De groote Engelsche treiler «Star of West." is door een Duitsche duikboot in den grond geboord. De bemanning is te Aberdeen aan land gebracht. Schepen in den grond geboord. Volgens een Lloyds-bericht uit Peterhead zijn de trawlers «Fazehound» en tCurlew" Zaterdag op 25 mijl afstand van Peterhead door Duitsche onderzeeërs in den grond geboord. De bemanningen zijn gered. Een b.trk getorpedeerd. De Engelsche bark »Sunlight« is Zondag voor de lersche kast getorpedeerd door een Duitsche duikboot. De bemanning is door een treiler oggepikt en Maandagmorgen te Queenstown geland. In den grond geboord. Een Duitsche duikboot heeft den treiler «Drornio» getorpedeerd. De bemanning is gered en te Peterhead aan wal gebracht.
Bredasche courant
- 08-06-1915
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Bredasche courant
- Datum
- 08-06-1915
- Editie
- Dag
- Uitgever
- W. van Bergen
- Plaats van uitgave
- Breda
- PPN
- 400337452
- Verschijningsperiode
- 1814-1941
- Periode gedigitaliseerd
- nr. 1 (1914) - jrg. 149, nr. 305 (1939)
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Stadsarchief Breda
- Nummer
- 131
- Toegevoegd in Delpher
- 13-04-2016
De duikbooten- en mijnoorlog. Treiler getorpedeerd.
Buitenland. FRANKRIJK. Camille Pelletan.
De radicale senator Camille Pelletan, redacteur van de «Radicale», is te Parijs, 70 jaar oud, gestorven. Hij is vooral bekend uit den tijd, dat hij in 1902 als minister van marine in het kabinet Goinbes zitting had en ijverde voor den aanbouw van talrijke kleine schepen. Hij was een vijand van de geweldige oorlogsschepen van thans. Sinds 1881 was Pelletan afgevaardigde; hij nain op de banken der uiterste linkerzijde plaats. DENEMARKEN. De i>roiig. Naar aanleiding van de totstandkoming van de grondwetsherziening hadden gisteren in het heele land politieke bijeenkomsten plaats. Op verscheidene voerden leden der regeering het woord. Deze wezen op den moeilijken internationalen toestand, waarin de grondwetsherziening was tot stand gekomen en gaven uiting aan de hoop, dat Denemarken onverzwakt uit deze ernstige crisis te voorschijn zal treden. De Deensche regeering heeft zich bij haar strengste neutraliteit tegenover alle oorlogvoerende landen laten leiden door volkomen gelijkheid en openhartigheid.
Binnenland. Voorschotten uit de Staatleening 1914.
De Minister van Financiën maakt bekend, dat t/m. 5 Juni uit de opbrengst der Staatsleening 1914 aan provinciën en gemeenten uit 's Rijks schatkist rente-dragende voorschotten zijn toegezegd tot een gezamenlijk bedrag van f 25,309,725, waarvan was uitbetaald of betaalbaar gesteld een totaal bedrag van f 16,580,025. St. Ct. Electr. geleidingen aan de Belgische grens. Blijkens mededeeling van het Duitsche gezantschap zijn langs zekere gedeelten der Nederlandsch-Belgische grens electrische geleidingen aangebracht, waardoor van af 7 Juni een electrische stroom wordt geleid, ten gevolge waarvan het aanraken van die geleidingen ernstige ongelukken kan teweegbrengen. De plaatsen waar deze electrische geleidingen zich bevinden, zijn door de Duitsche militaire overheden op duidelijke uit de verte op goedwaarneembare wijze aangegeven. St. Ct.
