De Nieuwe Cl. is niet erg ingenomen met de nieuwe wijziging, die de Regeering thans voorstelt, bij het overigens alleszins redelijke plan om de f 2000 schadeloosstelling, welke een Tweede Kamerlid krachtens het tegenwoordige art. 89 der Grondwet jaarlijks geniet, tot f 3000 te verhoogen en een betere vergoeding van reis kosten mogelijk te maken. Het blad bedoelt de vastlegging in de Grondwet van een Kamerpensioen. ' »Het zal honderd gulden voor elk jaar vervuld lidmaatschap beloopen, ingaan wanneer de gerechtigde niet wordt herkozen en in totaal niet meer dan f2000 kunnen bedragen. Met een normaal Kamerlidmaatschap vau één parlementaire periode, verwerft men zich dus een pensioentje van f 400 per jaar of f8 in de week. Dit zal het «baantje» buitengewoon aanlokkelijk maken en de jacht naar een zetel doen toenemen; wat belooft een candidaat al niet met een pensioen in 't vooruitzicht, dat hem te eerder zal toevallen naar gelang hij zijn belofte meer in 't oogvallend schendt 1 De taak van de kiesverenigingen en baar besturen bij 't samenstellen der lijsten en der volgorde zal door den aandrang' der aspiranten worden verzwaard. Slechts zullen ze misschien iets gemakkelijker een ongeschikt gebleken Kamerlid kunnen loslaten. Men behoeft geen consideratie meer te gebruiken—de man krijgt toch pensioen! Stemplicht. Hetzelfde blad schrijft over 's Ministers Gort vau der Linden's voornemen om stemplicht in te voeren, het volgende : • Gevoelsbezwaren tegen stemplicht hebben wij bij menigte. Met stemdwang — want stemplicht is, meu kan prof. l'abtos niet tegenspreken, een valsche benaming — wordt in het kiesstelsel het laatste woord toegekend aan de mechaniek. Stemdwang doodt bij het vervullen van den staatsburgerlijken} plicht, om van het kiesrecht gebruik te maken. Het mooie is er af. Een stemdwang schept weder een nieuw louter-formeel delict; men gaat een verzuim strafbaar stellen, dat in geen enkel opzicht zedelijk strafwaardig is.. Een mogelijk voordeel is, dat stemplicht onverschilligen naar de stembus drijft en zoo misschien hen, al doende, tot belangstellenden maakt. Het stuitende opjagen van «stemvee» op den stemmingsdag, de sport, die men in men in Engeland canvassing noemt, zal
niet meer behoeven plaats te hebben ; op het geld, dat daaraan bij elke verkiezing verspild wordt, zal aanmerkelijk kunnen worden bespaard. Echter zal een gedeelte van de drukte, het papier en de kosten worden verplaatst naar de gemeente-secretarieën en de kantongerechten, die deze. hervorming vooral in de eerste jaren na haar invoering met een aanzienlijke hoeveelheid werk zal belasten. Berisping, boete van drie «f (bij recidive binnen twee jaar) van tien gulden wordt verondersteld, den stembus-spijbelaar het begrip van zijn staatsburgerlijke verplichting te zullen bijbrengen. Wij herinneren ons, dat niemand minder dan de historicus Robert Fruin reeds een twintig jaar geleden de invoering van stemplicht in een brochure aanbeval. Maar het blijft ons niettemin nog steeds moeilijk er geen satireoverteschrijven.»
