1 / 1 i JL J J X. V JL W » Jo Historische roman uit den tijd van de verwoesting van Jeruzalem. DOOK Dr. A. HALBERSTADT. 39 Men zegt, dat zij zoo schoon is als de daemon der zonde en de kunst verstaat om alle mannen voor zich in te nemen. Haar schoonheid stort ten veiderve.” »Gij haat haar vreeselijk.” »Ik haar haten lachte ik op hoogen toon. »Wel neen, ik veracht haar.” Dat woord trof haar als een slag in het aangezicht, al het bloed week eruit; zij was niet in staat zich te bewegen; haar hart kromp ineen van smart. Daarop werd zij gloeiend rood, fronste de wenkbrauwen ; het trotsche bloed der Chasmonaeërs kwam in strijd met haar vrouwelijke liefde. Zij dacht er over om zich terstond aan hem te ontdekken en zich hem voor te stellen als de gesmade Berenice, die hij toch liefhad. Maar bedenkende of zijn liefde wel zou zegevieren in den strijd, die er dan zon geboren worden, en hoe hij thans geheel haar hart beheerschte, wenschte zij dezen eersten onschuldigen droom haars levens ten einde te droomen. Zij voelde zich echter te zeer gedrongen om ook in de oogen van Reguel beter te schijnen dan hij zich over haar had uitgelaten en vroeg hem fluisterend : «Vertel mij dans eens, waardoor Berenice uw minachting zoozeer verdiend heeft ?” Met een gebaar van af keer, ging hij toen voort: sHoef weet gij niet, wat schandelijke dingen men van haar vertelt P Het is te laag om bet u mee te deelen. Eerst was zij gehuwd met Herodes van Chalkis, dan oefent zij een zeer verderflijken invloed
op Agrippa uit, dien zij in zijn zwakheid en lauwheid steunt om haar eigen heerschzucht bot te vieren; eindelijk huwde zij ten tweede male met Polemon van Poutus, verbrak dien echt en liep weg als een gemeene vrouw. Berenice is zeer schoon, geestig en scherpzinnig; maar juist doordien zij slechts voor het uiterlijk de regels van onzen godsdienst volgt, stelt zij die in de oogen der heidenen in een bespottelijk daglicht. Moeten zij niet denkeD, dat onze heilige wetten iemand toestaan als een zedeloos mensch te leven P” Vooral de laatste woorden had hij met groote geestdrift gesproken ; hij hield op, omdat bij zich te veel opgewonden had. Berenice gingen zij als :en messteek door het hart, en zij gevoelde zich niet in staat om zich te verdedigen. »Misschien hebt gij gelijk,” antwoordde zij eenigszins verlegen. » Misschien echter is zij zoo onwaardig niet als gij haar afschildert,. Maar” en daarbij streek zij zich met haar hand over de oogen en richtte zij zich op, swat bekommert ons dat? Wat gaat ons Berenice aan P Laten wij voor ons zelf leven ; zoolang het ons vergund is, voor ons zelf alleen” Zij slaakte een lang onderdrukten zucht, toen zij ophield, en nam zich van hem afkeerende een gevlochten mandje op, dat zij bij haar komst naast de bank had neergezet, en waarin stukjes gesneden brood waren. »Ik had bijna vergeten” riep zij uit «mijn visschen hun dagelijksch voedsel te geven. Het is uw schuld, jonge man, wanneer zij sterven.” Onder lachen en groote vroolijkheid, springende sn zingende als een kind, spoedde zij zich van de aank naar den vijver en trok zij Reguel mede. Haar gouden lokken zweefden om haar rond, haar lonkere oogen zagen hem uitJagend aan, en hij lacht zich nooit aan den aanblik harer schoonheid ;e zullen verzadigen, toen zij op den rand van het Dassin den goudvisschen broodkruime.s toewierp, onder het zingen van
