Reclames betreffende de >ezorgiog dezer Courant, ,
gelieve men tijdfg op te gever» d aan ons bureau, Groote ülarkt b 35. t
Veranderingen in advertentiën gelieve
uitgave in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering kan worden ingestaan.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1907/11/11 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 15-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327121:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1907/11/11 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 15-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327121:mpeg21:p00001
— — t He derde Roema. : De verkiezingen voor de Russische Doema, r begonnen onder algemeene onverschilligheid, zoo zelfs, dat in verschillende p'aalsen geen ^ enkele kiezer opkwam, hebben langzamerhand meer de aandacht getrokken en de belaDg stelling gewekt in zulk een mate, dat alle andere gebeurtenissen daarvoor moesten wijken. f De muiterij in Wladiwostok, de moord op den chef van het gevangenisbeheer, en andere voorvallen die toonen hoe onrustig de stemming nog steeds is, hebben slechts zeer in ’t voorbijgaan de aandacht getrokken; de hoofdzaak is geworden de Doema en haar samenstelling. De oppositie moest, naar zij meende, het bewijs leveren , dat ondanks de nieuwe kieswet en ondanks de kunstgrepen bij de verkiezingen, de stemming in het land toch revolutionair was en dat^der regeering slechts overbleef de wapens te strekken voor den wil des volks. Het is haar niet gelukt, dit bewijs te leveren. De derde Doema is een regeermgsgezinde Doema geworden, en de opzet der oppositie is mislukt. De uiterste linkerzijde 1 is daar woedend over schimpt in hare organen 1 op de Doema en ontkent zelfs voor deze het recht zich «Volksvertegenwoordiging* te noemen. De Kadelten zijn gematigder in hun oordeel; hun leider, professor Miljoekof, noemde de derde Doema «niet zoo slim», en meende, dat zij wel geschikt zou blijken om mede te 1 werken. Wellicht had Miljoekof nog een stap verder moet gaan, en verklaren dat de derde Doema meer nut zal kunnen stichten, dan haar beide voorgangsters zegt de Köln. Ztg. Een Doema, die door de voortdurende tegenwerking der regeering toch niet in staat is iets tot stand te brengen is voor Rusland minder wenschelijk dat een minder der vooruitstrevende die in staat blijkt nuttigen arbeid te verrichten, met medewerking der regeering. Kan deze Doema werken, kan zij den wettigen tijd zitting houden, zonder opnieuw ontijdig haar parlementaire leven algesneden te zien, dan is er voor Rusland veel gewonnen, want dan is het parlementaire stelsel ingewijd. De verbetering en hervorming is dan een quaestie van tijd. De hoofdzaak is: dat dan aan de starre reactie, zoowel als aan de onbekookte revolutie een einde komt.
Storm in Zuid-Frankrijk. In ons nummer van Zaterdag werd in een telegram medegedeeld welke ongelukken werden aangericht door den hevigen storm te Marseille. Sinds dien tijd werden geen nadere berichten ontvangen. De tijdingen uit het departement Hérault echter worden hoe langer hoe vreeselijker. Met groot levensgevaar moeten daar de ongelukkigen die niet snel genoeg van huis en hof kunnen scheiden, worden gered, daar ze zich plotseling en onverwacht rondom door het water zien ingesloten. Ook de materieele schade is natuurlijk aanzienlijk. De nieuwe werken van de maatschappij voor locaaltreinen in Hérault heeft haar geheelen spoorwegaanleg vernield gezien; alles is bedorven of weggeslagen door het water. De bruggen over de rivier Saint-Martial zijn vernield, van die over de Peyne zijn twee pijlers weggeslagen. Villeneuve-les-Béziers staat geheel en al blank. De menschen, die dicht bij het kanaal wonen, moesten in allerijl hunre woningen verlaten en een schuilplaats zoeken in het hooger gelegen gedeelte van de plaats. Te Lespignan zijn 4 huizen ingestort en een gedeelte van het gewelf der kerk. En het onweder wordt steeds heviger, de vrees voor nieuwe ongelukken steeds grooter. In Aveyron wassen de Tarn en de Dourbie 1 zienderoog, het gevaar voor een nieuwe overstrooming is zeer groot. De Berlijuscke kindersleker. l Men herinnert zich de geruchtmakende daden . van den Berlijnsehen skindersteker”. Den . 