"Uit de Pers. Kamerpensioen.". "Bredasche courant". Breda, 1916/09/09 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB03:000060110:mpeg21:p002
Het Nederl. Gorrespondentiebureau in Den Haag meldt-: Aangezien de heer J. P. Leeuwenburg te Delft het uitsluitend recht heeft verkregen, jonge paarden in Duitscbland in te voeren, hehben Dinsdag j.1. de Duitsche autoriteiten te Kleef een veulen, uit Nijmegen ingevoerd, in beslag genomen. Aan den paardenkoopman Rozenkranz te Kleef beeft de Duitsche regeering vergunning geweigerd, 193 jonge paarden, door hem in Zeeland en Limburg gekocht, in te voeren. Minister en Burgemeesters. Volgens De lijd, moet het er eenigzins zonderling zijn toegegaan op de vergadering, die was belegd door den Minister van Landbouw, om in overleg met de burgemeesters der groote gemeenten en de commissie voor de levensmiddelenvoorziening de distributieregeling te bespreken. «Zijne Excellentie kondigde bij voorbaat aan, dat hij slechts van 11 tot 1 en van 2 tot 3 uur voor de heeren kon beschikbaar zijn. Om 3 uur moest hij de vergadering verlaten en droeg hij het presidium over aan den heer mr. Schim v. d. Loeff. • Toen de gastheer was heengegaan, verliet ook de heer timmerman, burgemeester van Rotterdam, vrij demonstratief de vergadering, en gelastte aan een hem vergezellenden hoofdambtenaar de zitting verder bij te wonen. De heer Tellegen (Amsterdam) en de heer jhr. Van Karnebeek (Den Haag) bleven echter tot het einde. De besprekingen maakten op de aanwezigen een zeer onbevredigenden indruk. Er schijnt weinig uitzicht op te zijn, dat het met de uitvoering van de hooggeroemde distributiewet vlot van stapel zal loopen.» Over de grens gekomen. Een Duitsch soldaat, die geruimen tijd aan het front had gestreden, zou tijdens een paar dagen verlof zijn wouw en kinderen, die te Denekamp wonen, aan de grens ontmoeten. Toen hij daar gisteren aankwam en zijn vrouw en kroost aan de overzijde zag staan, wepd het hem te machtig: hij snelde in de armeD zijner geliefden, om het vaderland voorgoed vaarwel te zeggen. Bij Retranchement zijn gisteren 2 Duitsche deserteurs over de grens gekomen. De een was in uniform, de ander had een burgerjas eu een militairen -broek aan. Zij zijn naar Oostburg overgebracht. Donderdagnacht ziju er bij Overslag niet minder dan acht Duitsche deserteurs over de jjrens gekomen. Appelen en peren. In verband met het 5 dezer afgekondigde uitvoerverbod van appelen en peren, brengt de Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel ter kennis, dat overwogen wordt een regeling te maken, waarbij het mogelijk zal zijn, bepaalde partijen appelen en peren van z.g. luxe soorten, onder vast te stellen voorwaarden, ten uitvoer toe te laten. Stoofperen en -appelen, alsmede handappelen, die hier te lande veel gegeten worden, zullen niet ten uitvoer worden toegelaten. Ken Duitsche vlieger. Bij Sittard is gisteren een verdwaalde Duitsche vliecer wegens gebrek aan benzine geland, fjü was gistermorgen te Keulen opgestegen. Vlieger en vliegtuig zijn geïnterneerd. In Duitsche gevangenschap. Schipper D. Taal, van de «Geertruida», is vergezeld van matroos Arie Visser, uit een zeer langdurige Duitsche gevangenschap ontslagen en behouden te Scheveningen teruggekeerd. Aan een onderhoud dat de Haagsche Cl. had met schipper Taal is het volgende ontleend: Het begin van al mijn rampspoed was het in deu grond schieten van ons mooie schip de •Geertruida», dat pas sedert vijf weken in de vaart was. De prachtboot is op 5 Juli, in de Noordzee, op ongeveer 57 graden 30 minuten Noorderbreedte en 1 graad Oosterlengte in den grond geboord door zeven schoten van een Duitschen onderzeeër ! Dit is geschied niettegenstaande onze nationaliteit met reuzenletters langs de zijden van het schip was kenbaar gemaakt. Wij heschen een vijf meter lange roodwitblauwe vlag. Desondanks ging 't schieten door! 't Was helder zicht en men kon gemakkelijk een zeven mijlen weg zien. De andere leden der bemanning van de • Geertruida» gingen op een Hollandscben logger over en wij drieën moesten aan boord van onderzeeërs gaan. De officieren van den onderzeeër beschuldigden mij, dat 'k een kanon aan boord bad en dat ik den onderzeeër had willen rammen. Zij hebben blijkbaar mijn stoomspil voor een kanon aangezien. Wij zijn acht dagen op den onderzeeër gebleven, ik werd als gevangene behandeld. Donderdag 13 Juli kwamen wij teEmdenaan. Toen werden we naar Wilhelmshafen gebracht en daar in het arrestantenhuis der marine opgesloten. In deze gevangenis heb ik ruim een week gezeten vooj-dat ik voor den eersten keèr voor den marinekrijgsraad verscheen. De beschuldiging, dat ik den onderzeeër had willen rammen, werd tegen mij gehandhaafd.