Geen brieven meenemen naar Engeland. De Minister van Buitenlandsche Zaken brengt ter kennis van belanghebbenden, dat de Britsche Regeering het vervoeren en verzenden naar en uit Engeland van brieven of andere schriftelijke mededeelingen voor een ander persoon, wien ook, bestemd, anders dan met de post, heeft verboden. Overtreding van die verbodsbepaling wordt met strenge straffen bedreigt. St. Ct. Uitvoer van Npek en vit. De Minister van Landbouw brengt, met betrekking tot het bij kon. besl. dd. 14 Nov, 1914 (St. hl. 531) uitgevaardigde verbod van uitvoer, bij Kon. besluit dd, 5 Juni 1915 (St. bl. No. 231), van : a. versch, gezouten, gedroogd en gerookt spek, en b. alle gesmolten of ongesmolten dierlijke vetten of mengels van die vetten onderling of mengels daarvan met plandaardige oliën of vetten het navolgende onder de aandacht van belanghebbenden : 1. de bedoeling van het uitvoerverbod sub b hiervoor genoemd is, te verhinderen den onbeperkten uitvoer van rundervet en van varkensvet, in dier voege, dat de uitvoer van onvermengd runder en varkensvet geheel is verboden, terwijl in beperkte mate de uitvoer met consenten wordt toegelaten van:
a. kunstspijsvetten, waaronder worden verstaan : vetmengsels, welke op uitgesmolten varkensvet gelijken, bijna kleurloos zijn en afhankelijk van hunne bereiding en eigenschappen als surrogaat, hetzij voor rundervet, hetzij voor reuzel in aanmerking komen, al naarmate zij de consistentie van het eene of van het andere vet vertoonen: b. producten van runder- en varkensvet, uit het buitenland afkomstig, welke gebezigd worden bij de margarinebereiding zooals bijv. neutral lard, premier jus, oleo-margarine. enz.: c andere dierlijke vetten dan runder- en varkensvet, zooals schapenvet, geharde traan, enz.; 2 margarine voor zooverre deze door hare bereiding met melkbestanddeelen geschikt is gemaakt om boter te vervangen, kan vrij worden uitgevoerd, mits als zoodanig aangegeven en behoudei s de bevoegdheid der ambtenaren om de juistheid der aangifte door onderzoek der te nemen monsters te doen vaststellen.
Algemeene oetenpliclit. Men meldt uit Leiden aan de A. R. Ct.: De Theologische Faculteit van Leidsche studenten heeft zich gewend met een verzoek tot de Theologische Faculteiten in de andere academiesteden om zich uit te spreken voor den algemeenen oefenplicht ook voor theologen. Gistermiddag heeft zij te Leiden in het Academiegebouw een vergadering belegd, waar ook aanwezig waren de professoren Eerdmans Oort, Pijper en Knappert. In deze vergadering is, nadat professor Pijper had betoogd dat met de bestaande opvatting niet mocht worden gebroken en de professoren Knappert en Oort algemeene oefenplicht voor theologen zeer goed verdedigbaar en voor het welzijn van ons vaderland noodig achten, met 13 tegen 3 stemmen de volgende motie aangenomen : »De vergadering enz., betuigt haar instemming met het adres over algemeenen oetenplicht aan de Tweede Kamer toegezonden, spreekt den wensch uit dat bij htt invoeren van zoodanigen algemeenen oefenplicht aan de theologische studenten daarvan geen viijstelüng zal worden verleend, en besluit deze motie ter kennis te brengen van den minister van Oorlog". De aanwezige professoren stemden voor zoover zij voor de stemming de vergadering niet hadden verlaten niet mede. 70-jarlge senatoren. De volgende leden van de Eerste Kamer zullen in de eerstvolgende maanden den 70 jarigen ieeftijd bereiken : de heer II. P. Staal, oud-minister van Oorlog, afgevaardigde voor Noord-Holland, 17 Juli; mr. W. S. J. van Waterschoot van der Gracht, Notaris te Amsterdam, afgevaardigde voor Zuid-Holland, 15 Augustus, en mr. L. W. C. van den Berg, burgemeester van Delft, eveneens afgevaardigde voor Zuid-Holland, 19 October. Verkeer met Uelgië, De treinendienst van Sas van Gent met België meldt men aan de »N. Ct.« is gestaakt. Alle verkeer is voor 8 dagen verbroken. Landweer. Naar wordt medegedeeld is van de Landweermannen der lichting 1907, die den 15 Mei met voorloopig verlof naar hun haardsteden mochten vertrekken, ongeveer 9 °/ 0 vrijwillig onder de wapenen gebleven.