20sten Juli werden dne kinderen door steken met een been van een schaar gedood of gewond, t Behalve dat been van de schaar, vond men t een papiertje dat de dader beschreven moest , hebben. Men las er de volgende woorden op, r die met een verdraaide hand geschreven waren : f sWeiche, weiche, in lünf Minuten eine Leiche, , Diesen Zettel abgeben bei der Polizei. Ich habe ein Kind in der Belforter Strasse, der Prenz} lauer Allee und Heinsdorfer Strasse geraubt,” [ Men meende toentertijd met iemand te doen . te hebben die niet wel bij het hoofd was, , Sommige deskundigen opperden echter de onJ Herstelling dat de dader een lijder aan vallende ^ ziekte was, die de misdrijven in sschemertoe3 stand” onder een onweerstaanbaren drang had begaan, omdat zedelijk verdorven misdadigers zich anders plegen te gedragen. Deze laatste . onderstelling is juist gebleken. Onder dringende verdenking van de bovengenoemde misdrijven ’ gepleegd te hebben, is nu Paul Minouw, een drukkersgezel, opgespoord. Minow lijdt aan vallende ziekte. Hij woonde dezen zomer nog , te Berlijn bij zijne moeder in, begin Septem' er j kwam hij in het krankzinnigengesticht Herzberge. Hier sprak hij over de kindermoorden en daarbij over dingen en bijzonderheden die 3 nog onbekend waren, maar juist schijnen te zijn. De politie nam hem in verhoor, bezichtigde de verschillende plaatsen nog eens en kwam j daarna tot de slotsom dat men in Minow den skindersteker” in handen had gekregen. ï r De Parijsche studenten. , De Parijsche studenten hebben weder eens t echt ouderwets huisgehouden. In de genees. kundige faculteit van de Fransehe hoofdstad i waren nl. twee nieuwe professoren uit Naney r benoemd en de heeren van het quartier Jatin, - die liever Parijzenaars benoemd hadden gezien,
voorgoed de lust te doen vergaan om aan de 1 Parijsche studeerende jeugd hunne kennis mede j . te deelen. Een der beide nieuwbenoemden, 1 . prof. Penant, zou Vrijdag zijn eerste college i . in de histologie geven. Maar geruimen tijd, j t voordat de les zou aanvangen, waren college ■ kamer, gangen en trappen reeds met luid- ] ■ ruchtige studenten bezet. En toen de professor , ] binnentrad met den deken Debove weerklonk ( , uit duizend kelen de kreet: »Weg met de | Debove. Ontslag.” En te midden van dit , . ooverdoovend gejoel hoorde men plotseling een ] hevigen knal. Een voetzoeker, geworpen door een der aanwezigen, ontplofte vlak in de ( j nabijheid der hooggeleerden. Kalm en waardig, , t zooals zij gekomen wareii, gingen die heeren | toen weder weg, wel inziend dat prof. Penant ( j thans zijn eerste college niet kon geven. ( ) En nu vervolgden de studenten hunne » heldendaden met het ontsteken van vreugde- , t vuren; in de kamers, gangen en op de trappen t gingen boeken en brochures in vlammen op 3 ter viering van het feit, dat zij de eer der j Parijsche hoogeschool op hunne wijze hadden . hooggehouden. En toen er niets meer te i verbranden viel, trokken zij zingend en joelend t naar het huis van den anderen nieuw-benoemr den professor en gaven voor de deur door kreten en sissen te kennen welke ontvangst 3 hem bij zijn optreden te wachten staat. Magnetisme. Te Hamburg heelt de rechter een magnetiseur tot anderhalf jaar gevangenisstraf veroordeeld, a wegens doodslag door kwakzalverij. De man a was vroeger arbeider aan de spoor geweest en n had van een duistere Amerikaansehe instelling, I. na een zoogenaamd examen per brief afgelegd, n een diploma als geneeskundig magnetiseur it verworven. Daarna was hq aan ’t genezen geto>, gen. Een half jaar geleden brachten de ouders : een elfjarig meisje bij-hem. De dokter had !, gezegd, dat het aan beenvliesontsteking leed e en dadelijk geopereerd moest worden. Daar i- wilden zij niet aan en dit hoefde ook niet zei ’ de magnetiseur ; hij zou haar in veertien dagen n genezen. Na een week tijds was het kind dood. 5. Bolivia. 