Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Kop
- Naar Lao Kawar.
- Soort bericht
- artikel
- Krantentitel
- De Indische courant
- Datum
- 29-04-1936
- Editie
- Dag
- Uitgever
- [ s.n.]
- Plaats van uitgave
- Soerabaia
- PPN
- 044787111
- Verschijningsperiode
- 1921
- Periode gedigitaliseerd
- 1921-1942
- Verspreidingsgebied
- Nederlands-Indië / Indonesië
- Herkomst
- KB C 248
- Nummer
- 189
- Jaargang
- 15
-
-
Geen zoekvraag opgegeven
-
-
- Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
-
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Kop
- Naar Lao Kawar.
- Soort bericht
- artikel
- Krantentitel
- De Indische courant
- Datum
- 29-04-1936
- Editie
- Dag
- Uitgever
- [ s.n.]
- Plaats van uitgave
- Soerabaia
- PPN
- 044787111
- Verschijningsperiode
- 1921
- Periode gedigitaliseerd
- 1921-1942
- Verspreidingsgebied
- Nederlands-Indië / Indonesië
- Herkomst
- KB C 248
- Nummer
- 189
- Jaargang
- 15
Rijk van grillige verrassingen.
Naar Lao Kawar.
Naar Lao Kawar.
Vraagt men den toerist, die de Karolanden heeft bezocht, hoe hij het Kawarmeer gevonden heeft, dan sal hij naar alle waarschijnlijkheid antwoorden met een gelaat, waarop vele vraagteekens gesneden staan ! En toch is dit kleine bergmeertje, m de onmiddellijke nabijheid van den Sinaboeng gelegen, circa dertienhonderd meter boven zeepeil, een bezoek ten zeerste waard, terwijl de tocht derwaarts van Kabandjahé uit door één der mooiste en wildste berglandschappen voert, welke men in de Karolanden aantreft, Maar..., wie daarheen wil, moet vooral niet beginnen met den weg te vragen naar het Kawarmeer. Men zou°u met verbaasde oogen aanzien en ge zoudt misschien de kans loopen, dat een of andere Inlander, die sterk in aardrijkskunde is, u den weg naar Kota Tjane opzond, naar het Atjehsche, in de veronderstelling, dat ge met uw vraag wel het in Atjeh gelegen Tawar-meer bedoeld zoudt hebben ! Dus, ge vraagt niet naar het Kawarmeer, maar verzoekt eenvoudig, of men u den weg naar Konijn wil wijzen. Want Konijn en het Kawarmeer zijn vlak bij elkaar en misschien, als zekere stoutmoedige plannen tot vervulling komen, zullen beide te eeniger tijd nog meer met elkaar te maken krijgen dan totnutoe het geval geweest is. Hetgeen overigens insluit, dat wij den lezer nu allereerst een kleine opheldering schuldig zijn laangaande de vraag, wie en wat Konijn is. Het antwoord kan beknopt zijn. De heer Konijn is een planter; vroeger werkzaam in een cultuur-onderneming ter Westkust, heeft ook hij den ongunst der tijden ondervonden, zoodat hij voor zich en zijn gezin naar betere middelen van bestaan moest omzien. Hij meent deze thans gevonden te hebben in een kleine onderneming, welke hij, nu ongeveer drie jaar geleden, heeft opgezet hoog tegen de helling van den Sinaboeng op en waar hij zich heeft toegelegd op de cultuur van sinaasappels — geen djeroek, maar echte, heuschelijke sinaasappels ! —, grape fruit en rhabarber. 'De zaken staan er uitstekend troor en over een paar jaren hoopt Konijn zoo ver te zijn, dat hij de producten van zijn hooggelegen domein ter markt zal kunnen brengen. De weg naar deze kebon dus, de „weg naar Konijn", is, we zeiden het reeds, een der interessantste wegen, welke men in de Karolanden met toeristische bedoelingen kiezen kan. Van Kabandjahé uit voert hij eerst door een nauwe kloof, waar aan beide zijden begroeide rotswanden hoog boven het oog opstijgen, doch spoedig verliest de weg zich in de ruimte en slingert zich, nu eens diep afdalend om een brug over een jachtenden bergstroom tei „nemen", d!an weer in scherpe haarspeldbochten zich opschroevend tegen een loodrecht verrijzenden bergwand, langs indrukwekkende ravijnen en fantastisch gevormde kloven. Het is zaak, geen al te langen wagen voor dezen tocht te kiezen, want dan zal het zeker niet medevallen, enkele der zeer scherpe bochten in één trek te halen !
Na een rit van op den kop af vijfen-twintig kilometer door een woeste en steeds weer nieuwe, verrassende impressies biedende natuur, stopt de auto tamelijk onverhoeds: de weg gaat over in een tweetal smalle voetpaden, waarvan het linker omhoog voert naar de „residentie" van den heer Konijn, het andere door een brokje oerwoud van bekoorlijke en tegelijk imponeerende ongereptheid den bezoeker na een korte wandeling brengt aan den oever van het Kawarmeer.
Het is een betrekkelijk klein watervlak, dat zich uitspreidt voor het verraste oog, maar van welke een heerlijke, intieme schoonheid! Hoog geboomte rijst van den rand van den waterspiegel langs de steile bergwanden in ononderbroken omzooming op tot tientallen meters boven het oog; bloemen en planten in allerlei kleur slingeren izich voor uw voeten dooreen en heerlijke vruchten hangen in deze kleine, blijkbaar nog bijna niet door menschenhand beroerde en toch zoo intiem-vertrouwelijk aandoende wildernis te rijpen. Waarlijk, het Tobameer moge van serene schoonheid zijn, dit kleine bergmeertje bij den Sinaboeng doet daarvoor in verrassende aspecten geenszins onder en wint het misschien zelfs in innige bekoring van ongestoorde ongereptheid. Voor wie van baden houdt, is er een kleine, uiterst primitieve zwemgelegenheid gebouwd en het is hierop, dat de heer Konijn het oog gevestigd heeft. Hij loopt nl. met plannen rond, om het laatste stukje weg naar het meer wat begaanbaarder te maken voor den op gemak gestelden toerist en dan aan den oever een wat beter aan de eischen der hygiëne beantwoordende zwemgelegenheid te bouwen, annex een klein établissement, waar de bezoeker wat verfrissching en een rustig zitje vinden kan, om van het uitzicht te genieten. Wie weet dus, hoe snel de tijden misschien veranderen zullen en hoezeer een excursie naar het Kawarmeer „en vogue" komen zal! In elk geval: het zijn deze plannen, welke ons zooeven deden schrijven, dat het Ka wanneer en Konijn wellicht nog nader met elkander zouden kennismaken.
Be schilderachtige Batakkampong van Tomok op het eiland Samosir.
De oever van het Tobameer, zooals hij zich bij Prapat voordoet.