Vischje, vischje, vischje van goud ; Gij weet, hoeveel ik van u houd ! Vischjelief, neem nit volle hand, Zwem toch hierheen I Kom toeh aan land! Gij spreidt in ’t water gouden schijn ; Goud is het hart des liefsten mijn ; Goud is de liefde, goud is de trouw, Deez’ heerscht in den man, die in de vrouw. Kom toch vischje, vischje van goud; Gij weet hoeveel ik van u houd. »Help mij lieveling” riep zij hem toe, terwijl zij hem van terzijde toelachte en hem het korfje voorhield. Maar toen hij het wilde aanvatten, trok zij het weer naar zich toe en fopte zij hem. En zoo zetten zij de plagerijen en het spelen eenigen tijd voort, totdat geen spoor van de gedachten, die hem eenige oogenblikken geleden nog pijnlijk hadden aangedaan, meer over was, en Reguel door haar kindei lijke eenvoudigheid meegesleept, naai haar zelve greep inplaats van naar bet korfje. Dan hield zij hem een tijd lang bij den schouder vast, en wanneer hij haar dan wilde, kussen stonden haar oogen plotseling vol tranen. Op Reguels vraag bleel zij dan het antwoord schuldig, maar een stille glimlach verdrong spoedig weer de droevige trekken, gelijk de eerste zonnestraal de droppels van den lenteregen op halmen en bladeren wegvaagt. En toen Reguel nogmaals met zijn lippen de hare wilde aanraken, nam zij vlag een stukje brood, dat voor de yisschen bestemd was tusschen haar lippen, boog zich tot hem neer en bood hem dit aan met de woorden : »Neem aan, uw dagelijksch brood !” Onder deze jokkernij bemerkten zij niet, dat achtei het beeld van Venus eenig gedruisch plaats had. Evenmin zagen zij dat Stephanus, de Aethiopiër achter een cypres stond, die hij met zijn beide bevende handen omklemd hield. Door een opening in het loof vestigde hij zijn vurige oogen op her beiden, en in zijn gemoed vereenigden zich liefde
en haat. Gaarne zon hij naar hen heengevlogen zijn en den vreemdeling met zijn krachtige vuist geveld hebben ; maar de vrees van Berenice te verliezen, die hem dat nooit vergeven zou, hield hem terug. In machtelooze woede knarste hij met de tanden, en het koude zweet parelde op zijn voorhoofd. Hij voor zich was overtuigd, dat eens de dag zou aanbreken, waarop niet die baardelooze knaap, maar hijzelf haar zou bezitten. Dat vertrouwen deed hem zijn hartstocht bedwingen en bracht hem er toe te wachten. Hij kon echter geen oog van Berenice en Reguel afwenden en ging zoo geheel in zijn toorn op, dat hij Thaumastus vergat aan te melden, die reeds een gen tijd in het laantje heen en weer had geloopen en met ongeduld op de komst zijner meesteres had gewacht. Berenice zette intusschen vol vuur het onderhoud met Reguel voort: »Elke dag toeyens te midden der vijanden vermeerdert het gevaar. Indien gg in hunne handen valt zou zelfs Agrippa, de Koning, ook met den besten wil den zoon van Johaunes van Gischala niet tegen gevangenisstraf en nog veel erger kunnen behoeden.” »Met den besten wil,” zeide Reguel verbitterd. »Zou hij het wel eens willen P” Zij sprak er over heen als over iets, dat van geen beteekenis was. Noch Agrippa, noch het voortbestaan van haar huis, deerde baar in deze oogenblikken. Zij wilde slechts van hier weg, waar het haar met den dag benauwder, beperkter en onveiliger werd; waar zij de omstandigheden niet meer scheen te zullen beheerschen. Maar alleen met Regnel wilde zij gaan; zonder hem scheen haar voortaan het leven ijdel, niet waard te leven. »Wij zijn de laatste Judatërs hier in Ptolemaïs,” ging zij haastig voort, sik heb u reeds te voren gezegd, dat ik bang ben dat ge ontdekt wordt, en gij begrijpt dus, waarom ik onrustig en schijnbaar wispelturig beu. — Ik dank het alleen aan den invloed van Andromachos, die eens Vespasianus uit
een zware ziekte gered heeft, dat men nog geen verdere nasporingen naar mij in het werk heeft gesteld.” Hij luisterde niet naar haar, maar was bleek geworden en zat steeds voor zich heen te peinzen. Toen zij bemerkte, dat hij geen acht op baar woorden gaf, vroeg zij hem bezo-gd wat hem deerde. Daarop werd hij levendiger en antwoordde: sGij zegt.dat wij de laatste Jndaeërs in Ptolemaïs zijn. Waar zijn dan mijn zuster Thamar, mijn oom Jacob Leviszoon en zijn dochter Salome P Mijn God, wanneer die omgekomen zijn I Thamar is mijns vaders oogappel, de zonnestraal voor zijn gemoed, dat steeds door de zorg en de bekommering voor het vaderland gedrukt wordt! En ik, dien hij