0 De Aarde en haar Volken geeft de vertaling j van een studie over Bolivia van Emile Barbier. 8 Wij lezen daarin de volgende vermakelijke e geschiedenis: e »De Boliviaansche regeering is even ambun lant als de Indianen waarover zij den scepter a zwaait. Het gouvernement heeft geen vasten □ zetel. g Van de acht departementen, waarin Bolivia r verdeeld is, nl.: Chuquisaca, waarvan Sucre de hoofdstad is, La Paz, Oruro, Cochabamba, n Potosi, Santa Cruz, Tarya en Beni, doen de e vier eerste niet anders, dan elkander den voori. rang betwisten. Al naar de luim van den e President der Republiek het medebrengt, trekt n het geheele bestuur nu eens naar Sucre, dan □ naar Paz, dan naar Oruro, en het corps diplomatique volgt dat voorbeeld. In 1865 had een grappig voorval plaats onder den beruchten president Melgarejo, die als een tyran over s Bolivia heerschte. !- Toen hij op het toppunt van zijn macht d was, kreeg hij het eens weer in den zin, den y zetel der regeering van La Paz naar Sucre ï, te verplaatsen, en hij noodigde de verschillende i, gezanten en consuls uit, hem te vergezellen. « Doch de consul van hare Maiesteit Koninsin
v itbUl iel van uugciauu uuui mui uivuu ut genoegen. Hij gaf te kennen, dat La Paz ti hem door zijn regeering als verblijfplaats was sl aangewezen, en dat hij niet reislustig was e gezind. vi Melgarejo hield niet van tegenspraak. Hij 0 liet den Engelschen diplomaat eenvoudig door v' vier soldaten achterste voren op een ezel zet- v' ten, met den staart van het grauwtje in de k hand, en zoo door de straten van La Paz e rond rijden tusschen een dubbele rij dreigende e bajonetten. Engeland scheen het wat gewaagd te vinden, ^ de beleediging, een zijner vertegenwoordigers 11 aangedaan, te gaan wreken ‘in een land, dat “ op 4000 meter hoogte was gelegen, aan ’t ° eind van de wereld. Het vergenoegde zich ermede, alle betrekkingen met Bolivia af te h breken, ea in enkele Engelsche atlassen werden v deze oorden' voortaan met den naam van d »woeste streken” betiteld. d
"Buitenland.". "Bredasche courant". Breda, 1907/11/11 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 15-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327121:mpeg21:p00001
u . Grondwetsherziening. r De Arnhemsche Courant zegt, dat haar allest zins wenschelijk voorkomt, dat grondwettelijk vaststa, dat kiezers voor de provinciale en voor de gemeentelijke vertegenwoordigingen uitsluitend kunnen zijn ingezetenen van de provincie, resp, van de gemeente, en ten minir ste den leeftijd der burgerlijke meerderjarig l> heid moeten hebben bereikt. Zij heeft derhalve n bezwaar tegen de voorgestelde wijziging van n de artikelen 127 en 143 der Grondwet. Al5> leen tegen het wegvallen van het woord «mannelijke*. opdat ook voor deze bestuurs* ,r lichamen de gewone wetgever vrijheid hebbe J aan vrouwen het kiesrecht te verleenen, kan ’s naar haar oordeel geen bezwaar maken. d De strekking van de voorgestelde wijziging van art. 81 is, elke belemmering voor de toea. passing van een stelsel van evenredige ver" tegen woordiging uit de Grondwet te ver wij^ deren. Maar dat artikel, hetwelk de verkiezing van de honderd Tweede-Kamerleden in kiesdistricten voorschrijft, is, zegt de Arnhemsche g Courant, niet de groote hinderpaal tegen de r- invoering van een evenredig kiesstelsel voor die verkiezing. Het voorschrift is overbodig en legen de i* voorgestelde wijziging verzetten wij ons dan !r ook niet, integendeel; ’t zou toch een hindern paal kunnen zijn