Men kan de smokkelwaar opkoopen, of ook slechts voortbrengselen van eigen boerderij er voor bestemmen, terwijl het voorts een heel verschil maakt, of men zijn vee levend dan wel dood in handen van de smokkelaars speelt. En deze dingen, zegt dr. Van Dorp, maken niet alleen geldelijk, maar ook zedelijk verschil. De boer, die zijn varkens door smokkelaars laat behandelen, ziet laag neer op den smokke laar zelf. Met koeien en paarden geven zich allaen nette menschen af, die zich zouden schamen, met een dood half varken op den rug te loopen. Hoogstens vormen zulke nelte menschen een complot, dat de niet-nette smokkelaars huurt en ruim betaalt, maar zelf in alle veiligheid een nog grootere winst opstrijkt;
daar zijn de mannen van kapitaal, gezeten menschen voor. Deze verschillen hebben bepaald een voordeel, meent dr. Van Dorp. Want ieder vindt nu een voor hem passende plaats in de rijen der smokkelaars, zonder dat hij zich al te zeer behoeft te schamen voor het drinkende en stelende gezelschap, waarin hij verkeert. De smokkelarij is eenvoudig in de reeks der gerechtvaardigde maatschappelijke transacties opgenomen, zij is ingelijfd in de van God gegeven beroepen, waarin men natuurlijk in eer en deugd werkzaam moet zijn. Uit dit citaat, dat wij met opzet uitvoerig hebben gegeven, meenen wij niet anders te kunnen afleiden, dan dat het de bedoeling was van dr. Van Dorp, ironisch te wezen, maar wij erkennen gaarne, dat het hem niet zeer gelukkig is afgegaan. Het droeve feit blijft echter, dat drie van de vier ouderlingen eener hervormde (orthodoxe) gemeente meer gevoelen voor de aanbidding van het gouden kalf, dan voor naleving der wetten. En tevens blijkt, hoe men in sommige orthodoxe kringen al spoedig het geweten kan paaien, door eenvoudig te decreteeren, dat een zondige, transactie — immers: overtreding van de wetten der overheid is zonde — zoodra zij maar een flink materieel voordeel afwerpt, kan worden «ingelijfd» in de «van God gegeven beroepen», waarin men natuurlijk in eer en deugd werkzaam moet zijn. De eerbied voor goddelijke en menschelijke wetten is niet bestand tegen den klank van de zilverlingen, verkregen uit een verboden handel. Het is beschamend. Nu wij het in dit artikel toch over den smokkelhandel hebben, willen wij een vraag, voor eenige dagen door het Hbld. gesteld, tot de onze maken : waarom wordt geen practischer regeling ingevoerd voor de toepassing van straffen op fraude, aan de grens gepleegd ? Een geldboete, met sprongen klimmend, naarmate de beklaagde voor den tweeden, derden, vierden keer veroordeeld wordt, en direct opgelegd na vaststelling van het strafbaar feit, zou aan de schatkist veel uitgaven besparen en heel wat meer afschrikwekkend werken dan het thans bestaande langebaanstrafstelsel. En tegelijk zou dan een einde kunnen komen aan het vreemde verschijnsel, dat onze ambtenaren en politie zich telkens beijveren, om eenige honderden van smokkelen]verdachte Duitschers op te vangen, zonder straf over de
grens te leiden en daar over te geven in handen van de Duitsche autoriteiten, die, volgens hun strafstelsel, aan elk der aldus uitgeleide landslui een boete van vijftien Mark, direct te voldoen, kunnen opleggen. Zoo'n maatregel van uitleiden kan in verschillende gevallen een nuttig effect hebben, maar dit neemt niet weg, dat de Hollandsche ambtenaren er zich voor uitsloven moeten, terwijl de Duitsche schatkist er de boeten van ontvangt. Ook met de uitzetting uit het een of andere grensgebied wordt het bedoelde effect niet bereikt. Als een smokkelaar bijvoorbeeld het grensgebied in Overijsel moet .verlaten, dan vindt hij gemakkelijk genoeg gelegenheid, zijn bedrijf in een andere grensstreek, laten wij zeggen: het Limburgsche, voort te zetten. Het zou daarom aanbeveling verdienen, meenen wij, om, als men het systeem van uitzetten wenscht te handhaven, den delinquent naar een gedeelte van ons land te verbannen, waar hem de gelegenheid absoluut ontbreekt, zijn smokkelbedrijf voort te zetten. Allicht werd op die manier een meer afdoend resultaat bereikt.