hierheen zond om haar te bevrijden, kan nooit weer met opgeslagen oogen voor mijn vader verschijnen I” Hij stortte tranen, en bedekte zijn gelaat met zijn handen, of staarde in vertwijfeling naar den i grond. Berenice zag hem uitvorschend aan, stond op en met een vtuchtigen blos op haar gelaat drukte zij den jongeling aan haar hart. Zij kon tegenover den eerlijken, argloozen jongeling de leugen niet volhouden »Wees kalm, mijn lieveling I” fluisterde zij hem in het oor. «Hit den brief, dien ik bij u gevonden heb, wist ik immers, met welke opdracht gij naar Ptolemaïs kwaamt. Zoo viel het mij gemakkelijk het ergste te voorkomen, te eer omdat destijds de groote weg naar Galilaea nog niet door de Romeinen bezet was. Hij rilde nog over al zijn leden, toen de laatste woorden hem jubelend deden opspringen en hij uitriep : »Hoe, Debora, gij hebt voorkomen . . . P” Nogmaals keerde zij haar hoofd om, teneinde zijn blikken te ontgaan. [Wordt vervolgd).
"BERENICE.". "Bredasche courant". Breda, 1907/10/17 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 23-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327099:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1907/10/17 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 23-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327099:mpeg21:p00001
* Beclames betreuende de bezorging dezer Courant,
gelieve men tijdig op te geven aan ons bureau, Groote \larkt 33.
Veranderingen in idvertentiën gelieve
men steeds op den dag der uit- ® gave vóór O uur in te zenden, t daar anders niet voor de uitvoering der verandering kan worden ingestaan. j
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1907/10/17 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 23-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327099:mpeg21:p00001
1 urksche mobilisatie. Bericht wordt, dat Turkije zijn relief (d. i. reserve) bataljons van de lichtingen ’71, ’72 en ’73 onder de wapens roepen gaat. Men vet klaart dit ontrukken van deze veteranen aan den huiselijken haard door de verliezen, die het leger bij den opstand in Yemen heeft geleden. Officieel wordt de maatregel verklaard, als een middel tot versterking van de troepen aan de Perzische grens, met het oog op den gespannen toestand tusschen Turkije en Perzië. De correspondent van het Berl, Tageblatt te Konstantinopel, zegt echter te weten, dat het waarschijnlijk tegen de bewoners van KleinAzie zelf zal gaars. Herhaaldelijk hebben daar bloedige toorieelen plaats, terwijl de duurte van het brood daar Dog bij gekomen is. De honger doet het gevaar voor ongeregeldheden nog toenemen. Bedenkelijk is ook het feit, dat ’t ditmaal niet alleen Armeniërs, doch ook Muzelmannen zijn, die tegen den sultan in verzet komen. De bewoners beweren namelijk, dat, terwijl men voor de hoofdstad vrijen invoer van granen heeft toegestaan, voor den Klein Aziatischen uithoek van het rijk niets wordt gedaan Anli-Japan. Er heeft weder een anti-Japansch opstootje plaats gehad te San Francisco. Een beschonken n an, King genaamd, waggelde voorbij een Japansch waschhuis en sloeg daar in dronkenmansovermoed de ruiten in. De eigenaar kwam daarop naar buiten en sloot in afwachting van het komen der politie den dronken man in zijn achterkamer op. De vrienden, die King hadden begeleid, hadden vergeefs getracht hunnen makker te bevrijden en wisten nu niets beters te doen, dan te gaan schreeuwen en tieren voor het huis van den Japanner, waarop zich honderden voor de deur verzamelden, die het huis gingen belegeren, dat echter verdedigd werd door een twaalftal Japanners. Of en wanneer de politie van het onverkwikkelijke tooneel een einde maakte, wordt in het bericht niet medegedeeld. Het spoorwegongeluk bij Shrewsbury. De ontzettende ramp van Shrewsbury, heeft den ernst van het geschil tusschen de spoor-
