(Welker.) De Groote Fransche Revolutie is de ondergang van het oude rijk en de oude beginselen geweest, een ondergang in bloed en tranen, een ondergang onder zooveel ongerechtigheid en wreedheid, dat de wetende en gevoelige wereld daar nog heden van gruwt en ijst. Slacht 200,000 Franschen en de oude tijd zal vergeten zijn," had Marat in zijn dagblad geschreven; „bloed en schrik moeten het nieuwe bevestigen," had Danton in de vergadering der opgewonden volksvertegenwoordigers geroepen, en beider wensch werd vervuld, nadat de dolk van Cbarlotte Corday den eerste en de valbijl der guillotine den andere had bevorderd naar de plaats, waar zij zoovelen heen gewenscht hadden. Hel was in die dagen, dat de Franschen weder invoerden, wat eeuwen tevoren gegolden had in de Grieksche staten en in het Roineirfsche Rijk: de algemeene weerplicht der vrije burgers. Het was de toepassing van het schoone beginsel der gelijkheid van alle burgers voor de wet. De Nationale Vergadering te Parijs besloot er toe den 23 Augustus en den 7 September 1793. De mannen werden eenvoudig opgeëischt; men nam er zooveel, als er noodig waren, bij eenvoudige aanwijzing. Eerst volle vijf jaren later, den 5 September 1798, kwam de wet op de conscriptie tot stand. Het volk hoorde toen dit woord voor het eerst weer na zeshonderd jaar. Ook sprak men van klassen gelijk oudtijds en bedoelde, wat bij ons lichtingen heet, de mannen van 20 jaar werden geregistreerd en moesten 5 jaar de wapenen dragen, wat weldra dienen genoemd werd. Waren niet allen noodig, dan wees het lot den vrijgestelden aan. Zoo ontstond de loting en al spoedig ontwikkelden zich daaruit de remplaceering en de afkoop, waardoor de rijken zich vrijmaakten en de „soldaten" in minachting kwamen.' Hieruit volgde weer, dat de zoo gevormde legers het tegendeel werden van leerscholen van alle mannelijke deugden. Napoleon heeft de conscriptie later ingevoerd in alle staten, waar hij gezag kreeg. Zelfs Rusland zag er de goede zijde van en nam ze over. Alleen Pruisen wilde zich houden aan het grondbeginsel: gelijke plicht voor allen. Slechts Engeland behield het middeleeuwsche stelsel van werving van vrijwilligers. De werving is altijd een algemeen veracht werk geweest. Die het bij ons bedreven, heetten in den volksmond zielhonden. En de vrijwilligers waren altijd arme kerels, die zoo gezegd »teekenden,» omdat ze er toe gedwongen of overgehaald werden met middelen van de onwaardigste soort. In bet Britsche Rijk had het stelsel echter de lichtzijde, die het eveneens vertoonde in den Napoleontischen tijd der remplaceering: het ontlastte den staat van het gespuis. Van Napoleon zegt men immers ook, dat hij Frankrijk reinigde en het schuim van zijn rijk wegslingerde over al de slagvelden van Europa. Doch oorlogen als de tegenwoordige heeft Engeland nog nooit te voei en gehad; zijne regeerders hadden er in den beginne dan ook geenerlei denkbeeld of voorstelling van. »Het meedoen zal ons niet meer leed veroorzaken dan de onzijdigheid,» zei Sir Edward Grey in het Parlement; en later hooren we hem bevelen «zaken als gewoonlijk.» 't Is anders uitgekomen. De werviDg en de pressing kouden eindelijk geen mannen genoeg meer voor de mondingen der vijandelijke kanonnen drijven en de ledige plaatsen op de vloot bleven ledig. Zou Engeland zich thans na meer dan eene eeuw van koppige vasthoudendheid
aan het. oude, gaan schikken in de rij der Europeesche staten ? M : sschien ginge het dat dan ook doen op burgerlijken maatschappelijk gebied. Misschien ging het eindelijk ook eens inrichten, wat wij kennen als den burgerlijken stand en zich wat bekommeren om de regeling van het volksonderwijs. Misschien kwamen er ook een einde aan de kwakzalverij, die met hare patent-middelen de heele wereld overstroomen, terwijl die middelen toch alleen goed zijn ter vulling van de zakken der fabrikanten. Misschien ginge het de rechtspleging wat verbeteren, zijn stelsel van maten en gewichten herzien, kortom zich aansluiten bij de volken van het vasteland. Engeland is zeer rijk, maar de rijkdom ligt aan één kant en wel aan den kleinsten ; aan de grootste zijde ligt de bitterste armoede. Dat de