Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Kop
- De Belegering van de Gioconda
- Soort bericht
- artikel
- Krantentitel
- Het Vaderland : staat- en letterkundig nieuwsblad
- Datum
- 05-09-1926
- Editie
- Ochtend
- Uitgever
- M. Nijhoff [etc.]
- Plaats van uitgave
- 's-Gravenhage
- PPN
- 832689858
- Verschijningsperiode
- 1869-1945
- Periode gedigitaliseerd
- 1920-1945
- Verspreidingsgebied
- Landelijk
- Herkomst
- KB NBM C 44 [Microfilm]
-
-
Geen zoekvraag opgegeven
-
-
- Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
-
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Kop
- De Belegering van de Gioconda
- Soort bericht
- artikel
- Krantentitel
- Het Vaderland : staat- en letterkundig nieuwsblad
- Datum
- 05-09-1926
- Editie
- Ochtend
- Uitgever
- M. Nijhoff [etc.]
- Plaats van uitgave
- 's-Gravenhage
- PPN
- 832689858
- Verschijningsperiode
- 1869-1945
- Periode gedigitaliseerd
- 1920-1945
- Verspreidingsgebied
- Landelijk
- Herkomst
- KB NBM C 44 [Microfilm]
Amsterdamsch Binnenplaatsje
Advertentie
De Belegering van de Gioconda
De Belegering van de Gioconda
Haar lippen zijn niet geverfd, en dat zegt wat in Parijs. En met die lippen lachte zij, lachte mij toe vanuit de ongelooflijk blauwe bergen, die haar ruggeüngs be» schutten en de donker-grommehde waterstroomen, die eerbiedig haar schouders deroere ,* en ik lachte terug, vanuit de naakte kloven der bruine Dauphiné-bergen, hangend aan vier vingers en zes schoennagels, vlak naast een zingend watervalletje, waarmee ik mijn leeren keel niet kon laven, vanwege de daarop onvermijdelijk volgende buikpijn wegens steenbestanddeelen, weet u. Ik klom hooger, en zij lachte door. lk bereikte den top, en haar glimlach had mij nog geen oogenblik verlaten. Ik had honger, dorst, dronk, en at, doch zij sloeg zich den sluier der duistere haren voor het gelaat, want de afgestorvenen eten niet, en begrijpen niet waarom een sterveling na vier uur hard klimmen razenden honger heeft, en onverzadigbaar drinkt, steeds maar drinkt, tot en met den laatsten drup» pel in zijn veldflesch (de inhoud gaat geen sterveling aan, zelfs de Gioconda niet, maar ik wil 't wel vertellen: 't was land» wijn). Zoo ontging mij haar glimlach, en de sardientjes in tomatensaus bleven er mij van in de keel steken. Dit was het derde blikje, en ik had het sleuteltje van nummer vier al aangedraaid, toen ik het op» eens in mijn zak stak, denkend aan top nummer vier; maar zij hield het voor een hoofscli gebaar van vereering voor haar spiritueele bekoring, en sloeg den sluier der haren opzij, en toen Weg Pelvoux, weg Ecrins; wat zijn koude naakte toppen, wanneer ver daarachter een vrouw zoo lok» kend lacht? Ik had er ineens genoeg van mijn vingers te scheuren in scherpe spleten, en een kwartier lang met zwaar bena» gelde schoenen langs onmogelijk gladgeboende rotstegels te scharrelen, graaiend naar een onmogelijk klein steunpunt. Ik staarde vol verrukking naar de plooien van haar gewaad (en gluurde terswiks «aar mijn eigen gehavende mouwen), en n«^r haar handen, en een hittegolf van verlangen sloeg mij naar de verbrande huid: ik wilde den volmaakten vorm dier handen nabootsen met voorzichtige kussen, vinger voor vinger, lid voor lid, langzaam en r>adru«-kelijk, met spiritueele kussen, want zij is immers maar een schilderij Maar was zij dat wel? Kan een schilderij een hartstochtelijk bergbestijger zijn vierde blik sardientjes, en nog vele door blik omgordelde heerlijkheden meer doen vergeten, wanneer hij met een leege maag op een steile rotspiek zit te turen naar een nog steiler piek daarnaast? Onmogelijk, ventre affame na pas d'oreilles. Wat dan? Ik wist het niet, vergat alles, want daar was zij weer, glimlachend dwars door vluchtende wolken
Ik vloog overeind, besloot mijn schouders op te halen tijdens de afdaling, daar ik het nu te druk had met in mijn schoenen te klimmen, en koos meteen den koristen weg naar omlaag, een couloir vol losse steenen, waardoor ik twee uur lang als een razende naar beneden laveerde, lukraak van het eene rotseiland naar het andere, uit alle macht jakkerend om mijn doel te bereiken, want zij glimlachte aan de westzijde, en ik daalde af aan den zuidoostkant. Ik holde door, haar steeds toewuivende, en vol eerbied en erkentelijkheid kushanden werpende, naar de Alpenherberg, alias hotel, bestormde den goedigen waard om een telefoontje naar Grenoble voor «en plnatz m den nachtrein, de rekening, de schoone j wasch, twee muilezels en provisie, en toen ! de stakkerd stomverbaasd vroeg, welken ! berg ik ging bestijgen, antwoordde ik ver- I strooid: i „Montmartre. Zeer steil. Zeer gevaar» I lijk. Eenmaal boven, vries je subiet vast, ben je met geen twintig ijsbijlen los te hakken. Vol vrouwelijke gidsen". Hij schudde het eerwaarde, zonverbrande hoofd, streel: medelijdend met zijn breede handen een I paar maal over zijn blauwe voorschoot, en deed mij uitgeleide, mijn vertrek diep betreurend. Ik deed hetzelfde, want 't was er goedkoop, en de forel overheerlijk, maar [ wie weerstaat de bekoring van een vrouw, die de moeite neemt je toe te lachen met haar meest hemelschen glimlach vanuit een stad, die zeshonderd kilometer hemelsbreed verwijderd ligt? «' '¦ '» « < 6 W »- »- « < , Geen rotswal heeft ooit zoon wanhopigen weerstand' geboden aan mijn ellebogen en smeekbeden als het carré van Amerikaan» sche toeristen, dat den glimlach van dc Gioconda omgaf met een laaienden cirkel van vurige oogen en vlamrocde lippen. Ik zag een tip van haar heerlijk haar, een glimp van haar scheiding, en driekwart plooi van haar linkermouw, en dit alles dank _!j con bliksemsnellen uitval tusschen den diceüen schouder van den schoonzoon van ¦ den schocnsmeerk«i.ng van Baltimore en liet smalle schoudert'e van dc dochter van [ den dwarsliggerkoning van Santa Eé. Na k.*-g en zorgvuldig spieden had ik met aanwending van al mijn strategische kennis mijn aanval op dit punt bepaald. Helaas, ik moest le.ireeren, zij waren blijkbaar verloofd en omklemden elkander wanhopig. Ik krabbelde dus terug, en beschouwde .lichtend het tafereel voor mij: een conglomeraat van hooge hakken en lage hakken korte rokken en lange broeken, roode Baedekers, Guides Bleus en achterhoofden. Daarvoor dus had ik mijn geliefd bergland verzaakt, den stellen rotsschoorsteenen lafhartig den rug toegekeerd, vicr^n-twintig uur lang op een muilezel, in twee stoom-, waarvan een derailleerend, drie electrische trams en een heftig schokkenden nachttrein gereisd', mij bij aankomst op het per» ron als een kogel een weg gebaand door de zware atmosferische stoornissen vanwege de wanhopige geeuwen mijner eveneens hollende medereizigers, allen belust op de eerste taxi (de trein was drie uur over tijd), als betalend autobandiet vol gas dwars door Parijs geknetterd, de vestiaire van het Louvre volgepropt met een uitpuilenden rugzak, twee paar spijkerschoenen en dépendance, eenige tientallen meters bergtouw en een ijshouweel, tot heftige verontwaardiging van een suppoost, die mij wilde doen verwijderen wegens het dragen van verboden wapenen (waarna een verwoede uitlegging mijnerzijds: het ijshouweel, een groot model blikopener). En, nu hier, met verdraaid hoofd op mijn hurken schuin naar boven starend', lukraak in de richting van de twee heerlijke handen, die ik reeds kussen wilde op de steile hellingen van de Dauphiné; op hyena-teenen rondsluipend langs mijn onbereikbare prooi, die nu verder weg glimlachte dan ooit, dwars door een cordon van echte en pseudo-millionairs, die op de razende reis tusschen den mist (eh whiskc*-") van Londen en de eeuwige sneeuw van Ghamonix even afstappen in het Louvre om hun schoonheidbegeerige zielen te laven aan den glimlach van de Gioconda. Daarvoor was ik dus afgedaald in deze helste hel van hitte, Parijs in Augustus, om met brandende voetzolen en zonder Vergilius een vrouw te gaan zoeken die haar glimlach verbergt achter een levenden muur van honderd' millioen dollar dik. Te veel voor een armen drommel, die met een brood, een worst en een flcsch wijn op de harde banken reist. O! Pelvoux, heerlijk koele ijstop, waarom heb ik mijzelf gedoemd hier op mijn teenen rond te waren over een vlakte van gloeiende asch en sintel, om een vrouw te vinden, die hardnekkiger wordt belegerd dan Oostende door Isübella in haar uniek hemd?
Opeens een idee. In mijn binnenzak zit een telegram, in den trein ontvangen en nog niet geopend in de razende vaart naar den glimlach. Ik verander het adres, richt het aan dc liefste vrouw, die ik ken, en spreken wil, en moet. Ik hol naar een suppoost. Twee hoofden vlak naast elkaar, één grijs met suppoostenpet, één blond zonder hoed. Fluisterende samenspraak. Verhuizing van vijf-en-twintig frank. Twee hoofden, een eindje van elkaar, een grijs en grootendeels ka.i! (zooals mijn geliefde rotspieken), één blond met suppoosten pel. Ik nader de kakelende menigte in slormpas. Beveel stilte. Roep: „Makc vvay, please. Dringend beurstelegram uit Nic'uw-V'ork voor die dame daar vooraan. Ja, die met dat don» kere haar. Neen, neen, persoonlijk overhandige» Het zakeninstinct komt boven en de belegering wordt verbroken. Ik vorder voetje voor voetje, ik zie reeds dc blauwe hergen, de diepe rolskloven, hoor het bulderend water, aanschouw verrukt haar mouw met de lichtende plooien, haar handen, haar aanbiddcllijkcn hals, hcur haar waarin zij den wind en geur der wouden vangt en haar gli... De d.ïme met het donkere haar, vlak vooraan, strekt ongeduldig de hand naar het lokkende telegram uit; ik kijk haar ijskoud aan, duw haar het adres onder den neus, vraag: „Pardon, '15 u soms de Gioconda?". steek het blauwe papiertje kalm in mijn bmneiiüak, en wend mij vol verrukking weg van haar verontwaardigd stemgeluid en het Koor van Buffalo Billnazaten achter mij naar het doel mijner droomen, haar glimlach. Toen ik drie uur later met een verzadigd gevoel in de -nel. <.„ brandende oogleden vanwege het urenlang staren, het telegram openbrak, las ik liet volgende: Venez me voir. Gioconda. A. den Doolaard.