wegmaat schappijen en het personeel verhoogd, en ande rmaal er aan herinnerd, dat de spoorwegdienst jaarlijks nog vrij wat slachtoffers maakt. In het vorig jaar werden op alle spoorwegen van dit land 483 geëmployeerden gedood. 46 meer dan in 1905, en 16 256 gewond, 1921 meer dan in 1905. Terwijl van de passagiers 174 gedood en 3371 gewond werden, ook in beide gevallen een vermeerdering. In het eerste kwartaal van dit jaar was het totaal aantal dooden 252 en dat der gewonden 2156. En thans kwamen bij één ongeluk 17 om, terwijl ongeveer 18 ernstig gewond werden. Het station Shrewsbury ligt ongeveer 270 kilometers van Londen. De verwoeste trein bestond uit rijtuigen van den noordwester en gi ootwester spoorweg, komende van Crewe en voor het westen van Engeland bestemd. Er waren passagiers uit alle streken in. En geen enkele kwam er ongedeerd af. Onder de dooden zijn de machinist, stoker en voorste conducteurs vier postsorteerders, en de overige passagiers, meerendeels nog met herkend. Wat de oorzaak van de ramp is, valt nog niet te zeggen. De trein reed met verminderde snelheid op Shrewsbury, aan, toen de locomotief kort na twee uur ’s nachts, vlak bij het station in een bocht in de lijn uit de rails vloog en kantelde. De botsing was geweldig. De voorste wagen viel om en werd boven op de locomotief geschoven. De gansche trein werd verwoest. Gelukkig ontstond geen bi and, want dan ware er van de gewonden niemand levend gered. Hulp was in den nacht niet dadelijk bij de hand. Maar spoedig kwam er uit het station en uit de stad hulp opdagen, om de dooden en verminkten te redden. De lichtgewonden hielpen moedig mee, hoewel nog duizelig van den schok. De machinist en stoker werden vreeselijk verminkt. Later wordt bericht, op gezag van een passagier, dat de wissel en het signaal voor liet station op onveilig stonden, doordien eenige wagens bij het station op de lijn stonden, waarover de trein moest rijden. Doch daarop kan nog niet afgegaan worden. Het is een vreesehjke ramp, zooveel is zeker. De ramp in Amerika De buitenlandsche bladen biengen nadere bijzonderheden over de kruitontploffingen te Fontanet bij Terre Haute. Fontanet ligt in den staat Iridiana. Vijftien Eng. mijl van de geteisterde plaats ligt het stadje Brazilië, waar zeer duidelijk drie afzonderlijke ontploffingen zijn waargenomen. De explosie heelt in een kring van 800 M. straal vrijwel alles vernield; en zoo goed als alle inwoners der plaats zijn gekwetst. Alle doktoren en verpleegsters uit Brazilië en Terre-Haute zijn naar de plaats der ramp vertrokken om hulp te bieden en de ergste gekwetsten naar elders te vervoeren. Later, toen de medische hulp reeds ter plaat-e was, viel een vierde ontploffing voor, welke nog eenige schade toebracht. De eerste geweldige knal werd vernomen te Indianapolis, 65 Eng. mijl vandaar. Te Cincinnati geloofde men, dat eea aardbeving plaats vond, zoo krachtig waren het geluid en de trilling in de lucht. Een meer uitgebreid en aaneengeschakeld relaas van de ramp volgt hier: De eerste ontploffing vond plaats in de kruitfabrieken van Du Pont; daarbij kwamen verscheiden werklieden om het leven. En kort daaiop, na slechts enkele minuteD, hadden
twee nieuwe ontploffingen plaats. Lie twee explosies waren minder noodlottig in haar uitwerking dan de eerste, daar na de eerste ontploffing de arbeiders der overige fabrieken gevlucht waren. Niettemin werden velen der vluchtenden ernstig gekwetst door de neerploffende steen en houtbrokken. De inwoners van het dorp waren ook weggevlucht en ontkwamen zoodoende aan het lot, te worden verp'eiterd onder het puin dor instortende huizen. Anderhalf uur na de eerste drie ontploffingen vloog het grootste kruitmagazijn in de lucht. Tal van lieden die bezig waren met het wegdragen van dooden en gekwetsten, kregen kwetsuren. De knal van deze vierde ontploffing was nog geweldiger dan de voorgaande. Het was ook deze