rijken niets verzuimd hebben om aldoor rijker te worden, is hun recht en wordt hun door niemand kwalijk genomen, maar dat deze oorlog hervormingen zal brengen, die ook aan de armen een kansje op verbetering en opkomst geven, moet elk democraat toch met groote ingenomen beid. begroeten. De jongste campagne der wervers is aan de Engelsche regeering niet meegevallen, al heeft de pers wekenlang moeten roemen en opvijzelen uit den t reu rei); 1.029,000 geregistreerde ongehuwde mannen hebben zich niet aangemeld om te «teekenen.» gDaardoor zijn een groot deel der gehuwden weer van hunne verplichting ontslagen, want zij teekenden slechts op voorwaarde, dat zij eerst na de ongehuwden zouden worden opgeroepen. Waar men zoo gaat onderscheiden tusschen gehuwden en ongehuwden, geschikten en ongeschikten, misbaren en onmisbaren, wordt de opstelling eener eenigszins bruikbare wet reusachtig moeilijk, zelfs al wil men geen rekening houden met broederdienst, kostwinnerschap en eenige-zoonschap. Engeland wordt door de omstandigheden gedwongen, uit de middeleeuwen in de jongste periode der nieuwe geschiedenis over te stappen, en het is wel interessant de wegen en middelen te zien, waarvan het zich zal bedienen. Voetje voor voetje zal 't wel gaan, veel belofte en troost zal 't smeren op de kneuzingen der gezinnen, veel onrecht en oogluiking zullen onomgankelijk wezen. Wij weten hoe langen tijd wij zeiven hebben noodig gehad om eene regeling tot stand te brengen, die niet al te ondragelijk was.
Overigens is deze week die der nienwjaarswenschen, nieuwjaarsmanifesten en nieuwjaarstoespraken geweest. Nieuwe gedachten hebben we niet vernomen, zelfs] geene nieuwe woorden of figuren. De legers waren roemrijk., de volken eensgezind, de overwinningen zeker, de aanvoerders boven alle lof verheven, de uitkomsten gezegend, de tijden groot, de wenschen innig, de verhoudingen allerhartelijkst, de onzen ridderlijk, de vijanden verzwakt of radeloos, de regeeringen wijs, de voornemens onwankelbaar ; de moed was bewonderenswaardig, de schade onbeduidend, het vertrouwen vast en Gods hulp nabij Er wordt geene andere vrede dan een afdoende en volledige gesloten, want de hulpbronnen zijn onuitputtelijk. Er is ijzeren wil en stalen volharding. Nederlagen kwamen niet voor, hoogstens tegenslagen, en niemand ging om andere dan strategische redenen achteruit. Als het Britsche Rijk thans de eerste schrede zet op den weg naar den algemeenen dienstplicht, zal het daardoor nog geene regimenten krijgen van'het gehalte der Duitsche. In Duitschland, in Pruisen vooral, is immers letterlijk alles militair ingericht; alles staat er onder orde, regel, tucht en organisatie, de kerk niet veel minder dan de fabriek, de school en de kazerne. De jongen wordt er als krijgsman geboren en al lang vóór zijn eerste schooljaar is hem geen commando vreemd, dat hij later in de gelederen zal hooren. Uit een godsdienstig oogpunt moet men ook aan den algemeenen dienstplicht boven de werving de voorkeur geven. De eerste ontlast het geweten : de man wordt opgeroepen ten opinarsch en strijd tegen den vijand, opgeroepen door de hoogste overheid, die regeert bij de geI nade Gods. Alleen de overheid is verantwoorde; lijk ; den burger treft geenerlei schuld en geen j gewetensbezwaar kan bij laten gelden: zijn plicht is gehoorzaamheid en overgave. Treft hem daarbij leed of dood, weina, dan kan bij zich zeggen, dat het zoo en niet anders Gods wil was ; hij heeft zich niets te verwijten en ook tegenover
vrouw en kinderen niets te verantwoorden; niemand kan hem beschuldigen. Heel anders staat het met den vrijwilliger, zelfs al is hij dit niet voluit, maar slechts een voor de aanlokselen van den ziel hond bezwekene; hij heeft een deel der verantwoordelijkheid voor het dood slaan op zich genomen en als hem leed overkomt, heeft hij dat aan zichzelven te wijten. Hij kende de mogelijkheden en heefter betaling voor aangenomen. Dat er in staten, waar de dienst met de wapenen een grondwettige plicht is, mannen opstaan, die anderen aansporen om de vervulling van dien plicht te weigeren, kan slechts als een afdwaling des geestes, een ongelukkige waan of een