Een oorlogschip vervreemd , cadean gedaan aan den e'zer van Japan!» dit was de groote grief, die, bc.. Ve tegen het stelsel des Ministers van Marine, tegen begrooting werd ingebragt. De Soembing domi?eerde bijkans de beraadslagingen en dreigden, zoo 'et scheen, die begrooting te doen schipbreuk lijden. , Was die grief gegrond , juist gezien ? Wij gelooven l«t niet.
Over den vorm moge verschil van gevoelen bestaan, p aanbeveling om met zulke geschenken niet kwistig
6 zijn, was wel overbodig, daar de Begering toch Her niet dan na rijpen rade en om goede redenen , eenen zoo buitengewonen afstand is overgegaan , 'iarvan men bij ons schaars één voorbeeld zal vinden. Doch, wat men over den vorm ook gezegd hebbe,
is niets afdoende bijgebragt, wat den grond der *&k aangaat, en daar komt het toch wel in het eerst f &an , daar het in Staatsaangelegenheden toch zeer belastbaar is que laforme emporte lefond. Neen , zeer juist eeft de heer Groen van Peinsterer opgemerkt, dat . r voor het O. I. beheer zekere vrijheid en latitude ?Qet bestaan om aan de Oostersche Vorsten geschenen te doen , als dit voor de dienst der koloniën of 'et belang des lands wenschelijk is. Wat is hier gebeurd? Het was bekend, dat andere 'beringen zeer ruime blijken van welwillendheid aan ,e« Keizer van Japan gaven, en nu meende deßege'lng niet achterlijk te moeten zijn in het betoonen >aa zoodanige welwillendheid, opdat onze betrekkingen i^t bedoeld land op eenen goeden voet zouden blijven, )1 welligt verbeteren. De Japansche Begering had aannek gedaan, om in het bezit van eenige schepen te s°«ien, en de Soembing, die de Japansche wateren had °e-Ocht, was aldaar met zoo veel bijval ontvangen, a' men wel geen aangenamer geschenk kon doen dan ?aö dat schip. Wij erkennen het, het was een betee?enend geschenk; maar dat moest bet zijn, wilde het ftdruk maken, doel treffen, en dat inzonderheid bij eh volk van het karakter als het Japansche, bovenal rateld op onbekrompen hoffelijkheid. De Eegering "l_te en woog wat hier het zwaarste was, of het wel- Yziene aanzoek van bet opperhoofd te Decima af te :'a&n tot den afstand van het bedoelde schip, of het ,11 te willigen, met de gunstige gevolgen van dien, &deiijk de bevordering van de nijverheid door de beuling van twee korvetten, en velerlei zaken met den ,eneepsbouw in verband staande; en, voor de toekomst, •^st als de zaak niet bekrompen behandeld werd, aan?*kkering van een handel, die ons anderS te ligt zou Hunen ontsnappen.