vierde explosie, we’ke de toch reeds verzwakte huizen in den omtrek deed instorten. Een trein met koopwaren, die niet ver van het kruitmagazijn op een zijspoor stond, vloog in brand; en de daardoor teweeggebrachte hitte was van dien aard, dat het wegbrengen der lijken moest worden gestaakt. In het geïmproviseerde lijkenhuis liggen 18 lichamen, die nog niet zijn herkend. Het was nog niet mogelijk een betrouwbare opgave te doen omtrent het juiste aantal slachtoffers. De voorloopige getallen zijn als volgt: dooden en doodelijk gekwetsten 25 a 40; gewonden 600; van dak beroofden 1200, Tweehonderd kinderen bevonden zich inde school, toen de ramp plaats greep. Het gebouw werd door den schok vermeld en 50 kinderen werden min of meer ernstig gekwetst. Twee kerken zijn vernield. Bij de vierde ontploffing zijn 10,000 vaalji s kruit de lucht ingegaan; die explosie was veroorzaakt door de hitte, verspreid door de drie reeds in brand staande kruitmagazijnen. Met zijn grootmoeder getrouwd. Een rijk New Yoikenaar, mr. Buffum, verdeelde zijn rnilhoent-n onder zijn beide kleinkinderen. Tengevolge van familietwisten vernietigde grootvader eenigen tijd later zijn laatste wilsbeschikking en verklaarde zelfs een tweede huwelijk te willen aangaan, uitsluitend met het doel zijn kleinkinderen ook de laatste centime van zijn vermogen te onttrekken. De kleinzoon nu wist zijn verloofde zoolang te bepraten tot ze er voor zorgde een wit voetje bij grootpa te krijgen. De oude man was binnen een paar weken doodelijk verliefd op de jonge dame. Hij vroeg haar ten huwelijk en... werd geaccepteerd. Korten tijd na de bruiloft overleed de oude Don Juan en liet zijn oohjk weeuwtje als eenige erfgename in ’t bezit van al zijn millioenen, die door een huwelijk met den kleinzoon, haar vroegeren verlooide, er voor zorgde dat het kapitaal in de familie bleef, De Dreadnonglit. Het groote Britsche slagschip de »DreadnoughU, dat op het oogenblik in het dok te Portsmouth ligt, eischt meer herstellingen dan men aanvankelijk gedacht had, daar voortdurend nieuwe kleine gebreken ontdekt worden. Een talrijke stat van ingenieurs is er mede bezig en men hoopt, dat het op het eind van deze maand geheel gereed zal zijn. Tevens is gebleken dat het bestaande dok voikomen ongeschikt is voor dit schip en voor
de schepen, die Engeland nog van plan is te bouwen. Daar de sDreadnought» 490 voet lang en 82 voet breed is, blijft er in het oude dok bijna geen plaats over om te werken. De regeering is dan ook begonnen met den bouw van een nieuw dok voor te bereiden, dat 900 voet lang en 100 voet breed zal wezen, en dat bij gewonen vloed een waterstand van 35 voet zal hebben. Het nieuwe dok is ontworpen door den vroegeren Raad der Admiraliteit, nadat de sDreadnought» gedokt was, maar de ondervinding heeft vele veranderingen noodzakelijk doen blijken. De plannen zijn thans vastgesteld en de plaats waar het nieuwe dok zal komen is gekozen. Het reuzenwerk zal drie jaren duren, terwijl de kosten totaal op 12,000,000 gulden worden geraamd. In stormweer op een brandend stoomschip. Uit New-York worden de volgende bijzonderheden gemeld over een brand aan boord van het daar aangekomen Oostenrijksche stoomschip «Giulia». De «Giulia» passeerde met 92 man equipage en ongeveer 800 passagiers, landverhuizers, op de reis van Triest, den 25 Sept. Gibraltar. Donderdagochtend 3 Oct., kort na ’t aanbreken van den dag, toen het schip zwaar werkte in een hevigen storm, werd brandalarm gemaakt. 