De desbetreffende krijgsartikelen werden voorgelezen en ik werd ondanks een verdediging van den mij toegevoegden advokaat (waarvan ik overigens niet veel verstond) tot de doodstraf veroordeeld. Ik hoorde de voorlezing vau 't vonnis aan en dit begreep ik wel.,.. De machinist en de matroos werden voor dien krijgsraad vrijgesproken, maar bleven in bewaring om als getuigen te kunnen optreden. Ik heb vervolgens weer drie-en-een-halve week gevangen gezeten, voordat mijn zaak voor een krijgsraad in tweede instantie kwam. — lloe hadt ge het in gevangenschap 1 — In één woord : verschrikkelijk. Al die vele weken hebben ze me in m'n eigen zeemanskleeren gelaten, waarin ik van het schip was gekomen. Schoon ondergoed gaf men mij niet. Ik moest mijn lijfgoed éénmaal 's week wasschen in een emmer water, dat ik eerst had gebruikt ter reiniging van mijn lichaam. Het middageten was meestentijds eenvoudig onherkenbaar. De aardappelen, die ik kreeg, waren voor varkensvoer niet goed genoeg. De eerste drie weken werden wij in 't geheel niet gelucht en de eerste vier weken werd ik niet geschoren. Later verraste men mij plotseling met een pondje tabak eu.... een kam. In de tweede instantie werd weer de doodstraf tegen me geëischt. Ik herhaalde opnieuw mijn plechtigen eed, dat ik onschuldig en waarlijk neutraal was. Nadat de krijgsraad in raadkamer was geweest, werd ik vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. Eindelijk, Donderdagavond, toen het definitief bekend werd dat de openbare aanklager uiet in hooger beroep zou gaan, werd ik in vrijheid gesteld. Wij vertrokken naar Bentheim en ondervonden hier moeilijkheden met de passen. Men wilde ons eerst terugsturen naar Wilhelmshafen, maar de heer Akkerraans (vertegenwoordiger van den reeder, den heer W. den Duik Jzn.) wees er op, dat dit wat al te gek was. Toen konden we naar Muster gaan, waar een Hollandsche consul is. Door middel van heel veel getelegrafeer naar Holland verkregen we ten slotte de vereischte verklaringen en kouden we de grens overgaau. Maar 't gevoel, dat me bezielde,'toen ik weer Hollandschen grond onder de voeten had !