Staatscommissie oiulei wij«vr»agsink. Omtrent den stand der werkzaamheden van de staatscommissie voor het ouderwijzersvra.agstuk (de dusgenaamde bevredigingscommissie) wordt vernomen dat een harer subcommissies bijna met haar arbeid gereed is. Omtrent het tijdstip van indiening van het verslag der Staatscommissie valt op dit oogenblik nog niets te zeggen. Iron wen kleurecht. Van geachte zijde ontvingen wij het volgende : Zaterdag 5 Juni verzamelde zich een breede schare voorstanders en voorstandsters van vrouwenkiesrecht in de zaal van Diligentia te 's Gravenhage. Het prachtig versierde podium prijkte met bloemen in de Deensche kleuren, alsmede met talrijke vaandels en banieren van afdeelingen der vereeniging voor vrouwenkiesrecht, want het was een feestavond, ter gelegenheid der overwinning van de Deensche vrouwen 1 Op dezen dag ontvingen zij van hunnen koning en hunne regeering, het volledige staatsburgerrecht. Onder de vele aanwezigen bevonden zich de leden der Tweede Kamer, mr. Drukker, mr. Marchant, Eland, Knobel en dr. Bos, terwijl van eenige uitgenoodigde Kamerleden, sympathieke brieven inkwamen, hun leedwezen betuigende, verhinderd te zijn, ter vergadering te kunnen verschijnen. Ook waren vertegenwoordigd de Bond van vrouwenkiesrecht, de Mannenbond v. vr. kiesr,, de nationale vrouwenraad en de Deensche kolonie door heeren Consul Generaal, tevens waarnemend Gezant, den heer Borregaard. Bij afwezigheid van dr. Jacobs, die op 't oogenblik met hare mede gedelegeerde Miss Addams uit New York, zich te Rorue bevindt, opende mevr. van Balen-Klaas met een welkomstgroet deze bijeenkomst, in 't bizonder golden deze woorden den heer Borregaard, die denzelfden dag ten zijnen huize een thee aanbood, aan de leden van het Hoofdbestuur. De inleidster bracht hulde aan het kleine Denemarken, dat te midden van het krijgsrumoer rustig was doorgegaan, de groote staatshervorming voor te bereiden en bij de grondwetsherziening zijne vrouwen recht liet wedervaren en haar in een wet, door den koning bekrach tigd, heden het algemeene kiesrecht (actief en passief) voor 't parlement geschonken had. Ofschoon reeds telegrammen gewisseld waren met Denemarken, zoo werd besloten van de vergadering nogmaals een telegrafischen groet te zenden aan den koning der Rijksdag en nan de Deensche Vrouwenkiesrechtvereenigingen. Vervolgens werden door een klein vrouwenkoor eenige Deensche en Hollandsche liederen
voorgedragen, en sprak inej. Martina Kramers over het ontstaan der Deensche vrouwenbeweging en de krachtige ontwikkeling der Deensche kiesrechtbeweging. Na de pauze kreeg Mr. Marchant het woord, die de schitterende overwinning der Deensche vrouwen als een gelukkig voorteeken ook voor de Hollandsche zusters beschouwde; de strijd om het Vrouwenkiesrecht is een internationale strijd. Valt er een succes in het ééne kamp waar te nemen, zoo is dit een overwinning op de geheele linie, daarom spoort spreker aan en legt er een bizonderen nadruk op, dat er in den tijd vóór de Grondwetsherziening hier te lande, door vrienden en voorstandsters van Vrouwenkiesrecht groote, nooit onderbroken bedrijvigheid aan den dag moet gelegd worden. Na verschillende argumenten tegen vrouwenkiesrecht op duidelijke wijze weerlegd te hebben, en er nog op gewezen te hebben, dat vrouwen door het medeijveren voor het verkrijgen van staatsburgerrechten, geenszins hunne vrouwelijke behoorlijkheden verliezen, spoorde spreker de dames tegenwoordig aan, om op de eerste vergaderingen der Staten-Generaal in groote getale de tribunes te vullen, als levend bewijs voor sprekers bewering. Deze warm en langdurig toegejuichte rede werd gevolgd door woorden van dank, in de Nederlandsche taal gesproken door den heer Buntzen, Deensch journalist, die vóór-, nóch tegenstander zijnde, toch, indien hij lid van het Parlement geweest waie, vóór vrouwenkiesrecht gestemd zoude hebben, omdat de Deensche vrouwen, trots groote moeilijkheden die haar in den weg gelegd waren, op de arbeidsmarkt zich een positie wisten te verwerven, die hun recht gaf op een volledig parlementair kiesrecht. De heer Bnntzen hoopt, dat in een land, waar er geweest is een Koningin-Moeder, die met wijs beleid geregeerd heeft en eene door Haar gansche volle zin geliefde geëerbiedigde Souvereine, die het Schip van Staat in deze woelige, moeilijke tijden, op zoo uitmuntende wijze, steeds den goeden koers wist uit te sturen , en waar de nationale hoop gevestigd is op het aanminlijk koningskind; dat in zulk een land eerlang de regeering het goede voorbeeld van sprekers vaderland gevolgd moge worden, en den vrouwen het algemeene kiesrecht ten deel worde I Met een wooid van warm dank aan sprekers en aanwezigen, en nadat het Deensch volkslied en eenige coupletten van het oude Wilhelmus staande aangehoord werden, sloot de waarnemende Presidente deze allerzins geslaagde bijeenkomst.
