De voorstanders van krasse maatregelen, bijv. zij die aanraden Atjeh te vuur en te zwaard te verdelgen, om aan den oorlogstoestand daar voorgoed een einde te maken, zullen het voorzeker niet eens zijn met Pengadilan, die in De Indische Gids van October jl. beweert dat de practijk in Indië maakt, dat het behoud van de doodstraf onverdedigbaar is. Hij zegt » practijk", omdat hij van meening is dat in principe de doodstraf niet af te keuren is. Het staatsgezag is, om met de Bosch Kernper te spreken, nog lang niet krachtig genoeg om het zonder doodstraf te kunnen stellen. Integendeel, een uitgebreider toepassing van de doodstraf, schijnt met een verscherping van slralfen in het algemeen zelfs noodzakelijk. Hierover zijn voor- en tegenstanders van de doodstraf het echter eens, dat deze onherstelbare straf aan de uiterste waarborgen moet voldoen. Dit nu, is volgens Pengadilan in Indië niet het geval. Welke is op Java de loop van het strafproces bij de inlandsche rechtspleging? Het meest voorkomende geval bij inlanders is moord. Er is dan een moord gepleegd. Het dorpshoofd begeeft zich naar de plaats des onheils en zendt beriobt aan het onderdistrictshoofd, dat daarop met een paar andere dorpshoofden verschijnt, om lijkschouwing te houden. De als vermoedelijke dader reeds gevatte inlander wordt naar de afdeelings-hoofdplaats opgezonden met de noodige paperassen en getuigen en door den regent op den inlandschen officier van Justitie gedirigeerd, die een soort van voorloopig verhoor afneemt of niet afneemt, dan wel overschrijft van het rapport van het districtshoofd of onderdistrictshoofd, en op den daarvoor bepaalden dag den verdachte, met de stukken ter rolle, voor den Resident brengt, die de zaak, met of zonder een nader onderzoek, verwijst naar de rechtbank van omgang. Deze veroordeelt den beklaagde. Na revisie, op de stukken alleen, door het Hooggerechtshof en bekrachtiging van het vonnis van den eersten rechter verleent de Gouverneur-Generaal het fiat executio, en de delinquent wordt opgehangen! Met veel waarborgen heeft de wet de onherstelbare straf niet omkleed, zooals men ziet, doch bij nadere beschouwing zal men bevinden, dat in de practijk van het weinige nog bitter weinig overblijft. -r* .11 _ _T_ J„* ._ _ or
dat men, zonder onderscheid altijd met even bekwame als ijverige inlandsche hoofden te doen heeft, is het ontegenzeggelijk, dat 95 % geen flauw begrip hebben van recht, rechtspraak en rechtspleging. Van daar dat het wakil-stelsel toepassing vindt, dat niets meer of minder is dan het verwisselen van personen en aanleiding geeft tot onderschuiving van getuigen en het afleggen van valsche getuigenissen. Er 's meer.
Feitelijk zijn de processtukken, welke Pengadilan met den naam van paperassen bestempelt, een of meer vellen papier, in den regel op dupliek beschreven en vermeldende naam, qualiteit, enz. van beklaagde en getuigen, benevens een meestal doorloopend antwoord op een nooit gedane vraag als relaas van de voorloopig afgelegde getuigenissen.
Zulk een relaas is er echter in werkelijkheid niet, en kan er gewoonlijk niet gijn. De wakU bepaalt zich gewoonlijk tot het voorlezen van het stuk, dat hij opgemaakt heeft, en dit wil zeggen, dat hij den getuigen te verstaan geeft, wat zij te verklaren hebben. Protesteert de beklaagde, dan wordt hem niet zelden het zwijgen opgelegd, of wordt vart dat protest niets vermeld dan »pesakitanditanja moenghir;" dat is; de beklaagde, gehoord, ontkent. Dit acht men voldoende.