voor ’t geval op een evenredigheidsstelsel de keuze viel, waarin het geia heele land één kiesdistrict zou uitmaken, -e Maar dit geval schijnt ons weinig denkbaar a. en eene verdeeling van het land in districten lé zij ’t dan ook slecnts in een betrekkelijk ge r- ring aantal, zal wel altijd waarschijnlijk blij n ven. Er is echter een ander artikel in de et Grondwet, dat voor de invoering van de even,n redige vertegenwoordiging hoogst belemmei- rend is. id Art. 96, hetwelk de onverenigbaarheid van !n sommige Staatsambten en openbare betrek3r kingen met het lidmaatschap der Staten -Generaal behandelt, bepaalt in de laatste zinsnede: ït »Zij, die na hunne verkiezing tot lid van de in Staten-Generaal een bezoldigd Staatsambt, re dat zij niet reeds tijdens die verkiezing verle vulden aannemen, verliezen van rechtswege n. het lidmaatschap, maar zijn herkiesbaar.» Dit in laatste nu is, bij aanneming van zijn evenredig kiesstelsel, niet uitvoerbaar, omdat daarbij tusschentijdsche verkiezingen zijn buitengesloten. In de tot dusver elders toegepaste en evenzeer in de overigens bekende stelsels toch worden bij de oorspronkelijke verkiezing reeds onmiddellijk de personen aangewezen, door wie tusschentijdsche vacatures vervuld zullen worden niet alleen, maar bovendien is de verkiezing van één persoon met het beginsel van evenredige vertegenwoordiging overeenigbaar en dan ook practisch onuitvoerbaar. De regeering stelt voor, de verplichte aftreding in de Grondwet te behouden, met herkiesbaarstelling van den aftredende, echter met de bijvoeging: »tenzij de wet anders bepaalt.” ’t Schijnt weinig betwistbaar, aldus schrijft het blad, dat dit al een zeer zonderlinge manier van wetgeven is. De regeering handhaaft in de Grondwet een voorschrift, hetwelk zij derhalve door den wetgever geëerbiedigd wil zien, omdat zij het, gelijk ze in de Toelichting zegt, heilzaam acht, en niettemin voegt zij er bij, dat de wetgever het ook ter zijde stellen kan. Dit is toch inderdaad moeielijk te rijmen met de waarde en beteekenis der Grondwet en met een ernstige opvatting harer bepalingen. Grondwettige voorschriften zijn uit hunnen aard imperatief ; ze facultatief te stellen heeft werkelijk geen zin en strijdt met het karakter eener Grondwet. Acht de regeering de bepaling van art. 96 laatste zinsnede niet in alle denkbare gevallen houdbaar, dan moet zij de schrapping daarvan voorstellen. Voor het voorstel, op den regel der verplichte attreding van leden der Staten-Generaal bij de aanvaarding van een bezoldigd staatsambt, voor het ministersambt een uitzondering te maken, is, meent de Arnhemsche Courant, veel te zeggen. Toch heeft het, zegt zij, eene schaduwzijde. Het gevolg hiervan toch zal zijn, dat meer en meer regel wordt wat tot dusver nog uitzondering is gebleven, n.1. de vereeniging van het ministersambt met het Kamerlidmaatschap, en al laat de Grondwet het uitdrukkelijk toe, zelfs de geringe ervaring — sedert 1848 toch is ’t slechts driemaal voorgekomen — heeft stellig geen uitspraak gedaan ten gunste van deze combinatie in ons parlement met zijn betrekkelijk gering aantal leden en zijne gewooniijk kleine regeeringsmeerderheid Dit onvermijdelijk gevolg der door de Regeering voorgestelde wijziging zal bij zeer vele oudere Kamerleden allicht zwaarder wegen dan het ongerief, hetwelk er door zou worden opgeheven. Daarbij kan ook nog de overweging gewicht in de schaal leggen, dat het van zelf zal zijn verdwenen, indien binnen afzienbaren tijd het bestaande meerderheid3stelsel, gelijk redelijkerwijze wel verwacht schijnt te mogen worden, door een stelsel van evenredige vertegenwoordiging vervangen zal zijn. Dan immers zal, bij het optreden van een Kamerlid als Minister, de door hem opengelaten zetel, zonder gevaar voor verzwakking der regeeringsmeerderheid, door een voorat aangewezen plaatsvervanger worden mgenomen.