"CHRISTENDOM EN SMOKKELARIJ.". "Bredasche courant". Breda, 1917/01/09 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB03:000060024:mpeg21:p001
"Bredasche courant". Breda, 1917/01/09 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB03:000060024:mpeg21:p001
57 «Zult ge niet lang wegblijven, lieveling?» fluisterde hij. Zij veegde haar oogen af en antwoordde stamelend: «Neen... dat wil zeggen...» »Wat is er gaande?» «Och, Ali, ik zal bet je maar vertellen... «Welnu!» «De oude Zaggoory zegt, dat ik met hem moet trouwen, anders zat hij zorgen, dat wij allebei verhongeren.» «Allah! en gij... gij?» «Och, Ali, zie me niet zoo boos aan ; ik bezit niets meer en zal moeten verhongeren, maar wat er ook gebeurt, ik houd van jou alleen.» «Vloek over Aaron Zaggoory! vloek over jou! Vloek over iedereen en alles !» Niemand was gekomen, om Israël voedsel te brengen. Dit opmerkend, kwam Larby, de neger, bij hem en bracht hem een rond broodje. «Gij zijt even als ik, Sidi,» zeide hij opgeruimd ; »gij hebt niets noodig;» en daarbij wees hij met zijn vinger naar boven, om te beduiden, dat hij daaromtrent op de Voorzienigheid vertrouwde. Op deze wijze gaf de schelm te kennen, dat hij uit de zakken van zijn kameraden stal, tcrwyl zij in slaap waren. «Wilt ge niet? Altijd door vasten?» En zingend, zooals hij was gekomen, ging hij weer heen. «Wat?» riep hij tegen eenigen in de verte, «khalia in zoo'n vogelkooi eten ? Dat is slecht, skcht, slecht!» Dit alles drong slechts als door een dikken
nevel tot Israël door. Hij hoorde en zag, maar zonder recht te begrijpen, want zijn gedachten waren ver weg. Hij bleef stil zitten bij den pilaar, waar hij zich bij zijn komst had laten nedervallen. Vaag zat "hij voor zich uit te staren, maar zonder iets te zien. Sprak men tegen hem, hij scheen het niet te hooren. Op deze wijze bracht hij dagen en nachten door, weinig slapend en zelden etend ; het was alsof hij steeds op iets wachtte. Van tijd tot tijd werden er nieuwe gevangenen binnengebracht en dan alleen werd zijn belangstelling opgewekt. Eén vraag deed hij slechts. Van waar zij kwamen ? Was het antwoord : van Fez, van Wezzan, van Mequinez of van Marrakesh, dan keerde Israël zich zonder verder te vragen van hen af. Naar het verhaal van hun ongelukken, naar hun Jdachten en verwenschingen luisterde bij niet meer. Vreemdelingen uit Europa, die door hetjand reisden, mochten naar binnen zien door het kijkgat, dat boven in de deur was aangebracht, waar de cipier op de ginbi speelde. De Jaden, die mandjes maakten, namen deze gelegenheden fe baat, om bun arbeid te koop aan te bieden. Ten einde met de bezoekers te kuunen spreken, greep Israël een of ander voorwerp om het, als wilde ook hij iets verkoopen, naar buiten te kunnen hangen. Hij deed dan steeds dezelfde vraag. «Van waar zijt gij ?« Hij vroeg dit in het Engelsch, Spaansch of Arabisch. Soms gebeurde het wel eens, dat de vreemdelingen hem kenden, maar dit liet hem onverschillig. Hun antwoorden bevredigden hem nooit en zuchtend keerde hij naar zijn pilaar terug. Zoo gingen verscheidene weken voorbij, en Isiaël begon ei vermoeid, afgetobd en vervallen uit te zien. Zijn medegevangenen betoonden hem nu op hun ruwe manier eenige achting. Den eersten dag van zijn komst hadden zij ge;
