PEEK & CL0PPENBUR6.
Voor Ileeren-Iileedingstukken \ \ A K MAAT, indt men bij ons steeds de uitgebreidste collectie Stoffen.
PEEK & CL0PPENBUR6.
Voor Ileeren-Iileedingstukken \ \ A K MAAT, indt men bij ons steeds de uitgebreidste collectie Stoffen.
«ij , die zich niet | 410111 . n s on <1p7P
LI O IJ II \ N T aboimecren, onl7lilden de nog in deze maand verschijnende nmnmers gratis.
Gescher & Kemper, Vmarïtstraat, Telefoonnnme] 95 BREDA. GROOTE KEUZE van TAPIJTEN, Grip- 61 ïtatei-Sloïei, BEHANGSELPAPIER itleuheSs en iïciklcn. Ingei'icht voor liet geheel in orde maker, van huizen, hotels en gestichten. Franco verzending van stalen en goederen Voor de orders wordt eerst prijsopgave gedaan.
PermateDte Tentoonslelliaj I MoinatM: AMEUBLEMENTEN. I Gelegenhcidspr ijzen!!! Bovenzalen bij den WelEd. Heer H BALMAKERS. F. JANSENS. 1
EERSTE BLAD^
Men zendt ons een nummer van de Borculosche Courant, waarin Mevrouw G. C Stellingwerf-Jentink te Leeuwarden het onderstaande artikel had geschreven. Om de nuttige wenken die het bevat, voldoen wij aan het verzoek om het artikel in zijn geheel over te-nemen Eens werd in mijn bijzijn een hard oordeel uitgesproken over eene jonge moeder die haar eenig kind, een lief ventje, zoo spoedig mogelijk na zijn derden jaardag naar de bewaarschool had gebracht. Neen hoor! — zoo werd er gezegd — als zij er nu nog een paar kleintjes onder had, dan was ’t heel natuurlijk, maar nu ? Iemand die een
uuio, ecu gi uuic ikiiiuei K.cuut;i , twee dienstboden en een inkomen heeft als zij, moest zoo iemand niet veeleer er naar snakken, dat aardige ventje bij zich te hebben den ganschen lieven dag ! Moest zij het niet op hoogen prijs stellen dat kind zelf te mogen ontwikkelen, het spelende te mogen leeren, er mee te lezen, het prentjes te laten kijken en zóó geheel op te gaan in haar kind, het te laten opgaan in haar ! Hoe is ’t mogelijk dat zij dat niet voelt! Mijn oordeel werd eerst gevraagd toen men het hinderlijk scheen te vinden dat ik niet meezong dien verontwaardigingzang; maar intusschen had ik tijd gehad, mijne gedachten en gewaarwordingen te rangschikken en te formuleeren, en toen men nu weten wou wat ik er van dacht, toen zei ik het ronduit, dat ik die jonge vrouw ondanks alles wat ik zoo even gehoord had, ónmogelijk veroordeelen kon. Moest dan dat eenig kind, dat kleinood, dienen voor amusement van de moeder ? Wisten zij, die haar zoo hard vielen, wat of de beweegredenen waren, waarom zij — misschien wel aalf en half met een gevoel van een üjdelijke leegte, een werkelijk gemis wellicht — toch haar jongetje naar het schoollokaal «verbannen” had, zooals ik )ok al had hooren zeggen ? Had zij misschien zelve gevoeld, eene te toegevende, swakke moeder te zijn, die het jongske ïiets weigeren kon ? Of had zij misschien sok maar al te goed bemerkt, hoe zij :elve de gave mistte, dat kind steeds veer opnieuw bezig te houden, te boeien, e leiden bij zijne invallen en begeerten , dken dag opnieuw dat groote huis, die ;inderkamer te maken tot een kinderlaradijs, waar het vlugge, beweeglijke entje altoos weer z’n hoogste bevredi;ing vindt? Kan het ook soms' zijn dat iaar gezond verstand haar gezegd heeft — rat zij dan alleen heeft willen bekennen an haar zelve, hoogstens aan haar echtenoot, dien ik niet genoeg ken om te unnen w'eten of zoo’n bekentenis begreen zou worden in haar volle waarde — at de grondslag eener goede opvoeding