kinderlijke onbedachtzaamheid beschouwd worden. Wat moet er van een staat komen, waar de enkeling wil beslissen, of hij een wettelijken plicht al of niet zal vervullen? De enkeling zou zich daardoor tot vreemdeling maken en geen grond tot verzet kunnen aanvoeren, indien men hem uit den staat verwijderde, waar hij alleen de lusten wil genieten, maar de lasten niet wil dragen en aan de overheid niet voluit wil gehoorzamen. Gemoedsbezwaren en wijzerheden kunnen alleen gelden in zaken, waarbij de beslissing aan den enkeling is overgelaten. Sommige predikanten en andere volksvoorgangers, leiders en menners mogen dit wel eens in «gezette overweging nemen«, opdat zij niet verantwoordelijk worden voor hetgeen minder ontwikkelden misschien zouden gaan doen en lijden. Wie deze uitdrukkingen met eenige afwisseling aan elkaar lapt, vindt ongeveer, wat de Duitsche keizer, de Engelsche koning, de Russische tsaar en de Fransche president mondeling of schriftelijk gesproken hebben. De wereld beeft al zoolang naar ofliciëele toespraken geluisterd, dat zij alles beschouwt als wat het inderdaad is, namelijk vorm zonder inhoud, en maar al te vaak vaste, versteende vorm zonder eenige warmte. «Het zij mij vergund" «hulde te brengen" en «mijn diepgevoelden dank uit te spreken" voor hetgeen «goed van stapel is geloopen" en «bij voorbaat mijne beste wenschen te koesteren" aangaande het vele «dat wij nog moeten afwachten". Krijgsbedrijven? Geene belangrijke. Er was sprake van eene duikboot-crisis, die President Wilson noopte zijn huwelijksreis en wittebroodsweken af te breken : er gaan nu al te veel schepen naar den kelder, die Amerikanen aan boord hebben. De notaschrijverij is een Sisiphus arbeid geworden. Waarom verklaren de Vereenigde Staten niet kortweg den oorlog aan de Centrale Europeanen? Zij zouden er een dierbaren wensch van hun moederland mee vervullen en tevens hun plicht als koloniën, wat ze toch naar gemoed en geest, naar taal en streven nog altijd zijn geweest. Ze behoeven er zich ook geene gewetenszaak van te maken tegenover de Centralen, die eene oorlogsverklaring schijnen te wenschen, omdat ze, zooals ze zeggen, hun niet meer of erger kan schaden dan nu reeds wordt gedaan. Of de Amerikanen zeiven hunne granaten komen afschieten , dan of ze dit door anderen laten doen, komt op hetzelfde neer. De oorlogsverklaring zou aan beide zijden wat meer vrijheid geven en aan veel geschrijf en gewrijf kwame een einde. De ergste sensatie was deze week de ondergang van de Persia, een passagiersschip, dat Laskaren, bemanning, vrouwen, kinderen grijsaards, Amerikanen en geld aan boord had. Onder de Amerikanen was de consul der Vereenigde Staten te Aden.
Verder is Koning Peter van Servië in Griekenland aangekomen en door Koning Konstantijn aldaar hartelijk ontvangen. Generaal Sarrail heeft te Saloniki de consuls van vijandelijke en van neutrale staten en nog veel ander vreemd volk laten vatten en inschepen. Heeft hij geen gelijk ? Wat hij het best missen kan, zijn de dwarskijkers. Griekenland heeft geprotesteerd, want de Generaal zou tekort gedaan hebben aan de Grieksche souvereiniteit. 't Zal wel weer formeel geweest zijn. Dat beteekent niet-gemeend, slechts voor den vorih. Wel, onafhankelijkheid, souvereiniteit en recht zijn ook nog maar formeel aanwezig. Alleen de oorlog is er werkelijk. Als de Grieken Saloniki ooit terugkrijgen, mogen ze hun protest omzetten in eene dankbetuiging, en als zij 't niet terugkrijgen, zal men hun duidelijk maken, dat men het houdt, om hen gemakkelijk te kunnen helpen. De Bassen behalen voortdurend overwinningen op de Oostenrijkers in de buurt van Roemenië; ze moeten Czernowitz weer bezet hebben of ten minste bedreigen. De Roemeniërs zijn nog altijd onzijdig en maken daarvan gebruik om zooveel van bun overvloed aan granen en petroleum te verkoopen, als ze kunnen vervoeren. In het Westen was het gelijk verleden week : men schiet er met kanonnen. De Belgische regeering, slechts hare neutraliteit verdedigende, heeft besloten, zich niet te verbinden tot het weigeren van eiken niet-gemeensehappelijken vrede. België wil vrij blijven in de beschikking over zijne belangen.