Als men die hooggaande klagten bij sommige Ver'egenwoordigers over het afstaan van een schip aan "en Keizer van Japan nagaat, en als men let op de ?°°genaamde aardigheden, die door enkelen daarbij te efde gebragt zijn, zoo komt men er onwillekeurig toe ?e handelwijs van een Nederlander uit de 17de eeuw te vergelijken, die, door geheel op eigen verantwoordelijkheid, eene daad van soortgelijken aard te i6rrigten, juist den grondslag legde van den Neder,a"dschen handel op Japan, die zoo groote voordcelen eeft opgeleverd, en nog grootere, duurzamer had kunp aanbieden, indien er geen <*onweetendheid van ornpagnie's bedienden//, waren in het spel gekomen, 'p als de Vaderlandsche schrijver opmerkt, van wien lJ de volgende herinneringen , thans niet ten onpasse, ermeenen te moeteu ontkenen:
-'Jaques Specx, — zegiile dichter van de Geuzen, jn zijne jj^rkwaardige historische aanleekeningen , — in 'l jaar 1611, * Japan met twee scheepen gezonden , lag den eersten q°u(l lot die eertijds, zo rijke tak van Compagnies-Handel. "Rnschio, die reeds 't opper-gehied inderdaad bezat, hneke' Pide-Jone nog leefde, het hem niet alleen 10l zijn ge- L°of koomen , maar sprak lang door tolken mcl hem. welke (a'sie gunst hij aan geene vreemde gezanten gewoon was |.e le slaan. Specx was een Edelman van zeer goeden Ij"'*- en had eene voortreffelijke opvoeding gehad, hetgeen vni bijzonder wel kwam in Japan, want die hovaardige a^e maakt heel gruol werk van de geboorte. "fen had de onvoorzigligheiil gehad van die twee schepen met eene zeer geringe Carga, na zulk een rijk land Ie zenden, en de Pnrlugeesen en Castiliaanen namen hieruit gelegenheid van aan de Japanders te duen aanmerken de verachtelijke armoede der Hollanders, maar Speel wist dal er voor een Koopman omstandigheden zijn, dal men eene kleine tegenwoordige schade moei wagen, om eene toekomende verzekerde winst ie doen : Hij nam dan zijne parlij, en in plaals van Koopman , verklaarde hij zich Ambassadeur, en verlink naar Suranga , alwaar Ongoscliin zijn hof hield Al het besie uit de Carga meede cenomeii hebbende, hesleede hij iv geschenken zoo voor Üngoscluo ensijne Hovelingen, als vonr de Xogun-Sama , zoon van Ongoscluo , die sijne woon lot Jedo had , en hem niet minder vriendelijk ontving als de vader, maar meer met hem over krljgszaken van Europa sprak, en sig liijzonderlijk deede uitleggen de omstandigheden van 'l vermaarde beleg van Oostende, daar Specx in gediend had ; en die beide Vorslen inguioomen door de manieren van dien vreemdeling, die in alles de groolsche levenswijs van den Japauschen adel volgde, die als hij uitging altijd mi. een grool gevolg verscheen , waaronder sijn trompetters die Wilhelmus van Nassautuen bliezen (zegt het verhaal) die overal geschenken uitdeelde, en nergens van Koophandel sprak , die Vorslen verwonderdl dal de Ambassadeur, hij zijn verlrek, en als in 't voorbijgaan , maar vroeg, dat zoo er hij vervolg eenige kooplieden van zijne Naiie in Japan kwamen, zij aldaar vrijheid van handel mogten hebben, die Vorsten zeg ik, slomlen aanstonds eene Capitulatie loc, die onnoemlij'ke schatten aan de 0. I. C. heeft aangebragt en nog meer zoude aangebragt hebben zonder de onweetenheid 'an bare Bedienden, die oorzaak is geweest van 't ophouden van die Capitulatie. •
En bragt de tijd, dien wij beleven , niet eene ongewone , betrekkelijk groote opoffering mede, gelijk die, waarin de edele vooruitziende Specx zich tot het betoonen van eene groote vrijgevigheid aan Japan, op eigen verantwoordelijkheid, geroepen achtte ? De zeevaart , de handel zijn een nieuw tijdperk ingetreden , eene wending, die in gewigt niet onderdoet voor den keer, dien de scheepvaart en handelsbetrekkingen in de XVlde en XVIIde eeuw namen. De algemeene omwenteling, in die voor Nederland zoo belangrijke opzigten, ligt voor de hand. De stoomschepen doorkruisen de Oceanen, spoorbanen verbinden binnenlanden aan kuststreken , en storten den oogst, de voortbrengselen van deze, in