an haar zoontje in krachtiger handen an de hare veiliger, méér gewaarborgd al zijn ? Pleitte het niet veeleer voor aar, dat zij meer vertrouwen stelde 1 anderen dan zij in haar zelve durfde tellen ? Kwam het uit gemakzucht voort, i, dan was het af te keuren, maar toch leef ik het, dan vooral, voor het kind en geluk achten, dat het althans eenige ren van den dag niet onder die, dan iet goed te praten ondeugd, der in Doveel opzichten bevoorrechte moeder eu hebben te lijden. En ik dacht aan dat meisje dat ik gesnd heb toen het zoo’n kleuter was als
bedoeld jongetje nu is. Twee zusjes dit vóór haar geboren waren, hadden maai enkele uren geleefd. Zij had het verdei kunnen brengen en de ouders waren zoc verheugd in haar bezit, dat de vadei haar als hij thuis was, geen oogenblik uit het oog verloor en de moeder in en buiten t’huis geen stap deed zonder haar «engel”. Haar zuster die in dezelfde plaats woonde en maar al te goed zag hoe de kleine meid bedorven werd, bood aan, zoodra ’t kind den leeftijd voor de bewaarschool bereikt had, door haai dienstmeisje dat eiken dag twee van haai zestal spruiten naar de juffrouw bracht een kleinen omweg te laten maken orr het nichtje aan te halen. Aangeboden eliensten zijn echter zelden aangenaam en dit aanbod werd zelfs als een staaltje van zusterlijke bemoeizucht door de dwaze moeder gebrandmerkt. Erger nog ! met de kleine werd er over gesproken, hoe tante den baas spelen wou over moeder’s lief popje en het kind vertelde zelf: «ja, maar moeke is baas en ikke blijf bij moeke en den heelen dag”, alsof ook op die bewaarschool niet prettig wordt gespeeld en slechts spelende wordt geleerd, ongemerkt als ’t ware, wat ieder kind op lateren leeftijd weten moet: zich gewennen aan regel en orde, zich schikken naar anderen, zich inspannen om des te meer genot te smaken, zich door oplettendheid gemakkelijker vooruit te brengen. Het meisje van drie jaartjes oud kon dat niet weten noch begrijpen; zij sprak slechts na wat in haar bijzijn werd gezegd. Maar de ouders, de moeder vooral had moeten inzien, hoeveel leed zij èn met hare overgroote gevoeligheid en met hare babbelzucht dat kind op lateren leeftijd zou berokkenen, hoeveel het kosten zou, het gezaaide onkruid in dat tuintje te wieden. Die teergevoeligheid vind ik bij moeders van eiken stand. Onlangs kwam ik in 3en arbeiders gezin waar het zoowat iltijd sukkelen is. In den laatsten tijd is de man meestal thuis, niet alleen omdat er in den winter niet zooveel voor aem te doen valt, maar ook wijl een zwakke maag hem bij de minste kouvatting weer tot te bed liggen dwingt. Hij houdt zich dan met eenig knutselwerk onledig en ik kwam eens zien wat lij die week had gewrocht. Een vierarig meisje met een echt kamerkleurtje ip het lieve bakkesje speelde tusschen zader’s beenen. Schuw drukte het zich ,egen hem aan toen ik een handje vroeg ;n nog schuwer werd haar blik toen ik iet handje even in de mijne nam. Een lemoedigend woord van mij noch van ïem hielp haar op haar gemak, wat de nan wel wat scheen te hinderen. Doch