grinnikt en spottend gelachen. Dit was de eerste opwelling van die arme ongelukkige schepselen, zoodra er een nieuwe kameraad werd binnengebracht. Het zware lijden, dat zoo duidelijk op Israël's gelaat stond uitgedrukt, was niet zonder uitwerking op die onbeschaafde zielen gebleven. Hij was een gevallen grootheid; hij bezat niets meer, zelfs geen brood om te eten, noch water om te drinken. Zoo overlegden zij dan onder elkander, hoe zij zouden doen, om hem te bewegen, hun voedsel met hen te deelen. Eindelijk besloten zij de zakken, waarin zij hun mondvoorraad bewaarden, bij hem te brengen en hem te verzoeken dagelijks uitdeeling te houden. Hij was meer dan zij, hij was eerlijk, en niemand zou hem durven bestelen ; zoodoende zon de voorraad ook langer strekken. Het was een aandoenlijk schouwspel. Maar Israël's belangstelling, ais er nieuwe gevangenen kwamen, bleef steeds even groot. Eens zag hij, nog vóór hij zijn gewone vraag had gedaan, dat de nieuw aangekomenen uit Tetoean waren; toen werd zijn rusteloosheid koortsachtig, «Waar ... waar zijt gij ,.. het laatst geweest en waar...» stamelde hij en het was hem onmogelijk, voort te gaan. Maar zij, die uit Tetoean kwamen, wisten wat hij bedoelde en begrepen zijn onuitgesproken vraag. «Neen», zeide de een ; «noch ik,» riep de ander; «ik evenmin», antwoordde de derde; «ik ook niet», voegde de vierde er bij, terwijl Israël hen snel, naar de rij af, vragend aanzag. Zonder een woord verder te spreken, keerde Israël zich om en zette zich dan weder bij den pilaar neder, droomerig voor zich uitstarend en zonder te luisteren naar het verhaal, dat de nieuwe gevangenen van hun ellende deden. Ben Aboa was een schurk, vertelden zij. H e t
volk van Tetoean kende hem nu. Zijn vrouw was een slecht schepsel zonder hart. Beiden waren bezig, het geheele land te demoraliseeren. De stad was nog erger dan Sodom. Geen kind op straat was veilig, en geen vrouw of dochter, die er maar eenigszins goed uitzag, durfde zich op de daken vertoonsn. Hun eigen vrouwen waren naar het paleis gevoerd, en dat was ook de rede van hun inhechtenisneming. Dit geschiedde ongeveer een maand, nadat Israël te Sbawan werd gebracht. Toen begon zijn verstand hem te begeven. Het was treurig oin aan te zien, hoe hij zich hiervan bewust was. Hij worstelde, om niet krankzinnig te worden met al de kracht, waarover hij kon beschikken. Moest hem dit overkomen, waar bleef dan zijn hoop, om haar te kannen bewaken? Hij zou niets meer zijn dan een hulpeloos voorwerp, tot niets meer in staat. Soms sloeg hij opeens zonder aanleiding de armen uit, in het wilde vloekend en verwenschend, dan liet hij beschaamd en verlegen het hoofd op de bor3t zinken, zacht mompelend : «Neen, neen, Israël; neen, neen, neen ! Niet alzoo!» Nog meer gevangenen kwamen uit Tetoean en allen vertelden beizelfde. Israël luisterde met afgetrokken blik en scheen hun verhaal nauwelijks te hooren. Maar op een morgen zagen allen, dat een treurige verandering met hem had plaatsgegrepen. Israëls gelaat, dat er vermoeid en afgetobd had uitgezien, was nu geheel oud en vervallen. Zijn zwart haar, met grijs doormengd, was geheel en al wit geworden, alsook zijn baard, die lang was en verward in elkaar zat. Maar zijn oogen brandden als vuur en zijn tanden glinsterden, want bij lachte nu om alles, niet woest, toornig of minachtend, maar met een stille opgeruimd;