Tijdelijk gezuiithdiap bij den l'.titg In de memorie van Antwoord op het afdeelingsverslag over het wetsontwerp tot instelling van een tijdelijk gezantschap bij den Paus zegt de minister van buitenlandsche zaken het vol, ende; Le aandrang van de regeering tot >poedige behandeling van dit wetsontwerp behoefde geen bevreemding te wekken Tot verklaring daarvan heeft men zich slechts rekenschap te geven van hetgeen aan de indiening van het ontwerp was voorafgegaan. Het ligt voor de hand, dat waar samenwerking tot een bepaald doel nuttig werd geacht, het voor een goede verstandhouding allesbehalve bevorderlijk kon zijn de door het Vaticaan uitgesproken bereidwilligheid met aarzeling en terughoudendheid van onze zijde te beantwoorden. Bovendien scheen het zaak dat het ook tegenover het buitenland de bedoelingen der regeering zoo jpoedig mogelijk open lijk werden tot klaarheid gebracht. Voorts behoeft het wel geen betoog, dat de aard van het onderwerp het wenschelijk maakt, de behandeling er van te doen geschieden in een tijdperk, waarin aan geen van beide zijden nog eenige geneigdheid tot vredesluiten merkbaar is. Die reden blijft ook thans gelden. De minister van binnenlandsche zaken heeft zich geenszins in de regeling van de werkzaamheden der Kamer gemengd. Hij heeft er zich toe bepaald op een pertinente vraag tot de regeering een pertinent antwoord te geven. Ware hij verder gegaan, hij zou ee i werkzaam deel hebben moeten nemen aan het debat, hetgeen hij juist uit deferentie voor de Kamer wilde vermijden.
De regeering had van haar constitutioneel recht gebruik kunnen maken om tot de voorgenomen zending over te gaan zonder indiening van dit wetsontwerp. Zij heeft evenwel de Kamer niet voor een voldongen feit willen plaatsen. Het verheugt den minister, dat die handelwijze groote waardeering heeft gevonden. De regeering had daartegenover mogen verwachten, dat haar optreden niet met zeker wantrouwen ware begroet. Zij kon ongetwijfeld verwachten, dat haar voorstel aanleiding zcu geven tot ernstige bespreking, maar zij vleide zich met de hoop, dat ue Kamer in de omstandigheden waaronder wij leven, aanleiding zou kunnen vinden om van een langdurige voorbereiding en een breed uitgesponnen debat af te zien. De door den Minister in zijn Memorie van Toelichting bedoelde berichten nopens de vermeende gezindheid van den Paus waren de uitingen der pers; geen enkele ofïïcieele mededeeling was ter zake door hem ontvangen. De opdracht, waarmede dr. Nolens zich welwillend heeft belast, had geenerlei officieel karakter. Hem was verzocht zich een oordeel te vormen omtrent den stand der bemoeiingen van het Vaticaan in de richting van een eventueel vredesherste! en, naar bevind van zaken, den wensch van de Nederlandsche regeering tot samenwerking in die richting kenbaar te maken. Het was er der regeering aan gelegen te weten of reeds thans de werkzaamheid van het Vaticaan in het belang van dien aard was, dat Nederland moest trachten daaraan deel te nemen en of de Paus zou blijken op zoodanige samenwerking prijs te stellen. Houdt men dit in het oog, dan zal men ook geen strijd vinden tusschen de verklaring door den minister op 10 Februari j.1. in de Eerste Kamer afgelegd, dat de omstandigheden er niet naar waren om op dat oogenblik de missie te herstellen en het feit, dat men eenige maanden later omtrent die omstandigheden meer zekerheid verlangde. Die strijd is te minder aan te nemen, omdat de verklaring van den minister in de eerste plaats betrekking had op herstel eener blijvende missie, terwijl het thans