Dit stuk dat door den wedono of assisten t»wedono geteekend is, niet zelden zonder dat hij het zelfs ingezien heeft, wordt afgegeven aan den patih, die het voor den regent in ontvangst neemt en dazen daarvan mededeelt wat noodig is. Vervolgens wordt de zaak in handen van den djaksa of hoofddjaksa gesteld. De wet legt dezen de verplichting om een gevangene binnen de 24 uren te verhooren, Daar de djaksa echter o verkropt is met werk moet hij zich de hulp verzekeren van magangs. Op die basis wordt voortgewerkt, er worden nog eenige getuigen zoogenaamd gehoord, en als dan het onderzoek heet gereed te zijn, d. i, als in vragen en antwoorden een dossier is geredigeerd, zooals de meestal geslepen djaksa begrijpt, dat onder de oogen kan komen van het Hooggerechtshof, wordt de strafzaak op de rol gebracht bij den Resident, die beslist. Zonder, of met nader onderzoek wordt de zaak nu naar den omgaanden rechter verwezen. De dj iksa redigeert zijn acte van beschuldiging en de stukken worden den omgaanden rechter gezonden. Buiten quaestie is het, dat een rechter eerst dan goed recht kan spreken, als hij bekend is met de eigenaardige zeden en gewoonten van de justitiabelen en met hun taal, en op een onafhankelijk standpunt staat. Dit nu wordt door het administratief gezag niet ingenomen.
Hoe eerlijk en rechtvaardig de Resident ook wil zijn, hij zal het dikwerf niet kunnen wezen. De eigenaardige positie, waarin hij geplaatst is zal hem b. v. gehoor doen verleenen aan een aanschrijving, die een wetsbepaling tot nul reduceert', haar feitelijk op zijde zet, terwijl men openlijk haar niet durft afschaffen uit vrees voor de tweede kamer. Er zijn vele voorbeelden van.
Vele besturende ambtenaren hadden in den aanvang dit echter op de rech» terlijke ambtenaren Voor, dat zij beter óp de hoogte waren van de taal, zeden en gewoonten. Dat wijt Peng'dilan geheel aan de onbekookte wijze, waarop men in Indië de afscheiding van de rechterlijke macht heeft doorgedreven, jonge, en dikwijls hoogst onervaren menschen tot voorzitters van landraden benoemde, nu en dan personen die nog pas éen of twee jaar dienst hadden. Bovendien moet de jurist zich op een overplaatsing voorbereiden naar een soms geheel vreemden werkkring, in een geheel andere streek, wanneer hij nauwlijks op de hoogte begint te komen van de eigenaardigheden van zijn justiciabelen, die van plaats tot plaats menigmaal hemelsbreed verschillen.
Dan nog staat de afhankelijkheid van de rechterlijke macht een goede rechtsbedeeling in den weg. Het is nog niet lang geleden, dat een Resident een in zijn gewest dienenden landraad-voorzitter durfde aanklagen, omdat de rechter in een yonnis eenige weinig schitterende hoedanigheden van een als notaris fungeerenden assistent-resident had durven overwegen, en de tegenwoordige chef van het departement van Justitie heeft er ruimschoots het zijne toe bijgedragen om de administratieve ambtenaren in den noodlottigen waan te doen blijven, dat bij conflicten met de rechterlijke ambtenaren dezen per se in het ongelijk gesteld moeten worden. Toen er nog op Java overal omgaande rechters waren, dacht men er niet aan, hun iets in den weg te leggen; want al mochten zij dwarskijkers zijn, zij bleven toch te kort op dezelfde plaats om veel kwaad te kunnen doen, en bovendien was hun verboden de politierollen op te vragen en de inlandsche officieren van Justitie te interpelleeren, zoodat feitelijk alles bekeken werd door de bril van den Resident. Met den landraadvoorzitter is dat anders. De omgaande rechter ging na een dag oponthoud weder weg; de landraad-voorzitter blijft. Het ressort