"Politiek Overzicht. (Nadruk verboden.)". "Bredasche courant". Breda, 1916/01/08 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 26-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB03:000060340:mpeg21:p001
"Bredasche courant". Breda, 1916/01/08 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 26-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB03:000060340:mpeg21:p001
Uit Weenen. 7 Januari. De troepen van generaal Von Koevess hebben de Montenegrijnen bij Mojkowats (aan den kniebocht van de Tara) en bij Godoeso, ten noorden van Berane (aan de Lim), teruggeslagen en hen na hevige gevechten uit hnn stellingen ten westen van Rodzaj (aan de Ibar) en halverwege tusschen Ipek en Plava geworpen. Onze voorhoeden staan oplOK.M. van Berane. Tan het Oostelijke gevechtsterrein. Uit Weenen. 7 Januari. De dag van gisteien is betrekkelijk rustig voorbijgegaan; slechts aan de Styr is van tijd tot tijd gevochten. De vijand bezette het kerkhof ten noorden van Tsjartorisk, doch is vandaar door Oostenrijksche landweer spoedig weer verdreven. Vanochtend in de vroegte heeft de vijand zijn aanvallen in Ooit-Galicie hervat. Turke* stansche infanterie stormde vóór het aanbreken van den dag tegen onze linie ten N O. van Buczacz en drong op een smal frontstuk onze loopgraven binnen. Het 16de en het 24ste Honvod infanterieregiment hebben den vijand in een snellen tegenaanval er weer uit verdreven en hebben tal van gevangenen gemaakt en 3 machinegeweren vermeesterd. Alle gevangenen zeggen dat vóór de laatste aanvallen tegen het leger van Pflanzer-Baltin den Russischen soldaten overal is meegedeeld, dat een groote slag, met het doel door te breken, op til was en dat die doorbraak de Russische legers weer tot in de Karpathen zou brengen. Volgens betrouwbare schattingen bedragen de vijandelijke verliezen in de gevechten op nieuwjaar aan de Bessarabische grens en de Strypa ten minste 50.000 man. Uit St. Petersburg. 7 Januari. In de streek van Riga hebben de Duitschers bij Olai en Zelai verstikkende gassen naar onze verschansingen geblazen. In de streek van Jacobstadt, bij Dukarn, hebben 30 Russische verkenners een gevecht van man tegen man tegen Duitsche verkenners geleverd en een groot aantal aan de bajonet geregen. Zij hebben 36 Duitschers gevangen genomen, o.w. een officier. Onze troepen hebben de vlek Tsjartoiisk en een hoogte, twee werst ten Westen daarvan, genomen. Zij hebben daar 3 olficieren en 76 soldaten gevangen genomen en leeftocht en prikkeldraad buit gemaakt. Tegenaanvallen, om ons weer uit Tsjartorisk te verdrijven, zijn mislukt. Ten N.-W. van Czernowitz hebben de Oostenrijkers, na ons met verstikkende gassen te hebben bestookt, een tegenaanval ondernomen, doch zij zijn door ons vuur weer naar hun verschansingen teruggedreven.