beid als een tevreden, gelukkig menscb. Israël was krankzinnig, en zijn krankzinnigheid was treffend en aandoenlijk om te aanschouwen. Hij verbeeldde zich weder in zijn vroeger huis en een rijk man te zyn. Met groote edelmoedigheid deelde hij zijn weldaden rond. «Neemt maar wat gij noodig hebt; eet en drinkt zooveel gij wilt; waar dit vandaan komt is nog meer te krijgen; God schonk het mij om allen te helpen » Met deze vriendelijk uitgesproken woorden deelde hij den voorrad rond, zooals hij gewoon was dit te doen, alleen noemde hij hen : Sidi, Mulai, enz., naarmate hun kleederen meer of minder gehavend en gescheurd waren. Het was een krankzinnige, die zoo sprak, maar het hart was groot en goed gebleven. Van dien tijd af behandelde hij zijn kameraden, alsof zij zijn gasten waren, en verschenen er nieuwe gevangenen, dan verwelkomde hij hen vriendelijk en beleefd, alsof zij vrienden waren, die hem kwamen bezoeken. «Welkom», zeide hij dan, «gij zijt hier van harte welkom. Doet, alsof gij thuis zijt. Hetgeen gij hier niet ziet, kunnen wij u niet geven, want dat bebben wij niet gekregen. Welkom, welkom in mijn huis!» Het was een treurige en pijnlijke ironie. De makkers van Israël begonnen minder aan hun eigen ellende te denken, toen zij de grootbeid van zijn lijden aanschouwden. Zij staken de hoofden bij elkaar, om de oorzaak zijner krankzinnigheid te ontdekken. De meesten dachten, dat hij over het verlies van zijn vroegere grootheid tobde. (Wordt vervolgd).
"DE ZONDENBOK Naar het Engelsch van Hall Caine DOOR JEANNE HUYGENS. (Nadruk verboden.)". "Bredasche courant". Breda, 1917/01/09 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB03:000060024:mpeg21:p001
De Roemeensche vesting Focsani gevallen. Russisch succes aan de Aa. Verliezen van neutralen ter zee.
"De Roemeensche vesting Focsani". "Bredasche courant". Breda, 1917/01/09 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB03:000060024:mpeg21:p001
Wij hebben er bij herhaling reeds de aandacht op gevestigd, dat op alle oorlogstooneelen een stilstand is ingetreden, behalve op den Balkan en wel meer speciaal op het Roemeensche grondgebied. Met dezen toestand zette het jaar 1916 uit en het nieuwe jaar 1917 in. Niemand, die oogeu heeft, om te zien, zal willen ontkennen, dat daar zonder eenig voorbehoud de Vierbond in het voordeel is. De stoot, welken de Entente Turkije in het hart wilde toebrengen, is op zóó afdoende wijze afgeslagen, dat deze poging niet zal worden herhaald. Van de drie Balkanstaten, welke de zijde van de Entente gekozen hebben in den oorlog, is Montenegro geheel, Servië op een kleine grensstrook in het Zuiden na, Roemenië voor zeven achtsten in handen van den Vierbond, voor wien het nieuwe jaar begonnen is met nieuwe overwinningen. Al tegroote verwachtingen kan men echter niet hebben van de terugwerking, welke dit zal hebben op den algemeenen toestand, want die wordt het meest beïnvloed door den loop van zaken op de hoofdtooneelen van den strijd. De Stampa, het orgaan van Giolitti, den Italiaanschen staatsman, van wien bekend is, dat hy in de kritieke dagen, toen Italië op den tweesprong stond, de opvatting niet deelde, wtlke dit land in den oorlog heeft gedreven, vat baar oordeel over den toestand aldus
samen : De oorlog heeft in het afgeloopen jaar strategisch geen beslissing gebracht. Duitschland heeft wel gewonnen, doch het heeft geen beslissing kunnen bereiken, want het beeft zijn koloniën verloren en is de beschikking over de zeewegen kwijt. De groote overwinningen van Duitschland — juister gezegd : van den Vierbond, want al neemt Duitschland de eerste plaats in den Vierbond in, de andere leden tellen ook mede — zijn niet beslissend geweest, zooals die van Metz en Sedan, maar bebben hoogstens de beteekenis van Gravelotte. Er zijn duizenden vierkante kilometers grond veroverd, maar al wat gewonnen werd is niet voldoende, om den vrede te kunnen dicteeren. Volkomen juist. De Vierbond kan den vrede