24000 vaten gedroogde druiven en vijgen brandden. Nadat men eenige uren water in het ruim gepompt had, steeg plotseling een geweldige vlammenzuil uit het voorluik op en deed onder de passagiers een vreeselijk paniek ontstaan. De vrouwen en kinderen weenden, de mannen liepen naar de booten. Een deel der bemanning sloeg aan ’t muiten en sloot zich bij de mannelijke passagiers aan, om de booten tegen de bevelen van den kapitein in het water te laten. Deze verzamelde daarna een twaalftal flinke zeelieden rond zich en joeg de muiters en passagiers met revolvers terug. De passagiers werden onder dek gedreven en daar opgesloten. Intusschen had een ander deel het blusschicgswerk met kracht voortgezet, doch alles scheen vruchteloos, en door den dikken, verstikkenden rook zakte man na man bewusteloos ineen. Men had reeds een groot gedeelte der ladrag over boord geworpen, maar de brand scheen ser toe dan af te nemen. Reeds laat in den namiddag, toen de toestand hopeloos scheen, brak plotseling een reusachtige stortzee over net schip heen en een groote hoeveelheid water stortte door de half geopende luiken in het scheepsruim, Een wolk van stoom steeg op, jen geweldig sissen deed zich hooien en eenige jogenblikken later bleek, dat de brand geduscht was. De reis werd verder zonder ongeval volbracht. Jet schip heeft maai weinig geleden. De staking le Milaan. Omtrent de spoorwegstaking te Milaan die hans tot het verleden hoort schrijft men: Treinen naar Milaan stopten op een 10 KM. ifstand station, de reizigers konden gepakt en ;ezakt te voet verder. Aan het station natuurijk hevige verwarring, politie of militaire bevaking aanvankelijk onvoldoende. Zonder eenige noeite kwam ik op de perrons, waar een mgelooflijke opstapeling van goederen en koters was, totdat soldaten voor de bewaking wamen zorgen. En het eigenaardige van de iesluiten die de leiders der staking namen was
wel dat niemand van liet spoorwegpersoneel mij bv. zeggen kon hoe lang die staking, dat protest zou duren. Carabinieri hadden noodeloos op onschuldige arbeiders gevuurd, zoo hadden zelts de 5 Kamerleden, naar Rome durven telegrafeeren.... dus moest gestaakt worden om te protesteeren. Nationaal en internationaal spoorweg- en zelfs postverkeer moet gestremd worden; aan de raadgeving van den populairen Turati, die aandrong op niet-stakmg van telegrafisten, opdat heel Italië en de buitenwereld van dat bloedbad (een 7 tal gewonden, waarvan een gevaarlijk) zoo spoedig mogelijk op de hoogte zou komen, werd gehoor gegeven. Deze zelfde Turaii echter wist in een zeer welsprekende rede zijn volk te overtuigen, dat deze staking even gauw voorbij moest zijn als zij geboren was en het is waarschijnlijk wel aan zijn invloed en populariteit te danken, dat de orde hersteld is. Er moet evenwel aan toegevoegd worden dat de autoriteiten aan de Camera del Lavoro hadden laten weten, dat de wenschen van het vo'k waren ingewilligd, doordat de carabinieri, die geschoten hadden en de sergeantmajoor, die het bevel tot »vuur had gegeven, gevangen waren genomen, terwijl de zaak zou vervolgd worden. Nieuwe schrik veroorzaakt zoo juist het bericht, dat morgen het tramwegpersoneel opnieuw staakt, omdat de conducteurs loonsverhooging eischen. En wie Milaan kent, kan zich een voorstelling maken van wat het zeggen wil, geen tramverkeer te hebben. Verdwenen. Het groote publiek in de Vereenigde Staten verkeert in groote spanning over de nog onopgehelderde verdwijning van zekere mej. Maloney. Deze jonge dame had zich, toen zij meerdeijarig werd, haar vermogen, ten bedrage van dollars 50,000 laten ter hand stellen. Daarop verdween zij; en zelfs haar naaste verwanten bleven onkundig van haar verblijfplaats. Later bleek, dat zij met een jong artiest was gezien in Canada. Het heette toen, dat zij te Montreal met den kunstenaar: een mijnheer Samuel Clarkson was getrouwd. Uit de nasporingen, door de familie in het werk gesteld, bleek, dat geen huwelijk was gesloten. Wel hadden mej. Maloney en Glarkson met elkaar gereisd; echter beiden onder eigen naam. De familie der verdwenen jonge dame zoekt haar nu te Parijs; men vreest dat zij ouder valsche voorwendsels door Clarkson is meegetroond en dat deze beoogt haar van haar geldswaardige papieren te berooven.