Van het Westelijke gevechtsterrein. Uit P a r ij s. 7 Januari. Omtrent den afgeloopen nacht niets te vermelden van het Fransche front. Uit Londen. 7 Jan. Een vijandelijke bomaanval, ondersteund door geschutvuur, bij den spoorweg van Armentières naar Rijssel, is afgeslagen. Onze artillerie heeft onderscheidene punten van de vijandelijke linies beschoten en aanmerkelijke schade aan de loopgraven aangericht. De Dardanellen. Uit Konstantinopel. 7 Januari. Het door luitenant Ryck Boddike bestuurde vliegtuig, dat een vijandelijk vliegtuig aanviel, heeft nog een tweede vijandelijk vliegtuig aangevallen, dat brandende neerviel Het eerste vliegtuig is een Fransch type, Farmai no. 42. Het is gisterenochteud gevallen ten O
van Kaap Naros. Het andere, van het Engelsche Farmantype, viel op de Europeesche kust ten Oosten van Jalova, In den loop van denzelfden dag heeft ons vliegtuig-eskader met goed gevolg verscheidene bommen op de vijandelijke stellingen bij Sed ul Bahr en op het vliegkamp op het eiland Imbros, geworpen. Op 5 dezer zijn aan den rechtervleugel en in 't centrum de zwakke bomgevechten voortgezet, zoomede een onbeteekenende vijandelijke infanterieaanval, gesteund door landartillerie met medewerking van twee monitors en twee kruisers. De kruisers openden op onze stellingen een nu en dan hevig vuur, dat tot den avond voortduurde. Onze artillerie antwoordde krachtig dwong een der kruisers zich te verwijderen, vernielde een deel der vijandelijke schansen en bracht een deel der vijandelijke artillerie tot zwijgen. Gisterenochtend hebben vijandelijke kruisers, onder bescherming van vier monitors enzestorpe dobooten, eenige onzer batterijen op de KleinAziatische kust der Dardanellen zonder succes beschoten. In den nacht van 5 dezer heeft onze artillerie in de zeeëngte nu en dan de landingsplaatsen van Sed ul Bahr en Teke Boeroen besqhoten, De vijand heeft zonder succes geantwoord. Gisteren hebben wij de beschieting herhaald en brand bij Teke Boeroen veroorzaakt. Ook op de landingsplaats bij Sed ul Bahr is de krachtige uitwerking van ons vuur herhaaldelijk waargenomen. Tan het Italiaansch-Oostenrijksche gevechtsterrein. Uit Weenen. 7 Januari. Op vele punten van het front zijn de geschutsge vechten voortgezet; zij waren in het gebied van den Col di Lana, bij Flitscb, om het bruggenhoofd van Görz en in den sector der hoogvlakte van Doberdo bij tijden tamelijk hevig. Van het Rnssisch-Turksche gevechtsterrein. Uit St. Petersburg, 7 Januari. In den avond van den 4den dezer hebben de Turken, onder dekking van den mist, een aanval gedaan in de streek der dorpen Akha en Bildassar (ten Z.0. van het Tortoemmeer). Zij zijn door ons vuur, dat wij openden, toen zij dicht bij onze versterkingen waren gekomen, met zware verliezen naar hun stellingen teruggedreven. Uit Konstantinopel. 7 Januari. Aan het Kaukasische front is slechts een onbeteekenend voorpostengevecht geleverd. In bet gebied van Milo heeft een onzer posten een vijandelijke post verrast en er zes man gedood. «
Uit Mesopotamië. Uit Konstantinopel. 7 Januari. Geen verandering. Uit Perzië. Uit St. Petersburg. 7 Januari. Verscheidene honderden vijandelijke infanteristen en ruiters hebben een aanvalspoging gedaan van uit de stad Dowletabad, ten Z.O. van Hamadan, op het dorp Kiamary. Zij zijn teruggeslagen tot aan gene zijde van den bergpas Kendelian. Het Russische offensief op het Oostenrijksch - Duitsche front. Het wordt steeds duidelijker, seint een correspondent van de Frankfurter aan zijn blad uit Weenen, dat het krachtige offensief der Russen, dat zij met bijzondere hevigheid tusschen Dnjestr en Pruth inzetten, hoofdzakelijk politieke oogmerken heeft. Men wil door een succes het volk gerust stellen, het vertrouwen van het leger versterken, op den neutralen nabuur (Roemenie) indruk maken en wellicht ook de blikken der wereld van bet gebied rond Saloniki afwenden. Tot heden bleef elk succes uit. Op een bijna 150 K.M. breed front, dat zich van de Bessarabische grens bij Nowosielica over Rarancze, Toporoetz en dan vlak ten zuiden van de Dnjestr over Okna, verder over de hoogten noordoostelijk van Zaleszcyki en het 15 K.M. daarvan verw'ij. derde Uszieczko, dan op de hoogten ten oosten van de Strypa tot in het gebied zuidwestelijk van Tarnopol uitstrekt, woedt de strijd om de stellingen van de legers van Pllanzer— Baltin en Bothmer. Reeds sedert veertien dagen wordt hier fel gevochten, soms in een hardnekkig handgemeen, waarbij bajonet en geweerkolf weer in eere komen. Groote massa's trachten tevergeefs door te breken en we kunnen gerust de hoop uitspreken, dat