niet dicteeren. Maar de Entente is daartoe nog minder in staat. Dit is, in korte woorden uitgedrukt, de toestand: dat geen van de twee partijen in staat is, de andere te overwinnen. Wel kan men elkander uitputten en daarin zóó ver gaan, dat het resultaat met een wederzijdsche vernietiging gelijk staat. Ziedaar de uitkomst van deze reuzenworsteling, die nu welhaast dertig maanden duurt. Daarvoor hebben beide partijen zich offers opgelegd, welke men niet denkbaar zou bebben geacht. Engeland heeft afstand gedaan van wat altijd werd beschouwd als het palladium der vrijheid van den Britschen burger, toenjhet Lagerhuis in zijn zitting van 25 Januari 1916 met 383 tegen 36 stemmen besloot tot invoering van den verplichten dienst bij het leger. De Duitsche Rijksdag heeft den 2en December nagenoeg eenstemmig — slechts 19 leden stemden tegen — de wet op den vaderlandschen hulpdienst aangenomen, die alle mannen tusschen zeventien en zestig jaar, zoover zij niet bij het leger dienen, verplicht, zich ter beschikking van de overheid te stellen, om de diensten te verleenen, waarvoor zij zullen worden aangewezen. Daarvoor brengt men financieele offers, waarvan geen tweede voorbeeld te vinden is. De oorlogscreditten, die de Duitsche Rijksdag aan de regeering heeft toegestaan, bedragen tot dusver een totaal van 64 milliarden mark. Frankrijk heeft leeningen aangegaan tot bebestrijding van de oorlogskosten, welke de staatsbegrooting bezwaren met een jaarlijkschen rentelast van 2* ] 2 milliard francs. Daarvoor verordent men verbodsbepalingen, welke handel en verkeer voor den vijand stop moeten zetten, maar daarnevens ook de onzijdigen treffen en waarvan men zelf haast niet minder zwaar den .terugslag ondervindt.. Daarvoor neemt men maatregelen, welke ten doel hebben, allen toevoer voor den tegenstander af te snijden en waarvan de uitwerking is, dat men zelf zich door levensmiddel nood bedreigd ziet. Maar de zwaarste offers, welke de oorlog vordert, zijn die aan menschenlevens. Ook in dat opzicht laat deze oorlog alles achter zich wat tot dusver is beleefd. Sprekende cijfers zijn daarvoor bijeengebracht door het te Kopenhagen gevestigde genootschap voor sociaal onderzoek van de gevolgen van den oorlog in een tabel, waaraan het volgende is ontleend : Terwijl de oorlogen in de jaren van de groote Fransche revolutie en den tijd van Napoleon, die 25 jaren hebben geduurd, Europa 2.1 millioen menschenlevens kostte, de DuitschFransche oorlog van 1870/71 184.000 strijdenden verslond, de Russisch-Japansche oorlog aan 160.000 soldaten het leven kostte, zijn in dezen wereldstrijd tot aan het verschijnen van deze tabel 4.6 millioen menschen gestorven. Per dag berekend, krijgt men voor de Napoleontische
oorlogen 233 dooden, voor 1870/71 875, voor den Russisch-Japanschen oorlog 292 en voor dezen wereldstjyd 6336. Het aantal gewouden wordt opgegeven als 11.2 millioen, dat der invaliden als 3.4 millioen. Natuurlijk zijn dit geeu definitieve cijfers. Eerst als het weer vrede geworden is, zal het mogelijk zijn, die op te maken en bovendien gegevens te verkrijgen over de hooge sterfte onder de krijgsgevangenen, de sterftecijfers in de bezette streken van het vijandelijke gebied en den achteruitgang van de geboorten. Vooral zal het van belang zijn. na te gaan, hoe hoog het percentage onder de gevallenen is aan jonge mannen, die nog geen gezin hadden gevormd. Is het wonder, dat, met deze ontzettende cijfers voor oogen, de wensch, om aan zulk een jammer een einde te maken, met den dag vuriger wordt ? De door ons zoo even genoemde Stampa bepleit in een zeer lezenswaard artikel de noodzakelijkheid, om den oorlog te beëindigen, niet om militaire docb i om economische redenen; het zegt tot ondersteuning daarvan dit: Europa is den oorlog begonnen met volle magazijnen ; nu zijn in alle landen de grondstoffen opgeteerd en in het komende jaar zal het nog erger worden. Groot-Brittannië doorleeft een transport-krisis, Amerika wil geen leder en katoen meer leveren, welke artikelen Enropa in ongekende hoeveelheden verbruikt. In Rusland is de stremming van het verkeer zóó groot, dat St. Petersburg zonder brood is, ofschoon in Zuid-Rusland de graanpakhuizen vol zijn. Argentinië kan niet verder werken, want de immigratie uit Europa is gestaakt. Zuid-Amerika bevindt zich in een financieele krisis, omdat de voortbrengelen van het land. onverkoopbaar zijn wegens het gemis van scheepsruimte, om ze te vervoeren. Het gebrek aan goederen in Europa heeft een aanhoudend stijgende duurte tengevolge. Daarbij bevindt gaheel Europa zich in een algemeene krisis van de goudreserve. Het artikel eindigt met de waarschuwende woorden, welke wij geheel en al tot de onze kunnen maken: Wanneer de oorlog wordt voortgezet, dan beteekent dat de likwidatie van Europa. De Europeesche rassen zullen van den aardbodem verdelgd worden. Europa zal een groot kerkhof worden en de Europeesche beschaving vernietigd. Indien de oorlog wordt voortgezet, zonder te letten op wat het uurwerk aanwijst, dan zullen wij onder de puinhopen begraven worden en als dooden de overwinning niet meer genieten. Stoot op stoot wordt den verbonden Russen en Roemenen door de legers der centralen toegebracht. Thans is ook de vesting Focsani gevallen. Dit was te verwachten. Eerst werden de Russen en Roemenen uit de sterk verschanste bergstelling van Odobeski op de Poekna teruggeworpen; verder zuidelijk „viel, bijna tegelijkertijd, de reeds in October uitgebouwde, thans taai verdedigde Milcoevoe stelling. Bij een scherpen volgenden stoot werd den vijand geen
tijd gelaten, zich in zyne tweede linie aan het kanaal, tusschen Focsani en Jarestea, vast te zetten. Ook deze stelling werd doorbroken en toen was het lot van Focsani bezegeld. Merkwaardig blijft het evenwel, zoo weinig gevangenenen de centralen maken. De bovengemelde successen leverden hun slechts 3900 man ; drie kanonnen werden voorts verraeesterd. Men ziet dus, dat ook de oorlogsbuit zeer gering is. Kussen en Iloemenen hebben blijkbaar voldoenden tijd, om hun aftocht te dekken. Elders, op het Oostelijk oorlogsterrein, hebben de Russen een succes te boeken gekregen. Van het front van prins Leopold wordt officieel gemeld, dat ten Westen van den weg Rigaftlitau de Russen Zondag opnieuw aanvallen deden met sterke strijdkrachten en oVer een breed front. Aan de rivier de Aa slaagden zij er in, »het op 5 Januari gewonnen terrein uit te breiden.» Van die terreinwinst beeft Weenen ons eerder zoo goed als niets medegedeeld. Lakoniek ij het Duitsche stafbericht: bij Riga hevige geschutstrijd. Zonder meer. Petersburg licht ons uitvoeriger in. De strijd woedt vooral hevig ten Zuiden van het Babitmeer, waar de Russen sedert 5 Januari — het officieel communiqué is op den 8sten gedateerd — zestien kanonnen veroverden en 800 man gevangen namen. De duikbooten hebben weer heel wat slachtoffers gemaakt. Blijkens berichten van 8 dezer zijn gezonken de Noorsche schepen Brenda, Laupar en Hansi; verder is het Deenscbe stoomschip »Nüsberg« in den grond geboord. Een slechte dag voor de neutralen.