"Uit de Pers.". "Bredasche courant". Breda, 1907/11/11 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 15-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327121:mpeg21:p00001
De ontdekking van Karnsay. Onze lezers herinneren zich de verrassende medefeeling, onlangs door Ramsay wereldkundig gemaakt, waarin hij aaukondigde, in het laboratorium door inwerking van radium-
emanatie op een Koperzoui-upiussiug spuien i lithium te hebben verkregen. De buiten- ' gewone beteekenis van dit resultaat wordt verklaard uit de overweging, dat men hier , mogehjk (sommigen zeggen «waarschijnlijk”) te doen heeft met een eerste geval van een , gedeeltelijke omzetting (degradatie) van een ' element, hier het koper, in een of meer andere 1 elementen (hier natrium, een weinig calcium en sporen lithium) verkregen door de inwerking der radium emanaite op het koper. Toen de eerste korte mededeelingen door Ramsay waren gedaan, beloofde hij spoedig een uitvoerig verslag het licht te doen zien over de door hem bij zijn proeven gevolgde methode en over de voorzorgen, die waien genomen om te voorkomen, dat de verkregen nieuwe metalen afkomstig zouden kunnen zijn van verontreinigingen in de gebruikte grondstoffen. Deze nadere mededeelingen zijn nu verschenen in het Journal of the Chemical Society, Vol. 91, pag. 1593—1606. Ramsay en een zijner leerlingen doen daarin uitvoerig verslag van hun proeven. Het zou te ver voeren, hier in bijzonderheden na te gaan, op welke wijze Ramsay heeft gewaakt tegen mogelijke fouten, door onzuiverheid zijner materialen. Voor ons komt het meer bepaaldelijk aan op de verkregen resultaten. Echter zijn deze proeven van Ramsay van zóó bij uitstek wetenschappelijke belangrijkheid, dat wij hier even willen meedeelen, dat dr. W. P. Jorissen in het pas verschenen nummer van het Chem. Weekblad een verkorte vertaling van Ramsay’s artikel heeft gegeven. De mededeelingen van Ramsay bevatten nog een bijzonderheid, die misschien latei zal blijken van even verrassende beteekenis te zijn geweest als de door Ramsay spectroscopisch waargenomen lithium-lijn. De aan radium-emanatie blootgestelde koperzout-oplossing, werd na verloop van tijd met zwavelwaterstof neergeslagen om het koper als sulfide uit de oplossing te kunnen verwijderen. In dat zwavelköper nu werd een spoor van een niet nader herkende stof aangetroffen. Dit is merkwaardig, wijl Ramsay een controle proef had uitgevoerd, waarbij hij alle bewerkingen op dezelfde wijze uitvoerde, doch de behandeling met radium-emanatie oversloeg. Toen werd in het koperneerslag die met nader herkende stof, niet aangetroffen. Zooals bekend is deed Ramsay behalve met koperoplossingen, dergelijke proeven met een loodoplossing. Hier traden de sporen van Lithium niet op. Wel werd, spectroscopisch, natrium gevonden. Maar in het als neerslag uit de oplossing verwijderde zwavel-lood werd eveneens een niet nader herkende stof aangetroffen, welke zich bij de controle proef (d.i. dus in het neerslag uit de niet met emanatie, maar overigens op geheel gelijke wijze behandelde loodoplossing) niet voordeed. Ramsay en Cameron deelen mee dat zij zullen trachten die in koper en lood aangetroffen stoffen in grootere mate te bereiden. Nog zij hier aangestipt dat het optreden van lithium als nieuwe stof in de met emanatie behandelde koperoplossing opmerkelijker is dan het optreden daarin van natrium en calcium, wijl toch bij de proef een enkele maal moest worden gebruikt gemaakt van glazen vaten, welke mogelijk een minieme hoeveelheid na. of ca. hebben verloren, en zoodoende in de oplossing hebben doen overgaan.