"Buitenland.". "Bredasche courant". Breda, 1907/10/17 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 23-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327099:mpeg21:p00001
De plannen van den Minister van Justitie. Hel »Weekblad van het RechtD wijdt een uitvoerig artikel aan de plannen van den minister van justitie ten opzichte van de gevangenen, die vermoeden wekken of blijken geven van psychische stoornis. In 1904 bracht de in 1902 benoemde staatscommissie ter bestudeering van dit onderwerp irfgesteld, verslag uit. Van deze commissie was de redacteur vaD het weekblad lid. Dit geeft hem reden »om aan de opvattingen en voorstellen des ministers eenige beschouwingen te wijden». Het voorstel van jden Minister betreft slechts een deel van het door de bedoelde commissie
aanbevolen stelsel, nl. de oprichting van de door < haar gewenschtG annexen aan enkele stratgevangenissen. De minister heeft echter het denkbeeld van de commissie in dat opzicht niet gevolgd; hij wil slechts een annex, dat bovendien een ander karakter zal krijgen dan de commissie bedoelde. Wat de quaestie van het aantal der annexen betreft — al kan hierover gestreden worden en in het artikel worden bezwaren tegen s Ministers plan uiteengezet — hoofdzaak is de quaestie omtrent de bestemming van deze inrichtingen, die naar de meemng van den Minister alleen als observatie-inrichtjngen moeten dienen. «Het annex wordt, naar ’s Ministers plan niet bestemd voor de verpleging van de lijders aan een acuten vorm van krankzinnigheid. Zoodra de observatie is afgeloopen en krankzinnigheid is vastgesteld, gaat de lijder naar het voor hem bestemde krankzinnigengesticht, d r\:j. ««Utor. mi af oan inoriinend Verschil.
Dit is echter niet een ingrijpend verschil. «Belangrijker is een ander verschilpunt. De Staatscommissie dacht bij haar annexen uitsluitend aan gevangenen, van wie wordt aangenomen of ondersteld, dat zij krankzinnig zijn; de Minister wil in zijn annex ter observatie opnemen alle gevangenen, van wie vermoed wordt, dat hun gemoedsleven geschokt is. M. a. w. naar het annex gaan ter observatie zoowel de gevangene, bij wien zich eeue misschien hevige psychose heeft geopenbaard, als de zenuwlijder, wiens gemoedstoestand hem voor de cel ongeschikt maakt. Hooien nu dergelijke personen in ééne inrichting thuis, op grond dat de grenslijn tusschen psychose en neurose niet scherp is te trekken? O. i. worden op deze min of meer ernstige zenuwlijders blootgesteld aan een samenzijn, zij het ook voor korten tijd, met juist in de eerste periode hunner ziekte dikwerf opgewonden, weerbarstige en gevaarlijke krankzinnigen, en dus in een voor hen volkomen ongeschikt gezelschap gebracht. Het is ongetwijfeld waar, dat de overgang tusschen psychose en neurose in niet weinig gevallen met gemakkelijk is vast te stellen, doch dit wettigt nog met de onderbrenging van vermoedelijk krankzinnigen, lijdende” aan onverschillig welken vorm van geestesstoornis, en van veronderstelde zenuwlijders ter observatie in ééne en dezelfde inrichting, eene inrichting van kleinen omvang, waar dus scherpe afscheiding niet zoo heel gemakkelijk zal zijn toe te passen. Wij veroorloven ons op dit punt nog eens de aandacht van den Minister en van zijne adviseurs te vestigen en vertrouwen, dat ons bezwaar nog wel °eenige instemming bij hen zal kunnen vinden. Immers, de Minister schrijft terecht, dat de zoogenaamde «grensgevallen’ niet in de annexen thuis behooren. Welnu, onder de zenuwlijders zullen niet weinigen juist tot die grensgevallen behooren. Zij moeten niet in een annex, voor krankzinnigen bestemd, ook niet ter observatie. Ons voorstel zou blijven: naast de nieuwe bijzondere strafgevangenis, welker