alleen gaat om een tijdelijke missie met een bepaald doel in het leven te roepen. Men miste in de Memorie van Toelichting de noodige inlichtingen omtrent de redenen, welke de regeering hebben bewogen de aanstellino van een^ tijdelijken gezant bij den pauselijken stoel in 's lands belang te achten. Die redenen liggen echter zóó voor de hand, dat het vol. doende scheen ze slechts aan te duiden. Uit Nederlands internationale positie volgt, dat zijn belangen betrokken zijn bij het sluiten 'van den vrede. Het is derhalve van groot nut dat Nederland kennis drage van iedere voor', bereidende vredesactie en mitsdien ook van die, welke uitgaat van het vaticaan. Zeer juist wordt in het Voorloopig Verslag opgemerkt, »dat de Paus in alle landen relaties heeft, welke hem grooten invloed verschaffen en bem in staat steHen meer te doen dan door bepaalde feiten is te bewijzen.» »IIet samengaan met den paus kan, naar terecht werd gezegd, onze positie als kleine onzijdige maar op internationaal gebied op den voorgrond tredende natie schragen en bevestigen.« Het schrijven van den kardinaal-staatssecretaris aan den minister kon wegens zijn vertrouwelijk karakter niet aan de Kamer worden overgelegd, evenmin als het daarop door hem gegeven antwoord. Intusschen heeft de minister geen be. zwaar uitdrukkelijk te verklaren, dat in geen dier beide brieven iets voorkomt, dat de vraag of wellicht .te eeniger tijd een permanente missie bij het vaticaan zou worden gevestigd, in het minst zou praejudicieeren. De kardinaal gaf in zijn brief te kennen, dat de aanwezigheid te Rome van een gezant der Nederlanden ter bevordering van het na te streven vredesdoel hoogst nuttig zou wezen. De regeering, mede van het nuteener zoodanige zending doordrongen, heeft onder die omstandigheden niet geaarzeld de beuoeming van een tijdelijken gezant in bijzondere missie in overweging te nemen. Dat een buitengewone zending als de onderhavige zou zijn een terugkomen op de sinds 1872 bestaande verhouding tusschens ons land en het Vaticaan, kon de minister niet toegeven. Ook is hem niet duidelijk, wat het beginsel van scheiding van kerk en staat met zoodanige tijdelijke zending heelt uit te staan. De aanneming van het wetsontwerp zal niets veranderen aan Nederland's houding tegenover de quaestie der Pauselijke souvereiniteit. Immers, hoe men ook over die quaestie denkt, een feit is het, dat Nederland sinds jaren door het ontvangen van een internuntius als diplomatiek vertegenwoordiger van den Paus een der voornaamste attributen van souvereiniteit, n.1. het zelfstandig onderhouden van diplomatieke betrekkingen door het Vaticaan erkent, onverschillig of ten deze al dan niet wederkeerigheid betracht wordt.
