heeft niet minder al zijne kunstenaren tot dezen edelen wedstrijd aangespoord. Het schittert boven allen, zoo door de buitengewone vlucht en de corsponkelijkheid vanenkeleni als door de gratie en fijnen smaak van zeer velen.— Twaalf schilderijen van Troyon zyn reeds een triumf voor de Fransche afdeeling. Stouter en genialer opvatting dan Troyon in zyne doeken, zoo vol verscheidenheid, ten toon spreidt, vindt men in de andere afdeelingen niet. Tegenover die fougue en dat breed penseel, 't welk zich in de grootste tegenstellingen van licht en bruin vermeit, stelle men eens Lf.fèbre's naakte vrouwenfiguren. Waarachtige kunstvrienden en niet al te kleingeestige menschen zullen zich aan dat naakt, hetwelk men in de Fransche en Duitsche galerijen veel ontmoet, wel niet ero-eren. Voor de reinen is inderdaad alles rein, en ik geloof dat Tartufe nog meer recht heeft, Dorine een zakdoek toe te werpen om haar boezem wat te bedekken, dan om zich aan eene geheel naakte vrouw te ergeren. Zouden die heerlijkste enbevalligst: vormen welke de natuur voortgebracht heeft, ons nimmer onder de oogen mogen komen; maar zouden we daarentegen ten volle ons hart mo^en ophalen aan de dikwerf zeer dubbelzinnige voorstellingen van onze oude meesters ? Wie bij het aanschouwen vau Lefèbre's aanb ddelyk bevallige figuren voelt „venir des coupables pen^es," zooals Tartufe het noemde, hij ga heen, met de overtuiging, dat er geen aasje kunstgevoel in ziju binnenste is. Kun=tryker modelé, fijner gratie, schooner lijnen en grooter meesterschap over den vorm dan LefèbiE in deze liggende ca staande figuur ten toen spreidt, vindt men in de gansche kunsthalle njet. De liggende is misschien watl aangenamer van kleur dan de staande, die min of meer* aan de „souree" van Ingiès* herinnert; doch beiden bekoren hèt oog door zoovele heerlijke eigenschappen. Naast dat ideatiseeren van vorm en lijnen staat Jcles Bretok met zyn uitmuntend realismus, zyne zeldzaan juiste waarneming der typen en het onovertroffen teruggeven van eene of andere stemming der natuur. Zijne kunst is voor het publiek veel bevattelijker dan die van Lefèbre; van daar, dat ze door de bezoekers meer gevierd wordt Dit meisje aau de bron en de inwijding van het koren, zullen niemand ooit uit het geheugen gaan, die ze eens aanschouwd heeft. Zoo evenmin de portretten van Dcrav, al zijn ze verre van volmaakt. Natuurlijk en vol leven zijn d<'e portretten allen, de stoffen zijn breed geschilderd en daarbij onverklaarbaar gced uitgevoerd. Doch ze maken min of meer denzelfdjn indruk als eene opzichtig gekleede dame, die overal waar zij zich vertoont, dadelijk in het oog valt. De achtergronden vooral schokken u. Van De la Croix, dien apostel der romantiek, kan men het lenig en fantastisch talent in tien beelden nagaan. Meu zet dat deze kunstenaar zich voor eene eigenaardige mengeling van kleuren op Turksche tapijten inspireerde, evenals men tegenwoordig de matte kleurschakeringen der Japansche vazen schijnt na te volgen. Nu valt in De la Croix die veelkleurigheid, welke aan Tuiksche tapijten herinnert, inderdaad spoedig in 't oog. Evenzeer zijn zucht om beurtelings dezen of genen ouden meester na te volgen, en schilderyen in hun geest samen te stellen. Niettemin blijft hij een eenig talent, dat wel waard is, bestudeerd te worden. Roüsseau, Brion en Isaberg zyn in de kunstwereld te goed bekend. Vooral de boschrijke tafercelen van den eersten zijn onbeschrijfelijk sc'aoon. Nélie Jacqdemart, eene portretschilderesse, die nadat zij de beeltenis van Papa Thxlrs gekonterfeit had, vermaardheid verkreeg, heeft hier acht levensgroote portretten, waarvan sommigen zoo meesterly'k eenvoudig en waar zijn. dat men onwillekeurig aan Van Dijck en vader Helst denkt. Ongelukkigerwijze zijn anderen weer zoo bizarre en onbeholpen, dat men het er voor houdt, dat het talent der kunstenaresse bepaald zy'n beaux jours heeft. Van Regnault, de veelbelovende en reeds gevei.de kunstenaar, die helaaa! in den Fransch-Duitschen oorlog viel, aanschouwt men hier zijn prachtig ruiterbeeld van Prün, met eene stoutjeid geschilderd, en zoo vol leven, alsof alles zich beweegt- Het rechten onder de Moorsche koningen, hoe afzichtelijk ook door al 't bloed, verraadt niettemin een ontzaglijk talent. Deze phalanx van groote kunstenaars wordt daarby' zoo krachtig vsrsterkt door de weergaloos keurige genre-schilderyen van Meissonnier, Gé«öme, Vibert en Berne- Bellecoür. Mei-sonniïb in al zye kracht en zwakheid: sterk en onnavolgbaar in zyne betooverende paneelen, zoo klein van afmeting en zoo groot van executie; zwak in zyn 1807 dat, ruimer van omvang, niet meer d.e eenheid bevat welke men in zyne kleine meesterstukken zoo waardeert. Géröme's onvergelijkelijk fraaie voorstellingen van het leven in Egijpte en Turkije zijn wel bijna allen dezelfde, die in 1867 te Pary's dieast deden, maar het weerzien van zulke volkomen kunstukken is altijd welkom. Alles bijeengenomen is Frankry'k's kunstbazar dus hoogst belangwekkend.