de pogingen vergeefsch zullen blijven. Dezelfde correspondent meldt, dat de tsaar zijn verlangen zou hebben uitgesproken, dat Czernowitz, de hoofdstad van Boekowina, niet Russisch Kerstmis, in het bezit der Russen zou zijn. Dat was deze week. Merkwaardig is, dat het laatste Oostenrijksche stafbericht nu juist van een verflauwen van de artilleriebeschieting in Oost-Galicie en Bessarabie melding maakt en van het verder werkloos blijven der Russische infanterie. Zullen de Russen nu een poosje uitblazen, nu het plan om Czernowitz voor Kerstmis te nemen, mislukt is ? Het Petersburgsche Telegraaf-agentschap zegt, dat de strijd in de buurt van Tarnopol en Trembowla het hevigst was. Daar stonden 800.000 man met 3500 kanonnen tegenover elkaar. Het Telegraaf agentschap wijst op de geweldige moeilijkheden, die de Russen bij hun aanvallen te overwinnen hadden; dg prikkeldiaadversperingen zijn daar soms aangebracht in 24 achter
elkaar gelegen rijen en zijn bovendien geladen met een sterken electrischen stroom. Daarop hebben de Russen nu het volgende bedacht: enkele handige soldaten werpen groote kluwens sterk touw op de eerste linie van de prikkeldraadversperringen, dan trekken de andere soldateD aan de uiteinden van de touwen en zoo worden achtereenvolgens "alle linies omgetrokken en wordt zonder gevaar voor electrische schokken de stroom verbroken. Het aantal gewonden aan Duitscb-Oostenrijk sche zijde moet , volgens krijgsgevangenen, in de tienduizenden loopen. Lange ambulance-treinen rijden dagelijks af en aan. Het jongste Russische stafbericht, zegt alleen, dat de Russen zich ten noordoosten van Czerno witz en aan de Strypa in de vijandelijke stellingen van de sectoren, waar vorderingen werden gemaakt, hebben genesteld. Dat is vrij vaag. Noordelijk van Galicie, op Russisch gebied ten zuiden van de Pripet, zeggen de Russen, het kerkhof van Tsjartorisk te hebben vermeesterd. De Russen, meldt een Havas-bericht uit Petersburg, zijn op vier dagmarschen afstand van Kowel, welk spoorwegknooppunt de eenige verbinding vormt tusschen het centrum der Duitsch-Oostenrijksche legers en hun zuidelijke flank. Vandaar, dat ook in deze streek met de grootste hardnekkigheid wordt gestreden. De Elzas-Lotharingers. Zij heeten Duitschers, de bewoners van Elzas en Lotharingen, sedert den oorlog van 1870—'71, toen hun geboorteland als de „Rijkslanden" bij het Duitsche rijk werden ingelijfd. Voor dien tijd waren zij Franschen, sinds de regeering van koning Lodewijk XIV. Het losscheuren van de beide provinciën, een der voorwaarden waarop de Franschen, in 1871, na dien voor hen zoo noodlottigen oorlog, gedwongen waren vrede te sluiten, is door hen steeds gevoeld als een pijnlijke wonde en nog vele jaren lang heeft in hen de revanche-idee geleefd, welke steeds uitging van het verlangen, Elzas-Lotharingen terug te krijgen. Die idee, gevaarlijk voor den Europeeschen vrede — voor den vrede in geheel Europa, sinds de groot mogendheden zich als Driebond en Entente als het ware in twee partijen hadden verdeeld — was met de jaren langzamerhand gaan luwen, dank zij de vredespropaganda die ook in Frankrijk is gevoerd, maar toen de oorlog toch uitbrak, leefde de revanche-idee weer op en thans is het van Fransche zijde nadrukkelijk uitgesproken dat bet terugwinnen van Elzas-Lotharingen voor Frankrijk een oorlogsdoel geworden is, ook al heeft Frankrijk den tegenwoordigen oorlog gezocht, noch gewild. Volgens moderne begrippen evenwel wil men het niet uitsluitend aan de staatslieden en diplomaten overlaten, tot welke natie een zekere landstreek zal gerekend worden, maar verlangt men dat de bewoners zelf daarin ook een woordje zullen meespreken, dat hun meening zelfs in de eerste plaats zal worden gevraagd. Men wil — met andere woorden — voor de volkeren het beschikkingsrecht over hun eigen lot. Ging men volgens dezen stelregel te werk, liet men aan de Elzas-Lotharingers zelf de keus, of zij Duitschers wilden blijven of weer Franschen wilden worden, dan is het zeer waarschijnlijk, dat zij in overgroote meerderheid het laatste kiezen zouden. De Ehas-Lotharingers heeten Duitschers, maar al zijn er sinds de inlijving van hun landen ook 44 jaren verloopen, in hun hart zijn zij Franschen gebleven en over het algemeen hopen zij, dat deze oorlog hen met Frankrijk hereenigen zal. Dat werd ons dezer dagen met groote stelligheid verzekerd door een Lotharinger met wien wij een onderhoud hadden. «Wij voelen ons Franschen, zei hij — ook al heb ik den tijd niet beleefd dat wij tot Frankrijk behoorden, wij spreken als wij onder elkaar zijn by voorkeur Fransch; allerlei