noodzakelijkheid door niemand zal worden betwijfeld en waarvan wij de oprichting ter vervanging van het thans bestaande, algemeen afgekeurde gesticht met warmte aanbevelen, met daaraan verbonden observatie-inrichting voor hen-, bij wie een zenuwlijden wordt ondersteld, één annex aan diezelfde of aan eene andere strafgevangenis, uitsluitend bestemd voor hen, van wie vermoed wordt, dat zij lijden aan eenigen vorm var krankzinnigheid. Deze zouden als regel ge durende drie maanden in het ann.x kunner blijven en dan, indien hun geesiestoestam blijkt van chronischen aard te zijn, naar he voor hen bestemde krankzinnigengestich moeten worden overgebracht, Natuurlijk kan indien zij vroeger hersteld zijn of indien blijkt dat de ondei stelde stoornis niet bestaat, een terugbrenging naar de strafgevangenis plaat vinden.” . , .... ,
Verder wijst de schrijver in het »W. v. h. j R.” nocr op een ander punt: het onderzoek naar den geestestoestand van preventief gedetineerden. «Onder de meermalen voor de justitie als adviseurs optredende psychiaters bestaat, zegt het blad, naar wij meenen, volkomen eenstemmigheid, dat een onderzoek naar het al of niet bestaan van een geestesstoornis, bij een eenigszins twijfelachtig geval, in de gevangenis niet of uiterst moeilijk kan geschieden”. »Wat lezen wij nu daartegenover bij den Minister ? Dat hij eene enquête heeft ingesteld betreffende alle gedurende de laatste jaren verrichtte psychiatrische onderzoekingen van beklaagden en verdachten en dat hem daarbij van eenigen aandrang van de zijde der magistratuur (wij cursiveeren) naar een gewijzigd stelsel van observatie van preventief-gedetmeerden niets is gebleken. Bijna zouden wij vragen, of hier de Minister soms met zijne lezers een loopje wil nemen. Moet dan het oordeel ovei | de wijze van observatie komen van de zijde der magistraten, die de observatie niet doen, of van de zijde der deskundigen, die haar wel doen ? Moet eene enquête zich met wendeu tot hen, die over den toestand oordeelen kunnen, in plaats van tot her, die daartoe niet in staat zijn? De Minister schrijft, dat opeen enkel geval na de deskundigen den rechter steeds de gewenschte voorlichting hebben kunnen geven. Men mag er den deskundigen dankbaar voor zijn, dat zij bij het noodzakelijk onvoldoende van hun onderzoek niet weigerden den hun door de justitie gevraagden dienst te bewijzen. Doch omdat zij ten slotte een oordeel gaven, is daardoor bewezen, dat dit oordeel zoo gemotiveerd werd als dit zou hebben kunnen geschieden bij betere gelegenheid tot nauwkeuriger en vollediger onderzoek Indien de Minister hieromtrent eens niet het oordeel vroeg van de rechters, doch van de psychiaters, wij twijfelen geen oogenblik, o I hij zou heel wat anders te hooren hebben gekregen dan nu zijne enquête schijnt te hebben opgeleverd. Wat de Minister aanvoerl ter verdediging van zijn niets doen ten opzichtf van het onderzoek van preventief gedetineerden, is naar onze ovei tuiging weinig afdoende, Want dat, zooals ten slotte wordt opgemerkt, het tijdstip voor de invoering van een gewij zitfd stelsel thans zeker nog niet gekomen is, nu wijzigingen van art. 37 Sw. binnen met al te langen tijd aan de orde zullen zijn, 1 ons volkomen onverklaarbaar. Hoe men art 37 ook wijzigt, een voldoend en volledig on derzoek naar den psychischen toestand vai den beklaagde zal wel altijd noodig blijven Tenzjj de Min’ster er aan denkt de quaesti
der toerekenbaarheid geheel ter zijde te stellen. Doch een zoodanig voorstel is wel niet waar- t schijnlijk”.
"Uit de Pers.". "Bredasche courant". Breda, 1907/10/17 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 23-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327099:mpeg21:p00001