De invoer van bevroren vleesch. (Mr.) II. F. v. L.(eeuwen) vestigt in lu- en Uitvoer de aandacht op de factoren, welke na den oorlog den uitvoer van bevroren vleesch ten onzent zullen prikkelen. »Een voorname oorzaak, welke hier den afzet van het Argentijnsch vleesch in deu weg stond, was, dat het goedkoope paardenvleesch als volksvoedsel een ruimen aftrek had. Terwijl in 1913—1914 nog geen l 1 /, millioen K.G. Argentijnsch vleesch werd geïmporteerd, bedroeg de uitvoer van slachtpaarden uit Engeland jaarlijks 18 a 20 duizend stuks, een slacbtgewicht van omstreeks 1 millioen K.G. vertegenwoordigende. Deze oude Engelsche paarden vormden hef grootste contingent van de paardeu, welke hier ter slachtbank gingen. Met het uitbreken van den oorlog is echter de uitvoer van alle paarden uit Engeland verboden. Men schijnt nu aan de overzijde van het Kanaal, waar men vroeger algemeen paardenvleesch als voedsel versmaadde, dit vleesch te hebben leeren waardeeren, zoodat daar in het eigen land een afzetgebied voor de paarden is gevonden. Waar de afkeer in Engeland van paardenvleesch vrijwel geheel op vooroordeel berustte, is het niet aan te nemen, dat uien er na den oorlog den smaak van zal verliezen, Te verwachten is dan ook, dat de uitvoer van oude paarden naar ons land ziju vroegere beteekenis niet zal krijgen. Ten onzent zol dan echter de behoefte aan goedkoop vleesch te sterker worden gevoeld en zal alle aanleiding bestaan, om den invoer van bevroren vleesch met kracht ter hand te nemen. De overheid zal dan een praktischen zin hebben te toonen bij het herzien der belemmerende keuringsvoorschriftên. liet merkwaardigste is in dezen, dat men zich voor bevroren vleesch angstvallig vasthoudt aan den eisch, dat dit op de wijze van versch vleesch moet wordeu gekeurd, terwijl men deze eischen niet stelt voor de groote hoeveelheden spek en ander geconserveerd vleesch, dat voornamelijk uit Noord-Amerika wordt aangevoerd. In Frankrijk is men door den oorlog tot meer practische opvattingen gekomen en schijut men de belemmerende keuringseischen te hebben laten vallen. Men heeft er blijkbaar ingezien, dat, waar de ongeveer 000.000 ton bevroren vleesch, jaarlijks in "Engeland ingevoerd, aldaar zouder schade voor de volksgezondheid werden genut» tigd, de Fransctie magen waarschijnlijk hetzelfde kunnen verdragen». ltookende schoolkinderen. Wij geven heden in een driestar onze bedenkingen tegen het rooken door schoolkinderen; toevallig ontvangen wij, na het schrijven vau dat artikeltje, het rapport over het onderzoek door de afdeeling Groningen van den Bond van Nederlandsche Onderwijzers naar het rooken door leerplichtige schoolkinderen. Wij ontleenen aan dat rapport het volgende : Het onderzoek is gehouden aan alle eerste-, tweede- en derde-klasse scholen (de eersteklasse scholen zijn die voor de meestgegoede kinderen). Een vragenlijst werd met 11 vragen verspreid, die betrekking hadden op het aantal rookeude kinderen en of dezen veel of weinig rookten, op datgene, wat er gerookt (of gepruimd) werd, op de gevolgen van het rooken voor het onderwijs, hoe de ouders over het rooken oordeelen en wat er gedaan werd om het kwaad te beteugelen. Gegevens werden er verzameld omtrent 3236 jongens van 5 tot plm. 12 jaar. Van dezen rooken er 1622 of ruim 50 •/„. Van de gegoede kinderen rooken er minder dan van de armere. Als reden wordt aangenomen, dat op de eersten beter en meer toezicht wordt uitgeoefend. Op de armenscholen rooken zelfs meisjes en wordt ook het pruimen niet versmaad. (Van mijn sigarenhandelaar hoorde ik onlangs, dat er zooveel meisjes uit den gegoeden stand sigaretteu bij hem kochten. Het heette voor.... pa maar zé waren, dat wist hij absoluut, voor de jonge dames zeiven. Men behoeft in de zomermaanden trouwens maar een wandelingetje te maken langs het Zand voortsche strand t om tal van jonge dames van 12 tot 10 jaar, liggende in de badstoelen of op het zand, te zien rooken.