Fransche zeden en gebruiken worden bij ons in eere gehouden. Duitschland heeft ons wel tot Duitschers gemaakt, maar ons nooit als Duitschers behandeld, ons altijd achtergesteld, van zich afgestooten. Toen dan ook de oorlog uitbrak, wenschten wij niets liever, dan dat Frankrijk zou winnen en ons terugnemen. Genoodzaakt om voor het hem opgedrongen «vaderland t te vechten toen de oorlog uitbrak, is het zeer verklaarbaar, dat de man niet aarzelde te deserteeren, toen zich daartoe een gelegenheid aanbood, maar die gelegenheid kwam niet zoo spoedig. Hij woonde in de nabijheid van Metz, waar hij in hout handelde en was nog dienstplichtig, toen de oorlog uitbrak. Onmiddellijk werd hij onder de wapens geroepen en moest, naar zijn garnizoensplaats, verder op in Duitschland, vertrekken. Aan den strijd in zijn land zelf nam hij geen deel, maar hij kwam bij de troepen, die door Luxemburg trokken en vocht bij Reims, Amifontaine en Bloyard. Bij laatst genoemde plaats nam hij, den 26sten November, deel aan een bajonetaanval tegen de Engelsclien, en waarbij van de 800 Duitschers er 80 overbleven. Dat hij tot de overlevenden behoort, dankt hij aan de omstandigheden, dat hij in een greppel viel, waar hij bleef liggen tot het gevecht was gedaan. Na langen tijd aan verschillende fronten geweest te zijn, werd hij eindelijk naar Selzaete gezonden, bij de bezettingstroepen, om eenigen uit te rusten en hier zag hij zijn kans schoon, om over de Holllandsche grens te komen, na zijn uniform tegen burgerkleeding verwisseld te hebben. Pasten de Duitschers — vertelde hij ons — reeds in gewonen tijd in Elzas Lotharingen een hard regeeringsstelsel toe, nog erger werd het toen de oorlog uitbrak. De geringste verdenking van spionnage of verstandhouding met den „vijand" was voldoende om de Elzassers en Lotharingers zonder onderzoek en vorm van proces, te doen fusilleeren. Een grijsaard van 80 jaar werd in de eerste dagen van den oorlog onder verdenking van spionnage op den weg neergeschoten. De stakker, die stokdoof was, wist van den heelen oorlog nog niets af. Te Wergaville, in den Elzas, woonde een mechanicien, die machines voor de molens vervaardigde. De Iranschen waren, bij hun inval in den Elzas, daar doorgedrongen, doch door de Duitschers teruggeslagen. Na het gevecht vonden de Duitschers den mechanicien in zijn werkplaats, waar hij zich verscholen had en dit was voldoende,
om hem op de plaats dood te schieten. Van wien in Elzas-Lotharingen slechts vermoed werd, dat hij Duitsch-vijandig gezind was, werd opgepakt en naar andere deelen van Duitschland gezonden. Met zeer velen was dat het geval en zij blijven opgesloten, tot het einde van den oorlog. Zoo werd ook een boer weggevoerd, die 3 kinderen in zijn woning onverzorgd moest achterlaten. Ten slotte brecht men die kinderen naar een hospitaal, waar zij nu nog zijn. Vreesden de Duitschers, dat de Franschen ergens komen zouden, dan werd daar alles verwoest, de oogst op het veld, de hofsteden, de voorraadschuren en paarden en vee werden meegenomen. In Dommersheim kende onze zegsman een boer, die een groote hofstede had, die geheel verwoest werd; zijn 10 paarden en 6 koeien werden in beslag genomen en hem werd een schade van 35.000 mark toe gebracht. Hemzelf voerden de Duitschers weg, maar later zonden zij hem terug om zijn land weer te bebouwen. Dat kon hij echter niet, omdat hij van alle middelen was ontbloot, waarom men hem 6000 mark gaf, om daarmede zijn bedrijf te hervatten.
"De Oorlog. De officieele communiqué's van heden luiden : Het gevechtsterrein op den Balkan.". "Bredasche courant". Breda, 1916/01/08 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 26-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB03:000060340:mpeg21:p001
jjHIIIIIIHIIIIIIIIIIlHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII|[HII||lllll|||liH||||||||||||||||||||||i||Hji P. KIRCHMAN & C§ 12 NIEUWE GINNEKENSTR- TELER 2M2 ^ . BREDA. . m |DIIIIHIIIIIIIIIIII1II1IIIIIIIIIIIIIIIIIII]IIIIIIIIIÜIIIIIII!IIWIUIIIIIIIIIIIIIII 1 IIIIII [ H | Effeéten, Coupons, Deposifö'.s. I ü Assurantiën. | ütiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiniiiimiiiiiiiinirmniimmiTriKniinTtnifiiiinintif^
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1916/01/08 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 26-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB03:000060340:mpeg21:p001
Het Leger des Heils alhier is er in geslaagd het door haar verloren terrein te heroveren. Morgen zullen de godsdienst-oefeningen weer plaats vinden. Een adres aan den Minister van Binnenlandsche Zaken.