JlUlUrVlUMglUg UMüi mcuiiiuv ( In den laatsten tijd is benzine aanbevolen 1 ter vervanging van aether, om vet en vethou- t dende verontreinigingen van de huid te t verwijderen. Benzine is goedkooper; op plekken, i die vaa epitheel beroofd zijn, veroorzaakt zij nagenoeg geen pijn, en het vet-oplossend vermogen is sterker dan dat van aether. Een zeer onaangename ervaring heeft intusschen Senger te Krefeld er toe gebracht in de Berl klin, Wochenschr. 1907, n°. 38. tot groote voorzichtigheid met deze stof aan te sporen Hij had een kind van twee weken geopereerd ^ wegens hazelip en de gehechte wond bestreken met pasta Lassar. Bij nader inzien gaf hij de voorkeur aan een gaasverbandje met kleefpleister, en om nu de pasta geheel te verwijderen, gebruikte hij een gaaswisschertje met benzine. Nauwelijks had hij het lipje zacht afgewreven of het kind werd blauwrood en ademhaling en polsslag hielden op. Na 10 minuten kunstmatige ademhaling was het gevaar geweken, en na drie kwartier was de cyanose geheel voorbij. Zelf ondervond hij na inademing van een weinig benzine zwaarte in het hoofd, beklemming der ademhaling en neiging tot braken. In de literatuur vond hij doodelijke gevolgen van kortstondige inademing van benzine. De vergiftige werking op insecten en andere parasieten heeft men toegepast bij de behandeling van trichinose, oxyuris en scabies. Senger’s mededeeling is wel geschikt, om ons af te schrikken van het gebruik van benzine bij deze aandoeningen, vooral bij jonge kinderen, En in het bijzonder moet men voorzichtig zijn met het gebruik van benzine ter reiniging van gedeelten van het aangezicht. Voorzichtigheid met de sportbenzine is hoogst geraden; vaak ziet men kinderen samengedrongen vlak rondom een auto, waaraan iets wordt in orde gemaakt. Een kindervriend dient hen op een afstand te houden. (Ned. Tijds. v. Gen.)
"Kunst en Wetenschappen.". "Bredasche courant". Breda, 1907/11/11 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 15-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327121:mpeg21:p00001
Historische roman uit den tijd van de verwoesting van Jeruzalem. DOOS Dr. A. HALBERSTADT. 5b »Gij weet,” zeide hij op ernstigen toon, ïdat ik u uw laatst verzoek slechts met veel opoffering mijnerzijds heb toegegeven. Men zet een Marcia Furnilla, de dochter uit een der voornaamste Senatorenfamilies, niet om een verliefde bui op zijde, zooals een zangeres of een danseres, die men zat geworden is. Mijn loopbaan is nog evenmin als de uwe ten einde, en daarom zou het dom zijn zich onnoodig vijanden te maken. Maar ik reken op uw gezond verstand, Titus! Alleen omdat ik weet, dat u dezelfde eerzucht bezielt als mij, heb ik mij niet langer verzet en toestemming gegeven tot uw echtscheiding. Ook heeft mij de ondervinding geleerd, dat een man door niets hoegenaamd gebonden moet zijn bij zijn plannen om het hoogste doel te bereiken. Daarom zeg ik u nogmaals, wees op uw hoede voor Agrippa’s vriendschap en voor Berenice’s mooie oogen 1 Die kinderen van Herodes zijn te slim om iets te geven, zonder er iets voor terug te krijgen.” Titus glimlachte en antwoordde op een toon van zelfvertrouwen. vNiet zonder eenige vrucht ben ik onder de oogen van een Agrippa en een Messalina groot geworden. Zelfs Poppaea Sabina beproefde eens in een verloren uur — maar tevergeefs — mij met al haar kunsten in haar val te lokken.” »En evenwel,” waarschuwde hem Vespasianus bij het heengaan nog eens, shebben deze Aziatische Vrouwen een geheime macht, waartegen geen man