Dat door de indiening van het wetsontwerp gevoeligheden in Nederland zijn opgewekt, betreurt de regeering. Zij had zich gevleid met de hoop, dat het klaar uitgesproken doel en het karakter der voorgestelde zending andere overwegingen zouden hebben doen ter zij ie stellen. Door de aanneming van het ontwerp zal, volgens haar oordeel, 's lands belang gediend zijn, omdat, gelijk in de Memorie van Toelichting te kennen gegeven werd, geen vredesactie ons onverschillig mag laten en de rol, waartoe Nederland sedert het einde der vorige eeuw door de vredes- en andere conferenties geroepen is, medebrengt dat de regeering een werkzaam aandeel tracht te nemen in al datgene, wat leiden kan tot een betere verstandhouding tusschen volkeren en zij mitsdien zich in rechtstreeksch contact behoort te stellen met een middelpunt, vanwaar vojr het speciaal doel, dat thans beoogd wordt, gewichtige invloed kan uitgaan. In het hooger doel, dat de regeering nastreefde lag voor haar een waarborg, dat de volksvertegenwoordiging haar medewerking ; zou verleeueti, zonder dat er gerept kon worden van een verstoren van het politiek bestand of een bedreiging der nationale eensgezindheid, welke door den hoogen ernst der tijden geboden zijn. Aan dat wetsontwerp is een veel grootere beteekenis gehecht dan daarin lag opgesloten. Ondanks het meeningsverschil dat zich geopenbaard heeft vertrouwt de minister dat de Kamer, na kennisneming van het voorgaande, het eenvoudig doel, dat de regeering voor oogen heeft, zal billijken en steunen. Het is den minister niet mogelijk in eenig politiek debat, schriftelijk of mondeling, te treden omtrent de kansen van welslagen der beoogde samenwerking met den Pauselijken stoel. Wel kan bij onbewimpeld en met den meesten nadruk verklaren, dat door de voorgestelde zending de neutrale stelling van Nederland geheel ongerept blijft en dat in de verhouding der Nederlandsche regeering tot geen der onzijdige of oorlogvoerende staten eenige verandering zal komen ten gevolge van die zending.
Dat het deelnemen van Italië aan den oorlog de uitzending van een tijdelijk gezant nutteloos zou maken, kan de minister niet onderschrijven, al erkent hij dat het uitzicht op een spoedig herstel van den vrede daardoor mogelijk verhinderd is. Voor het vermoeden, dat onze vertegenwoordiger zich eventueel belasten zou met de waarneming der belangen van oorlogvoerenden is geenerlei reden ; immers alleen reeds uit hoofde van het speciaal en tijdelijk karakter van onze zending zou de regeering nimmer hare toestemming daartoe kunnen geven. Al hebben de gezanten van de eene partij Rome verlaten, zij blijven van uit Zwitserland, waarheen zij zich begeven hebben, in voeling met het Vaticaan, dank zij de door de Garantiewet van 1871 gewaarborgde vrijheid van posten telegraafverkeer over het ltaliaansch grondgebied. Na het voorafgaande zegt de minister niet te behoeven te treden in een wederlegging van de opmerking, dat de opdracht van dr. Nolens het bedekt oogmerk had van een definitief herstel der blijvende missie bij het Vaticaan, of praejudicieeren zou op het herstel dier missie. Al handhaaft de minister zijn in de Eerste Kamer uitgesproken meening tegenover het beginsel van zoodanig herstel, hij aarzelt niet met de meeste beslistheid te verklaren, dat de gedachte daaraan geheel vreemd is aan het onderhavig wetsontwerp met de woorden «tijdelijk en bijzonder" in de Memorie van Toelichting is niets anders bedoeld dan het
incidenteel karakter der zending met nadruk op den voorgrond te stellen. Ofschoon uit de hem gestelde drie vragen een zeker wantrouwen spreekt, wil de minister bet antwoord daarop niet schuldig blijven. Op de eerste vraag, of n.1. tot instelling van een permanent gezantschap bij den paus de regeering in geen geval hare medewerking zou verleenen, aarzelt hij niet ontkennend te antwoorden, omdat z. i. de regeering niet mag vooruitloopen op hetgeen 's lands belang in de toekomst zou kunnen eischen. De tweede vraag, indien de minister haar strekking goed begrijpt, vindt haar antwoord in het eenig, duidelijk aangegeven deel der zending. En wat de derde vraag betreft, waar de regeering met klem verklaart, dat een tijdelijke eo speciale zending als de bedoelde geheel op zich zelve staat, zou ontegenzeggelijk een beroep op de incidenteele zending om te komen tot vestiging van een blijvend gezantschap ongegrond zijn te achten. Het ligt niet op den weg der regeering om, gevolg gevende aan den wensch van eenige leden, zich uit te laten omtrent de gedachte, die, naar haar meening, aan de Engelsche missie bij het Vaticaan ten grondslag ligt. Met waardeering heeft de minister uit het Voorloopig Verslag ontwaard, dat de overwegingen, welke de regeering geleid hebben naar waarde geschat zijn geworden. Bij art. 1 wordt opgemerkt, dat kosten van het personeel der diplomatieke en consulaire zendingen worden gekweten uit de artt. 7—14 ; uit het artikel 15 de kosten voortvloeiende uit zendingen van anderen aard, als vertegenwoordiging op internationale congressen, conferenties en dergelijke in het buitenland. Dat het uittrekken van den post in een afzonderlijk artikel 7bis den indruk heeft kunnen wekken, alsof er sprake was van een gewone diplomatieke zending als bedoeld in art. 7 kan de minister niet verklaren; immers indien daarvan sprake ware geweest, zou het zeker voor de hand gelegen hebben een verhooging van het bedrag van art. 7 voor te stellen. Aan het uittrekken van een afzonderlijken post lag juist de overweging ten grondslag, dat de voorgestelde zending bij den Pauselijken Stoel een van de gewone buitenlandsche zendingen afwijkend karakter draagt.