De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad
- 18-09-1873
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Geen auteursrecht. Er rusten geen rechten meer op dit object.
- Krantentitel
- De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad
- Datum
- 18-09-1873
- Editie
- Dag
- Uitgever
- De Groot, Kolff & Co
- Plaats van uitgave
- Semarang
- PPN
- 852209738
- Verschijningsperiode
- 1863-1956
- Periode gedigitaliseerd
- 1863-1903 / 1947-1956
- Verspreidingsgebied
- Nederlands-Indië / Indonesië
- Herkomst
- KB C 76
- Nummer
- 219
- Jaargang
- 22
- Toegevoegd in Delpher
- 20-11-2013
FRANKRIJK.
ENGELAND
moge fier tjjn op Landseeb en Thomas Taed; voor hetgeen het verder ter aanschouwing gegevsn heeft, mag het zich wel 't aangezicht bedekken.
Landseer's gejaagd hert is het piècs de résistancc met „dea laatste van den stam" van Taed, dat inderdaad vol uitdrukking is.
De kunst der andere landen, behalve .dia van Italië, •waar enkele zter fraaie genretafeieelen voorkomen, 13 niet van zulk een gehalte, om er afzonderlijk melding van te maken. Wat in Zweden, Noorwegen en Lenemarken de aandacht trekt, draagt den stempel der Dusseldorfer-scbool. Het musée des amateurs bsvat een schat vau kostbare fen schoone voorwerpen uit vroegere eeuwen, echter niet in zulk eene mate, dat het met het musée de Cluny of het Baierisches museum in München wedijveren kan. Onder de marmer- en pleisterbeelden vindt men vooral bij de Italianen (in de Kunsthalle) heerlijke producten. Kortom men kan dageu in de Kunsthalle doorbrengen en zich vermeien in de aanschouwing dier verschillende op vattingen. Daarvoor is deze uitmuntende verdeeling en inrichting ook weder oneindig beter dan de van elkaar verwijderde armexen te Pary's, waar vooral onze kunst zoo stiefmoederlijk rr.et ruimte en licht bedoeld was.
Uit Nederland.
— Door de Staatscommissie van 30 Oct. 1872* is een nader Verslag uitgebracht omtrent het muntwezen, vooral naar aanleiding van de nagenoeg definitieve aanneming van dtn enkelen gouden standaard in Duitschland. De derde lezing van het daartoe strekkend wetsontwerp toch heeft in den Duitschen Rijksdag plaats gehad.