ongeloofelijk korten tijd uit, ter lading van de.bodems. Verbindingen van gewesten hebben plaats op eene wijs, die vroegere geheel op den achtergrond stellen, nieuwe middenpunten des handels komen op, en ontwerpen in onderscheiden werelddeelen rijpen , welke den groothandel met eene volslagen verlegging dreigen. Zulke omwentelingen hebben in den loop der eeuwen meermalen plaats gehad, en de geschiedenis wijst aan, welke de gevolgen daarvan zijn geweest. Hier rezen Volken, Staten tot wonderbare grootheid en luister , ginder zonken zij, geheel of bijkans tot niet. Die omwentelingen stichtten, gelijk de staatkundige, goeds en kwaads. //Niet voor ieder zijn zij,- zeide reeds voor eenige jaren een Nederlandsch schrijver, -door inspanning en opoffering ten voordeele te leiden, of haar kwaad geheel te ontwijken; maar overleg, moed en volharding kunnen toch hun aandeel erlangen van hetgeen zij brengen , en de schade gedeeltelijk afweren, waarmede zij dreigen. leder rijk en iedere stad, die deel heeft aan den handel en zeevaart, zij dus wakker en zie wel toe, wat andere rijken en steden beoogen en doen, en wel bij tijds. Als eens plannen verwezenlijkt zijn, is het weder zoo moeijelijk die omverre te werpen; als eens betrekkingen met wederzijdsch genoegen zijn aangeknoopt, valt het een derde zoo zwaar die te verbreken, en die ééns achterblijft, kost het zooveel om hem in te halen, die voortstapte, ook al heeft bijeen bedaarden gang.// Als men dit op de betrekkingen met Japan toepast, dan baart het verwondering 200 schampere aanmerkingen tegen het gebeurde met de Soembing te hooren maken van zijden , die eenige jaren geleden met volle regt wezen op de noodzakelijkheid, om onzen invloed in Japan te versterken , te vermeerderen, en op den geduchten wedijver, waaraan wij, zoo we ons niet beijverden , zouden blootgesteld zijn van Engeland en Amerika, Frankrijk en Busland. Men wees toen juist op de belangrijke geschenken, welke bijv. de Ver. Staten , aanden Japanschen Keizer voornemens waren te doen , en sedert ook reeds ten deele gedaan hebben, op die welke in Engeland en elders werden voorbereid. Men kent den ontzaggelijken omvang van de walvischvaart in de Japansche wateren, zoodat de Sandwich-eilanden alleen voor weinige jaren reeds een ISOtal schepen daartoe bergden, en de Vereenigde Staten er ruim 700 met duizenden van de meest bevaren matrozen aantoonen kunnen. Men weet dat de strekking in de jongste jaren aldaar geweest is, goed- of kwaadschiks, de stoomboot-gemeenschap in de Stille Zuidzee tusschen Californië en de Aziatische kusten over Japansche eilanden te leiden, en dat doel reeds eenigermate bereikt is. Men weet dat er een verdrag met Japan en de Staten is gesloten, en de jongste berigten uit Californië melden, dat de eerste regtstreeksche lading van daar is aangekomen en zeer heeft voldaan.
In die omstandigheden mag Nederland, hetwelk met edelmoedige onbekrorapenheid, ondanks alle aanvallen van sommige met de zaak onbekende buitenlanders , zooveel gedaan heeft om de Japansche regering tot tempering van haar uitsluitend handelsstelsel te brengen , in die omstandigheden mag én moet Nederland toch ook voor zijne eigene belangen waken, ten einde dien invloed te behouden , welke het, nu met meer dan met minder ¦ vrucht, in Japan eeuwen lang genoten heeft. _De Begering van dat rijk, op Oostersche wijze, uiterst langzaam in het aannemen van nieuwe denkbeelden en stelsels, heeft door de wenken nog van wijlen Koning Willem 11, en door de daarop gevolgde gebeurtenissen , die den grooten schok in den wereldhandel deden kennen, blijkbaar de overtuiging gekregen, dat zij haar stelsel ten opzigte der vreemdelingen eenigzins moet wijzigen; zij is er blijkbaar van doordrongen, dat zij, wat ook gebeure, meer op de hoogte moet zijn van de middelen, die den schok hebben voortgebragt, en dat is wel in de eerste plaats de stoomzeevaart. Men heeft zich bij de beraadslagingen in de Kamer zoogenaamde boert veroorloofd, ter