"Het Leger des Heils alhier is er in". "Bredasche courant". Breda, 1916/01/08 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 26-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB03:000060340:mpeg21:p001
Dit nummer bestaat uit twee bladen, EERSTE BLAD. COMPLETE Tolbrugstraat 15, Breda. Teletn. 312. GROOTSTE VOORRAAD. vwvTmvffwvm
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1916/01/08 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 26-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB03:000060340:mpeg21:p001
In het voorlaatste nummer van De Hollandsche Lelie, welk blad, zooals men weet, onder redactie staat van freule Anna De Savornin Lohman, komen een tweetal stukjes voor, die we onzen lezers niet willen onthouden. Hier zijn ze: Hij gaat alweer vooruit. Goddank : „Troelstra gaat alweer vooruit." (Zie de laatste Lelie: Overzicht v/d Week). Hoor maar. Mr. P. J. Troelstra. Uit een particulier schrijven meldt Het Volk, dat mr. P. J. Troelstra, vooral in de laatste weken, goed vooruitgaat. Hij heeft gegronde hoop, dat deze vooruitgang blijvend zal zijn en zich geen depressie meer zal voordoen. Nu, dia „gegronde hoop" deel ik van harte. Daarentegen wensch ik de couranten toe dat de man nog lang blijft „vooruitgaan." Welk een heerlijke bladvulling immers toch! En hoe interessant 1 Anna De Savornin Lohman. De zaak Schröder. Een onzer vaste medewerkers zond mij een artikeltje naar aanleiding der inhechtenisneming van dezen onsympathieken Amsterdammer, onsympathiek m.i., om zijn heden en zijn verleden beide. Ik heb dat artikel niet willen plaatsen, omdat ik het geheel eens ben met hetgeen Jhr Mr. A. F. de Savornin Lohman, mijn oom, dienaangaande zeide in de 2de Kamer: Het gaat hier niet aan te zeggen : laat die menschen maar praten, omdat het hier gaat om internationale belangen. Het feit, dat journalisten den Minister ver zoeken hem in vrijheid te stellen, en het feit dat hoogleeraren een sympathiebetuiging zonden, bewijzen, dat de vrijzinnigheid nauw verwant is aan de revolutie. Inderdaad is dit malle gedoe van zoovele professoren, e.a. (journalisten laat ik buiten beschouwing, want dat zoodje telt voor mij niet mee), een treurig bewijs hoe dom 't Ned „beschaafde" publiek gemeenlijk optreedt in alle gevallen, waarin het noodig is eenig gezond verstand te behouden. Overigens, voor een individu als Schröder reclame gaan maken door öf tegen óf voor hem te gaan schrijven, ik vind dat beneden mij en mijne lezers. Anna De Savornin Lohman. Wat zegt men nu van zoo een verwaten, verwaanden en arroganten stijl! Om niet te spreken van de onkiesche wijze, waarop de onderwerpen worden behandeld. Laten we eens even den naam Troelstra weg en nemen we alleen den persoon, die, leider van een politieke partij, ziek wordt en over wiens toestand het orgaan van die partij dan een mededeeling doet. Wat is natuurlijker? Maar neen, deze »dame« van #adel« denkt daar anders over. Ze wil interessant wezen voor haar lezers. En hoe interessant! Wat het tweede epistel betreft, hier behoeven we al even weinig aan toe te voegen. We nemen slechts deze enkele woorden : Malle gedoe — professoren. Zoodje —journalisten.
Individu — Schröder. We wisteD wel, dat we collega's hebben, die bet nu niet altijd even nauw met dewaaiheid nemen. Maar we wisten niet, dat er ook onder waren, die den toon en de allures aannemen van een vischvrouw. We wisten voorts ook, dat ons vak zenuwachtig is en dat velen na korteren of langeren tijd wat overspannen zijn. Maar zóó geschift neen, dat vermoeden we toch niet!
"GESCHIFT.". "Bredasche courant". Breda, 1916/01/08 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 26-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB03:000060340:mpeg21:p001