Het is dus niet alleen onder de minder gegoeden, dat ook de meisjes rooken. Red. Tel.) Het autwoord op de vraag: »Wat is uw oordeel over de gevolgen van het rooken voor het onderwijs?» werd slechts door weinig onderwijzers met beslistheid gegeven. _ Wel kon men de feiten bij rookende kiu <^ ren constateeren, maar conclusies daaruit te tre ^® n zou gewaagd zijn. Daarvoor zou men opzettetij e en zeer uitgebreide proefnemingen moeien doen. Vele feiten werden echter aangevoerd waaruit teu duidelijkste bleek, hoe rookende kinderen achterblijvers waren in de klasse. \an school C werd bijv geschreven : \an de 7 jongens, die rooken, zijn er 5 beneden het middelmatige ^De^vraag was ook gesteld; hoe komen de jongens aan het geld of tabak, sigaren en sigaretten te koopen ! Gelukkig bleek, dat de meesten er op eerlijke manier .aan kwamen n.1. van vader of moeder, V30 de foortjes, die ze bier of daar kregen enz. Maar toch waren er gevallen als: de centen werden verkregen door 't achterhouden van de boodschapcenten, door het versnoepen van schoolgeld en door het wegkapen van sigaretten van vader, vriendjes enz. Ten slotte zijn er dus gevallen, dat een bengel zich versmijt, om maar aan tabak te komen. • Rooken de kinderen met toestemming of in elk geval met medeweten van de ouders?» is de tiende vraag. Meestal blijkt van ja. Veelal tijn'de ouders er niet van doordrongen, hoe nadeelig de tabak voor hun kinderen is. Men vindt 't kinderachtig, Hat de onderwijzers zich over het rooken van wat sigaretten zoo druk maakt. Zeer wenschelijk wordt het dan ook door de onderwijzers gevonden, dat van hooger hand een verbod van 't verschaffen van tabak aan leerplichtige kinderen in 't leven wordt geroepen. Aan het rapport is toegevoegd een groot aantal verklaringen van geneesheeren, die uiteenzetten, welke gevolgen het rooken voor kinderen kan hebben. Volgens allen heeft het rooken den meest schadelijken invloed op het hart en op de bersenwerkzaaraheid. Sigaren en sigaretten worden beide schadelijk geacht. Deze uitspraak, zegt bet rapport, is overbekend, maar... de groote massa wil er in ons land zoo min als elders aan. Duidelijk is het, dat er eenige drang moet worden uitgeoefend en gelukkig achten we het dat men ook in ons land daartegen niet meer opziet, «want reed$ bestaat in enkele gemeenten (Velsen, Krommenie bijv.) een verkoopverbod voor tabak aan jeugdige personen. Trouwens, Nederland komt ook in deze zaak wel wat laat, want.... Engeland heeft sinds 1908 zijn Cliildren-Act, waarin bepalingen voorkomen, om 't rooken door de jeugd tegen te gaan. (Typisch is het daarom wel, dat de Engelsche matrozen, in Groningen geïnterneerd, den jongens zoo dikwijls sigaretten geven, zooals in het rapport zelf wordt verteld.) In Zweden en Denemarken zijn wetsontwerpen aanhangig, terwijl in Noorwegen sedert 1899 de wet aan gemeentebesturen het recht geeft, verbodsbepalingen uit te vaardigen tegen het verkoopen van tabak onder welken vorm ook, aan kinderen beneden 15 jaar. In 57 staten van Noord-Amerika, in Japan en vele Engelsche bezittingen, bestaan verbodsbepalingen. In Japan mag zelfs niemand vóór zijn 20ste jaar rooken. Het rapport eindigt met een verzoekschrift aan den Raad der Gemeente Groningen, om bet daarheen te willen leiden, dijt een bepaling wordt gemaakt, waarbij de verkoop van tabak onder welken vorm ook, aan leerplichtige kinderen wordt verboden.
"Binnenland. Invoer van paarden in Duitschland.". "Bredasche courant". Breda, 1916/09/09 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB03:000060110:mpeg21:p002