van een omgaand rechter, soms eenige malen de oppervlakte van geheel Nederland beslaande, was veel te groot, om het grondig te leeren kennen, en daai enboven het reizen in een afmattend klimaat maakt degelijke studie tot een utopie. De landraad-voorzitter niet zijn zooveel kleiner ressort daarentegen, dringt dieper in de kennis van zeden en gewoonten en ook van de toestanden en de misbruiken door. Maar juist die misbruiken wil of durft men te Batavia niet aan, en den rechterlijken ambtenaar die dat uit het oog mocht verliezen, wordt het ingescherpt, zoodat hij het niet weder vergeet, De rechtskundige voorzitter van den landraad zal dan ook somtijds liever aan de onafzetbare leden van het Hof het «vrijgesproken" overlaten, dan zich in moeilijkheden te wikkelen met den Resident, die misschien volkomen ter goeder trouw, op grond van de stukken vast overtuigd is, van de schuld van den beklaagde. Genoeg is reeds aangevoerd, om te doen begrijpen dat de tegenwoordige rechtbanken van omgang, gepresideerd door fd. omgaande rechters, eig. landraad-voorzitters, nog minder waarborgen ©pleveren, dan de vroeger omgaande gerechten, nog minder dus dan deze voldoen aan den eisch, welken men een rechtbank, die de doodstraf uitspreken kan, stellen moet. Het laatste woord, na de uitspraak van de doodstraf, blijft aan het Hooggerechtshof. De practijk heeft geleerd, dat dit hooge rechtscollege zich met ernst van zijn taak kwijt, doch dit neemt niet weg dat de tekortkomingen vele zijn. Wie bekend is met het omvangrijke werk, dat iederen dag, als bij de el afgemeten, door het Hooggerechtshof moet worden afgeleverd na verricht te zijn door een minimum van krachten, zal het begrijpelijk vinden dat er wel eens minder juiste arresten voorkomen. Mr. W. C. Baron van Heeckeren heeft den arbeid van het Hof eens onder cijfers gebracht. Die cijfers spreken heter dan de beste vertoogen, al neemt men voor ieder cijfer aan, dat daarmede een zaak bedoeld wordt, tot welker richtige afdoening weinig studie wordt vereischt. Een raadsheer, die in één week — wij verschrijven ons niet — het aanzienlijk getal van honderd crimineele dossiers, groot en klein, doorwerken en daarover rapport uitbrengen moet, heeft toch waarlijk niet te, weinig te doen, mr. J. Sibenius Trip stelde in Het R»cht in N. I. in 1877 het aantal reeds op 70. Gaan wonder dan ook, dat de halszaken, hoe betrekkelijk minutieus ook nagelezen, evenals alle andere onderhevig zijn aan de mogelijkheid van door rechterlijke dwaling, ten gevolge van den onbehoorlijken spoed waarmele de Regeering verlangt, dat de zaken »voor 's Heeren aangezicht worden verslagen," inverkeerden zin te worden uitgewezen. Die mogelijkheid is maar al te goed denkbaar, en daarmede valt de laatste eigenlijke waarborg, waarmede de doodstraf omgeven is, want het verleenen van het fiat executio door den Gouverneur- Generaal is door de practijk een bloot formulier geworden, waarover veilig het stilzwijgen kan worden bebaard.
Aan het einde van zijn schets gekomen, stipt Pangadilan nog aan dat in Indië toestanden bestaan, die in elk ander land ondenkbaar zijn.
Waar ter wereld b. v. is het noodig, dat een procureur-generaal een ambtenaar van het O. M. verbiedt om den getuigen hun lesjes te leeren, en durft menig djaksa onder het oog en met medeweten van zijn eigenlijken chef, het hoofd van bestuur, te trachten langs een omweg toch zijn doel te bereiken?
Duizendmaal liever, zegt Pengadilan daarom ten slotte, geen doodstraf, hoe ge» wenscht ook in de reeks van straffen, dan een doodstraf, omgeven door zulke slechte waarborgen als in Indië bestaan.