! hij had rle verontschuldiging bij de hand: het kind zag geen menschen; zij zat 1 altijd bij moeder of bij buurvrouw (een oud moedertje van 75 jaar) als moeder uit werken was. Als hij, zooals nu, thuis was, had zij nog het meeste vertier, want hij was dol op haar, wijl zij — het eerste meisje na 4 jongens! — naar zijn moeder was genoemd ; zij mocht ; dan ook een potje bij hem breken, «die kleine ondeugd, dat aardige rakkertje, dat duvelse kopstuk.” De man wond zich op en vertelde zoo het een en ander 1 dat nu juist niet klopte met het bange wegschuilen der vierjarige. De opsomming harer «slimmigheden” eindigde met een half schertsend, half dreigend-ernstig tegen het kind zelf: «Ja, daar zit ze nu of ze geen tien tellen kan en anders is t zoo n operateur! Ik zal blij wezen als ze zes jaar is, dan kan ze naar de groote school, dan kanne de meesters die stieve kop maar buge!” En driftig «Né!” en een slag met het kinderhandje op zijn knie gaven blijk dat het meisje zijne woorden heel goed verstond en begreep in een naar mijn wijze van zien ongewenschten zin. Ik vroeg hem waarom zij niet op de bewaarschool ging. Hij schudde het hoofd en zei dat hij zelf wel des Zondags en door de week ’s avonds het meisje leeren kon wat zij déar leerde, dat het nog maar een paar jaar vrij «omspelen” moest, dat de andere kinders er wel op geweest waren, maar dat hij er dit «stakkertje” niet mee p’agen wou. En of ik al vroeg of de jongens er dan zooveel over te klagen hadden gehad en betoogde dat het voor dit meisje ook veel gezonder, veel afwisselender zou wezen als ook zij dagelijks in de frissche lucht kwam en met kinderen van haar leeftijd verkeeren en spelen kon, terwijl er haar spelende toch ook eenige voorbereidende kennis van dit en dat werd aangebracht, het hielp niet. De man begreep niet of wou niet begrijpen, dat hij zijn «afgodje” een slechten dienst bewees, door haar te onthouden en betere, geregeld betere leiding dan hij en z’n steeds meeverdienende vrouw haar geven konden al wilden zij dit ook nog zoo graag, ’t Was me niet mogelijk , hem te doen toestemmen, dat niet alleen de «meesters en juffen” later aan zijn popje een «pluk” zouden krijgen zooals hij zelf vertelde, maar dat ook het kind veel zou krijgen te strijden en te lijden, als zij niet reeds heel jong geleerd had wat op de bewaarschool in de eerste plaats wordt geleerd: gehoorzaamheid, volgzaamheid. Op de dorpen is mij meermalen door het onderwijzend personeel verzekerd dat zij veel liever de kinderen van de bewaar-
school overkregen dan dat deze in d< huiselijke omgeving waren gebleven to' het oogenblik dat de groote school her opnemen mocht. En nu moge over hei algemeen in de steden dat bange, dal schuwe, dat schuwe, dat stille, terughoudende van het niet op de bewaarschool geweest zijnde kind niet zooveel hinderen, omdat het of niet ,in die erge mate aanwezig is of er al vlug tusschen de massa gewende kinderen uit gaat: ’t wil mij toch altijd voorkomen dat hel van eene bewaarschool komende kind iets heeft dat een ander zoo dikwijls mist: het zich gemakkelijk bewegen, het zich weten bezig te houden, zich te redden door eene niet te groote moeilijkheid. En ’t is gewend aan orde en regelmaat, het geregeld schoolgaan valt niet zwaar, komt niet zoo raar aan!” Maar er is nog iets waarop ik de aandacht eens wou vestigen. Als ge hoort van een knaap of meisje waarvan zelfs de ouders getuigen, dat er niets, letterlijk niets mee is aan te vangen, informeer dan eens welke leiding dat kind gedurende de eerste levensjaren heeft gehad. Mij viel het meermalen op , dat op de vraag: op welke bewaarschool het kind gegaan had ? het antwoord volgde dat men het tot het zesde jaar in vrijheid had laten omspringen. En dan dacht ik er het mijne van.