De teruggave van EIzas-Lotliaringen Het Vaderland behandelt in een overzicht de vredeseischen van Bassermann en meent, dat men deze niet te veel au sérieux moet nemen. De verschillende regeeringen zullen heel in het geheim de vredesonderhandelingen voeren, en hun volken dan voor het voldongen feit stellen. Zoo bestaat er ook in Frankryk een groote groep, die nog steeds spreekt van «revanche", d.w.z. de volledige terruggave van Elzas-Lotharingen. Maar de Fransche regeering rekent zeker niet daarop, en daarom is daarvan in het antwoord der geallieerden ook geen sprake. Wanneer deze opvatting juist is, dan zou bet wel eens zoo uit kunnen komen, dat deze geheele geweldadige wereldoorlog voor alle partijen op niets uitliep. De stemming in Amerika. De oud-consul generaal van Amerika, Gaffney, die zoo juist van een reis in Amerika te Miincben teruggekeerd is, schrijft in de Münchener Neuesle Nachrichten o a.: »Wilson werd herkozen, omdat hij vredes-president zijn wilde De Duitsch Amerikaansche en lersche stemmen hebben hem de overwinning bezorgd. Nooit te voren was in Amerika een zoo groote overgang van stemmen uit de tegenpartij beleefd." Gaffney zelf, die, omdat hij Wilson's vroegere politiek ten aanzien van Duitschlapd en Mexico afkeurde, voor Hughes werkte, twijfelt toch niet aan de volstrekte eerlijkheid van Wilson en meent, dat deze ook in de toekomst voor het behoud vau den vrede zal arbeiden. Hughes viel ten gevolge van den steun, dien hij ontving van Entente-gezinde linancieele groepen, zooals van Morgan, welke meer dan 12 millioen aan verkiezingsgelden bijeenbrachten. Maar ook hij zou aan de politiv k van vrede hebben vastgehouden In Amerika gaat Engeland's invloed niet vooruit. Da ontzettende geweldpleginz, waarmede Maxwell den opstand in Ierland dempte, de behandeling van Griekenland, de zwarte lijsten, het inbeslag nemen van de Amerikaansche post en dergelijke hebben zeer ongunstig voor Engeland gewerkt. De stemming ten opz>chte van Duitschland is thans anders dan Gaffney een jaar tevoren moest vaststellen. Engeland verspreidt daarover voortdurend onware berichten. Guffney ziet thans geen reden voor conflicten van Amerika met Duitschland en spreekt de verwachting uit, dat Wilson van de hem verleende bevoegdheid tot het nemen van vergeldingsmaatregelen tegen de zwarte lysteu zal gebruik maken. Dei nachts op marsch. Een medewerker schrijft aan de Daily Chronkle: Soldaten, die 's nachts over open terrein tnarcbeeren, wijken altijd naar links van de voorgenomen richting af, doch nooit naar rechts. Militairen vau groote ondervinding hebben dit verschijnsel waargenomen en schrijven het aaD twee redenen toe. Op de eerste plaats wordt het geweer in de rechterhand gedragen en spreekt het dus van zelf, dat die hand zich vrij moet kunnen bewegen en waar de troep in gesloten formatie optrekt, is het instinctief de gewoonte, om met den elboog ruimte te krijgen naar links. Bovendien begint de soldaat altijd met den linkervoet te marcheeren en, hoewel het moeilijk te bewijzen is, wijkt een bataillon, zelfs als het bij daglicht naar een zichtbaar doel loopt, altijd eenigszins naar links af.