i ——a—■—a—wia»wwwMEg—■— op den duur berekend is. Denk aan Kleopatra. Bereniee staat in schoonheid en innemendheid bij haar volstrekt niet achter, in geestigheid en bandig1 heid overtieft zij haar. Das! . . . .” »Maar ib ben geen Antonius,” viel Titus zijn vader schertsend in de rede en daarop rende hij naar den vooruitiijdenden Koning heen. Niet zonder bekommering zag Vespasianus zijn zoon nog lang na. Zoozeer hij zijn staatsmansblik waai deerde, vreesde hij voor zijn veroveringszucht, t Voor Titus bestonden geen hinderpalen, en wanneer ; hij er ontmoette, rustte hij niet, voordat hij die t uit den weg geruimd had. Indien zulk een eerzucht ; door een Bereniee werd aangewakkerd, konden door > dien eenen hartstocht allicht alle rustigen bedaard ï overleg verloren gaan. Titus zelf had hem echter ï naar zijn overtuiging verklaard, dat hem meer de ï zucht om zijn zin te krijgen dan de liefde dreef r tot aansluiting bij Agrippa. Hij wilde Galilaea - als een wingewest aan de voeten der trotsche t Vorstin, der overmoedige Judaeïsche, leggen. Hij a meende nog altijd den spottenden laatdunkenden c toon te hooren, waarop zij hem op den Karmel de a beleedigende vraag voorhield. »Wie is Titus f” n Nu was Titus de veroveraar van Galilaea; in ï zijn hand lag het lot van het volk, waartoe Bereniee r behoorde. Nu zou zij het niet meer wagen met e minachting op hem neer te zien, de eigenliefde van 1 den man, het gevoel van den Romein in hem te ’ prikkelen. Evenwel trad dit beginsel al meer op i den achtergrond, naarmate bij het doel van zijn i werkzaamheid naderbij kwam. Het beeld der Vorstin i verdween bij dat der innemende gewenschte vrouw. > Was het alleen de zucht om vrij te zijn, die hem r de scheiding van Marcia Furnilla deed verhaasten, 1 of lokte hem, behalve zijn eerzucht, nog een ander, geheim, niet minder voortreffelijk doel? Voorzeker 3 zag hij nog altijd die prachtige figuur op het 3 groene mos aan de kabbelende beek liggen, de i gouden lokken zich afteekenend tegen den donkeren
grond, den kleinen voet onder den rand van het kleed uitkomen, de zwarte wimpers op het bleeke gelaat, den zoeten lach om de zwellende lippen, den teederen boezem onder het doorschijnend, witte kleed. Zoo zag hij haar weer voor zijn geest op den rit, gaf zijn paard de sporen, zoodat hij de anderen in een oogwenk ver vooruit was, eu vond den gang toch nog een slakkengang. Op den laatsten dag van de reis kwam hun Thaumastus, de bestuurder van het huis der Vorstin, tegen en gaf den Koning van de jongste gebeurtenissen kennis. Hij hield echter ook rekening met de tegenwoordigheid van Titus, en vertelde, dat de omgeving van het oude slot van Herodes den Groote, Bereniee te druk was geweest en zij dus met twee bedienden naar Beth-Eden verhuisd was om zich daar in eenzaamheid met haar lievelingswerk, de studie der Grieksehe wijsbegeerte bezig te houden. Daarop was er een brand ontstaan, waarvan de oorzaak onbekend was, maar het was hoogst waarschijnlijk, dat de in de kelders opgehoopte brandstof door de hitte, welke in de jongste dagen geheerscht had, van zelf vuur had gevat. Bij den brand waren Chlodomar, de Chatte, de bode van Agrippa, en een der beide slaven omgekomen. De andere, Stephanus, lag zwaar ziek aan brandwonden, en men twijfelde aan zijn herstel, ofschoon Andromachus, de arts, bem op last der Vorstin met alle zorg verpleegde, Bereniee zelf was ternauwernood aan de vlammen ontkomen. Zij had wel geen lichamelijk ongeluk bekomen, maar haar verstand scheen door den ontzettenden schrik zeer geleden te hebben; zij liet niemand toe, alsof zij menschenschuw geworden was. Zelfs Andromachus mocht niet bij haar bomen, noch een der slavinnen; geen geluid was uit baar kamer hoorbaar; de gordijnen hingen voor de vensters en sloten elke zonnestraal af, De spijzen, die in bet voorvertrek moesten gebracht worden, bleven onaangeroerd. Titus viel