Itimcliliriiiid. Uit Weert meldt men aan de tLimb. Koerier• : Donderdagmiddag weerklonk door de straten het noodsignaal der militairen het teeken gevende tot verzamelen en uitrukken. Overal verschenen de bewoners verschrikt aan de deuren en weldra zag men de afdeeling wielrijders in vliegende vaart zich kanaalwaarts spoeden, op den voet gevolgd door de huzaren te paard in draf, allen gewapend met schoppen. Ook al de manschappen der infanterie, met allerlei materieel beladen, volgden op den voet, zich ijlings spoedende naar sluis 16, alwaar wederom brand in de bosschen was uitgebroken. Te oordeelen naar de ordeis, die waren gegeven en den spoed waarmede alles in zijn werk ging, moest ditmaal de ramp reeds een grooter aanzien hebben dan twee dagen te voren. Honderden nieuwsgierige burgers spoedden zich per rijwiel of anderszins naar de plaats des onheils en hoog in de lucht stegen zwarte en grauwe rookwolken, nu en dan fel door de vlammen 4 verl>cht wordende Naar men ons mededeelde, was de brand reeds om 4 1 /, uur uitgebroken en hadden toegesnelde personen reeds twee uur lang te vergeefs getracht het vuur te blusschen, waarin zij wegens de ondoordringbare kleine bescbjes maar niet konuen slagen. De grenswacht telefoneerde in alle haast om hulp naar de militaire overheid, alhier, vooral daar de vlammen zich hadden medegedeeld aan een oud groot gienenbosch, waartusschen de schoone villa van den heer Wenmaekers prijkt, zoodat de brand een dreigend gevaar werd voor dat complex van gebouwen. Einnen het half uur was een macht militairen ter plaatse, die onmiddellijk het reddingswerk aanving met een vlugheid en beleid, zooals men zelden te aanschouwen krijgt. De soldaten werkten met alle krachtsinspanning; de vlammen knetterden en sloegen hoog in de lucht van den eenen boom op den andere. Het was of ditmaal het vernielend element niets wilde sparen en alles door het vuur zou gaan verteerd worden. De vuurgloed was zóó hevig, dat verondersteld werd, dat de door smokkelaars verborgen petroleum mede zou in brand geraken. Desondanks wisten de militairen toch het vuur te beperken en slaagden zij er zelfs in tegen 9 uur den brand geheel meester te worden. De militairen hebben zich zeer verdienstelijk gemaakt, en is het aan hen te danken, dat zooveel schoons gespaard en een enorm kapitaal gered is. Uitgezonderd een enkel perceel, beliooren al de bosschen toe aan den heer Wenmaekers. Alles is verzekerd. Oorzaak onbekend. Nader meldt men aan het blad : Reeds bij den boschbrand van Dinsdag werd de gedachte geopperd, dat de brand wel het werk kon zijn van smokkelaars, die, terwijl de militairen aan dezen kant hun handen vol hebben om het reddingswerk te voltooien, van den anderen kant van het kanaal dan de kans schoon zien om hun smokkelaarsplannen tot een goed einde te brengen. Dientengevolge werden dan ook heel den nacht overal langs de grens patrouilles en wachten uitgezonden. In dit vermoeden wordt men thans versterkt nu weer Donderdagnamiddag juist aan den tegenovergestelden kant op dezelfde hoogte van het Kanaal en even dicht bij de grens brand is uitgebroken en algemeen hoort men beweren, dat op verschillende plaatsen in de bosschen ^n in de sloten geheelc vaten petroleum verstopt liggen. Een zeer streng en uitgebreid onderzoek is dan ook reeds begonnen.