zake van d_ wenschen des Keizers van Japan voor schepen, paarden enz. Het toonde alleen mindere bekendheid met den aard en staat van ontwikkeling van het Jnpansclf» volk, met de gebruiken in de Oostersche Staten enmet de geschiedenis van de betrekkingen tusschen de Nederlanden en Japan. Men zette zich als 't ware op een cheval de bataille d'opposition, nu eens een -groen paard»; en dacht daarmee wonderwel de Vaderlandsche belangen te dienen. Weet men dan niet dat de Japanners zijn een nijver , tot aanleering van al wat constructie en fabricatie betreft, ongemeen vatbaar volk , en dat het dus een zoo ongerijmde wensch van de Japansche Regering niet kan geheeten worden, om een model als 't ware in het groot te hebben, om daardoor haar volk de noodige kennis van al wat de stoomscheepvaart en bouw aangaat te doen erlangen, om zelve welligt later de krachtige hand te doen slaan aan de invoering van zoodanige schepen. Men behoeft slechts de wetenschappelijke vragen na te gaan , welke zij nu en dan aan Nederlandsche gezagvoerders heeft onderworpen, om de overtuiging te erlangen , dat men hier met geen grilligen Oosterschen despoot of een Cacique van een of ander met wilden bevolkt eiland te doen heeft, die heden in zijn hoofd krijgt een ring of spiegeltje, morgen een boot of schip te vragen, zonder doel noch beteekenis. Het verlangen tot het bezit van de Soembing was opgewekt door het bekende bezoek van dien bodem in Japan, hetwelk aldaar eenen diepen indruk op regering en volk had gemaakt; men besefte dat het niet meer voldeed eenvoudige teekeningen , op de gewone wiis der Japanners opgemaakt, te bezitten , maar het schip zelf, om daardoor zich verder te bekwamen. Zou de Nederlandsche regering het verzoek daartoe nu weigeren ? Ware dit staatkundig geweest? Zij handelde overeenkomstig de lessen der ondervinding uit de groote eeuw van Nederland, toen Nederlandsche geschutgieters en vuurwerkmakers naar Jedo werden gezonden , om aldaar kanonnen en mortieren te gieten , en toen andere groote diensten aan de Japansche regering werden bewezen, ; welke zij ruimschoots vergold. Herinnerde men zich dan niet, dat de regering,; waarmee sommige leden zich zoo wat hebben willen vermaken, eenmaal hulpbenden aan de Nederlanders toezond, welke door trouw en moed hebben uitgeblon- * ken en veelzins tot de grondvesting van onze magt in de! Indien hebben bijgedragen ? Zulke historische feiten ; hebben meer waarde dan een kwinkslag en verdienen ook door het nageslacht niet vergeten te worden , dat zoo vele vruchten van de Indien getrokken heeft en nog trekt, en wanneer de Japansche Keizer, met het oog op beschaving en betere krijgstoerusting, een grootsch model verlangt , door Nederland wenscht ingelicht te worden. Maar, zeide men, als de zeemagt achteruit is geraakt , (iets wat men ter andere zijde niet wilde toestem-
men en voor een groot woord uitkreet,) dan was het de tijd niet om dien afstand te doen. Wij moeten hier toch eenigermate op de Eegering vertrouwen , die zal geweten hebben dat er geen lange tijd te verzuimen viel, althans niet tot dat er een nagelnieuw schip van onze werven liep. Wie zegt hun, die zich in dezen zoo schrampere uitvallen veroorloofden, of niet elders gaarne meer dan één schip zou zijn gegeven ? Wij zullen daarover niet meer zeggen. Wij verheugen ons, dat, wat den vorm betreft, de Kamer eene biil van indemniteit gegeven heeft, voor wat er welligt niet goed in den vorm was; doch wij verheugen ons , in het belang van Nederlands handel en invloed in het verre Oosten , er over, dat de overgroote meerderheid der Vertegenwoordiging duidelijk toonde te beseffen, dat er omstandigheden kunnen bestaan, waarin de staatsman op eigen verantwoordelijkheid eene daad durft te ondernemen, die welligt niet geheel naar de strikte letter van bepalingen opgaat, maar die zeker ligt in den geest van zijn lastbrief, de behartiging van 's lands belang, de vooruitziende zorg voor de bronnen van 's lands welvaart.