aen ooae aannouaena mei vragen en uuroepen van schrik of medelijden in de rede; Agrippa hoorde hem zwijgend aan, zoodat Titus hem voor ongezellig begon te houden. Maar het was Titus ontgaan, dat bij de mededeeling, dat een slaaf verbrand was, een spottende, zegevierende glimlach om den mond des Konings speelde. Reguel was dood, de Aethiopiër had woord gehouden, en zijn belofte op een handige manier, die elke verdenking wegnam, vervuld. Wat deed het er toe dat Beth-Eden verwoest was; Bereniee was rijk genoeg; dus het verlies niet de moeite waard. Alleen vond hij het jammer, dat de brandstichter, de eenige, die den Koning ooit zon kunnen aanklagen, niet mee verbrand was. Maar in zijn eigen belang zou Stephanus voortaan het blinde werktuig van Agrippa zijn, en het was van groote beteekenis om in Berenice’s nabijheid een handlanger te hebben, die geen argwaan wekte. Evenmin maakte zich de Koning bezorgd om den invloed, dien de brand van het lustverblijf of de afschuwelijke dood van den beminde op Bereniee’s verstandelijke vermogens mocht uitoefenen. Die gebeurtenissen konden, inzonderheid voor de bereiking van zijn doel, slechts gunstige gevolgen hebben. Hij behoefde slechts van den zenuwachtigen toestand, waarin zij nu verkeerde, een wel overlegd gebruik te maken; zij was en bleef een vrouw, die in baar ellende naar een steun, een vriend, zou uitzien, die met haar het leed voor een deel zou willen dragen. Die steun, die vriend, zou Agrippa zijn. Tegelijkertijd bood zich een nieuwe gelegenheid aan om Titus tot dankbaarheid te verplichten en zijn vertrouwen te winnen. Want de Koning kon nu de zaken zoo regelen, dat de jonge Romein zich tot hem alleen wenden moest om met Bereniee samen te komen, waarnaar deze steeds hartstocktelijk verlangde. Titus zou haar uit zijn handen ontvangen. De naaste gebeurtenissen stelden oogenschijnlijk den Koning in het gelijk. Zooals hij
zich had voorgesteld, verscheen Bereniee noch bij de aankomst der kooge personen, noch later. Alle pogingen door Agrippa op aansporing van Titus in het werk gesteld om haar te spreken, waren vergeefseb. Hare deur ging voor niemand open, het eten bleef onaangeroerd. Zelfs den jongen Legaat, wiens hartstocht bij haar hardnekkige afzondering steeds toenam, en die haar persoonlijk om gehoor kwam smeeken, gaf zij geen gehoor. Vertoornd trok hij zich terug en reeds vreesde Agrippa, dat de beleedigde hoogmoed in den Romein de liefde in den man deed verminderen, De boog was te sterk gespannen, nog een enkele slag en de boog moest springen en de hand van den schutter zelf wonden. Reeds waren er drie dagen sedert hunne komst in Caesarea Philippi vooibij, waarin de strijd tusschen eergevoel en liefde de bedaardheid van den Romein en zijn goed overleg verminderden en hem in staat maakten tot het doen van de meest gewaagde pogingen. Het werd tijd dat Bereniee voor den dag kwam, af zou de aanblik harer schoonheid den man nog te weinige kalmte ontnemen, die hem bijgebleven was. Met list, desnoods met geweld, moest Agrippa een samenkomst tusschen hen beiden bewerkstelligen. Binnen weinige dagen zou Vespasianus komen; vóór dien tijd moest Agrippa zijn wensch vervuld hebben. De opperbevelhebber was te scherpzinnig, dan dat hem hunne geheime betrekking ontgaan kon; en die moest geheim blijven, want Vespasianus zou nooit toegeven, dat ... . Wat de Koning verder dacht, zou bij niet hebben durven uitspreken. Maar onverwijld ging hij naar Bereniee. (Wordt vervolgd)>
"BERENICE.". "Bredasche courant". Breda, 1907/11/11 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 15-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327121:mpeg21:p00001