Met de cinema aan liet front. In de Daily Express vertelt een Amerikaan, hoe hij als cinema photograafin Frankrijk werkte, om opnamen van de gevechten aan het Westelijk front te maken. »Ik was al acht keer gevangen genomen bij mijn pogingen, om naar het front te komen en tenslotte bevond ik mij in Amiens met het dringend bevel, ten spoedigste de stad te verlaten. Dien avond vertrok er een artillerie-trein naar het front. Ik klom op een der vlakke waggons, waar ik onder het zeildoek, dat over een stuk veldgeschut lag, kroop en mij voor den nacht gereed maakte. Spoedig viel ik in slaap. Toen ik den volgenden ochtend wakker werd, was ik reeds te Bergen. Ergens in de buurt beerschte een geweldig lawaai; de kanonnen kraakten en donderden, zoodat de lucht ervan dreunde. En toen ik uit mijn schuilhoek keek, zag ik juist een regiment llighlanders voorbijgaan, in de ricbtiog, vanwaar het gedonder klonk. Die gelegenheid moest ik waarnemen. Ik kwam uit mijn schuilplaats, Tuilde met een Highlander eenige sigaren voor een stuk chocolade ea volgde toen bet regiment. Na twee uren marcheeren kregen wij bevel, om in de eerste loopgravenrij te gaan. Jongen, wat was dat een dag! Terwijl de Highlanders op de Duitschers vuurden, werkte
ik met vlijt aan mijn camera, want voor de eerste maal bemoeide niemand zich met mij. Iedereen was te druk bezig, om op mij te kunnen letten.... Die loopgraaf werd spoedig onhoudbaar voor eenig sterfelijk mensch en ten slotte kwam het bevel, om terug te trekken. De mannen, die uit de loopgraaf weg konden komen, verdwenen zoo spoedig zij konden. Ik bleef achter, niet omdat ik gewond was of omdat ik er erg opgesteld was, om er te blyven, maar omdat ik een opname van een Duitschen aanval wilde maken. Dat gelukte mij dan ook en toen ik hen bemerkte, kwamen zij op een paar honderd meter afstand, als konijnen wippend op mij aan. Ik kroop uit de loopgraaf, alsof de duivel mij op de hielen zat en rende weg zoo hard ik kon. De lucht was vol van het gefluit der kogels en in mijn verbeelding gevoelde ik ieder oogenblik een Duitsche bajonet in mijn rug stooten. Ik kwam al rennend ten slotte in een Fransch linieregiment terecht en toen ging mijn haar weer vlak liggen. Maar vóór ik op mijn sterfbed lig, zal ik nooit zoo dicht bij den dood zijn geweest als op dien dag. .... Op zekeren avond, tijdens een bombardement, nam een Belgisch soldaat, dien ik vroeger als kelner te New York had gekend, mij mede in een wijnkelder, gaf mij wat stroo om op te slapen. In hetzelfde huis waren nog eenige Belgische soldaten iugekwartierd. Even na middernacht viel een projectiel uit een 42 c.M kanon op het huis en ontplofte. In de kamer, waar ik sliep, werden negen man gedood en op de verdieping daarboven nog vijftien man. Ook aan de Somme ontsnapte ik in Juli 1916 op merkwaardige wijze aan den dood. Ik kan u daaromtrent niet veel meer vertellen, dan dat iemand, die opwindende gebeurtenissen wilde meemaken, nergens beter heen kan gaan dan daar. Ik draaide de kruk van mijn «movie» machine achter de Ëngelsche loopgraven en maakte wat opnamen, toen ergens in de baurt een granaat ontplofte, die mijn toestel aan stukken sloeg, terwijl ik zelf later met een lichte schedelbreuk wakker werd. Maar ik leef nog en ik ben er nu aan gewend. Ik ben van dat alles gaan houden en daarom ga ik er weer been.
"DE OORLOG. Overzicht.". "Bredasche courant". Breda, 1917/01/09 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB03:000060024:mpeg21:p001
a itii"Miiiiiiiiiiiimiiiitiiiiiiiiiiiijiiiiii!iiiiiii[iiiiiiiiiiii[|iiiiliii[iii; RKIRCHMAN & O.HIEUWE CINNEKENSTR., TEJ-ÊF. M BREDA. iillHlltt!l!tll!ltllUJIIUIM!IttïllillIUlllUinil!IMII!IIUtlM»JltmUUII Effeiten, As&i
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1917/01/09 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB03:000060024:mpeg21:p001