De Commissie acht nu den tyd gekomen om bepaalde voorstellen te doen betreffende de door Nederland te volgen gedragslijn en beveelt de aanneming van den enkelen, gouden standaard aan. In overeenstemming daarmede heeft de commissie vier wetsontwerpen ontworpen, regelende het muntwezen zoowel in het Moederland als in de koloniën en overzeesche bezittingen van dtn Staat (West en Oost-Indië) en bepalingen bevattende omtrent de verwisselbaarheid van muntbiljetten, «elke ontwerpen aan de overweging van Z. M. worden aanbevolen. De commissie achtte het echter, bij een zoo belangrijke wijziging van ons muntstelsel, ook noodzakelyk nieuwe bepalingen in overweging te netuen omtrent de zilveren en kope^eu pasmunt, bepalingen die, ■»at de eerste betreft, in onafscheidelijk verband staan met de voorgestelde verandering van standaard, en, wat de laatste betreft, reeds sedert langen tijd ter sprake werden ge bracht en noodzakelijk geoordeeld, om den treurigen toestand van onze koper-circulatie grondig te herstellen. Het eerste dier wetsontwerpen bepaalt, dat de gulden de rekenings-eenheid van het Ned muntstelsel blijft en verder: De gulden wordt verdeeld in honderd cents. De grondslag van het muntstelsel is voortaan het goud, 0,6056 J gram fijn op den gulden, 's Rijks muntspec;ën zijn gouden s*andpenningea, zilveren en bronzen pasmunt en gouden negotiepenniugen. Gjuden standpenningen zijn: het twintigguldenstuk, het tienguldenstuk, het vijfguldenstuk. Zilveren pasmun* zy'n: het tweeguldenstuk, het eengul denstuk, het vijfentwintig-centstuk, het tiencentstuk, het vyfcentstuk. Bronzen pasmunt zijn: het twee en een halve centstuk, het een centstuk, het halvecentstuk. Gouden negotiepenningen zy'n: de ducaat, de dubbele ducaat. In het tweede wetsontwerp wordt bepaald dat de Ned. gulden, By'ksdaalder eu halve gulden, zooals zij zy'n verordend bij de wet van 26 Nov. 1847, ook nadat zy in Nederland buiten omloop zullen gesteld zijn, de staidpenningen van het muntwezen van Ned.- Indië blijven. By het derde wetsontwerp wordt dc wet tot regeling van het Ned. muntwezen ook voor de West-Indische koloniën verbindend gesteld. Vreemde speciën, waarvan de koers door de Regeering op voorstel van de koloniale besturen, na ingewonnen advies van het muntcollege, is bepaald, wolden aldaar in 's Lands kassen in bevalling aangenomen. De koers dier speciën wordt zotdanig be paaid, dat uit haar toelating iv den omloop geen wegvloeÜLg der gouden standpenningen te duchten is. Ten slotte bepaalt het v'erde wetsontwerp, dat de munt biljetten verwisselbaar zijn tegen standpenningen hetzij de nieuwe gouden, hetzij de vroeger zilveren. üij gelegenheid van de opheffing van het staatstoezicht op de in 1863 vrijverklaarden, heeft de gouverneui van Suriname de volgende proclamatie tot hen gericht: „By uwe vrijverklaring in 1863 werdt gij te uwer bescherming en opleiding ond-ïr een bijzonder toez cht van den staat gesteld. Dat toezicht zal nu spoedig en wel op le Juli e. k, ophouden, en dan zult gij gelijke rechten als alle anderen in deze kolonie hebben verkregen. Ik wensch u geluk met die aanslaande gebeurtenis, in de hoop, dat gij toonen zult haar waardig te zijn en niet alleen van de u geschonken rechten een goed gebruik zult maken, maar u ook zult weten te kwijten van uwe verplichtingen als le den der maatschappij. Gij zult dat doen door een ordelijk gedrag, door gehoorzaamheid aan de wet, door voor uw huisgezin behoorlijk te zorgen en door uwe kinderen lief te hebben, van welke liefde gij de beste blijken kunt geven door hen in de gelegenheid te stellen het gegeven wordende godsdienstig- en schoolonderwy's te geuieten; door u niet over te geven aan luiheid en ledigheid, maar door hen voor te gaan in arbeidzaamheid. Maakt een nuttig gebruik van uwen tijd, hetzij door te werken voor billijk loon, hetzij door het uitoefenen van ambachten of neringen, hetzij door den u afgestanen grond vlijtig te bebouwen. Veibindt u, ik beveel u dat aan in het tegenwoordig en toekomstig belang van u zelven en van uwe kinderen, tot het eerste by' voorkeur door overeenkomsten tot beregelden arbeid. Die overeenkomsten betoogen wederzydsche voordcelen; voor den huurder zekerheid van arbeid, voor den weikman zekerheid van verdiensten, van woning, van kostgronden, ingeval van ziekte van viy'e geneeskundige behandeling eu verpleging; allen voordcelen, die niet gering te achten zijn. Toont tevens door gehechtheid san den koning en aan Nederland, dat gij dankbaar zyt voor de a geschonken rechten. — Paramaribo den 14 Juni 1873. Van Idsinga." Die proclamatie werd ook in de eigene taal der vrijgestelden uitgevaardigd: ten proeve geeft het N. v d. L. ile volgend.; slotregelen: „Sori toe nanga lobi foe \vi konoe en foe tem kondré, datti oen sabi en oen hatti flti da bigi toen disi konoe doe na oen." Outeveer 12000 personen uit verschillende plaatsen vau Nederland, hebben dezen zomer een btzoek gebrach. aau dc graven der „martelaren van Gorinchem" Ia Duitschland maaktmen tegenwoordig veel werk om partij te trekken van deu grond langs de spoorwegen, dooi het aanplanten van vruchtboomen. Als de meest doelmatige wordt de half stam aanbevolen, ook omdat zy sneller ontwikkelt. Men berekent dat de opbrengst per kilometer ƒ 175 's jaars bedraagt. Zou dit ook hier te lande niet in practijk kunnen gebracht worden? Voor den aanleg van Staatsspoorwegen is op de begiootin-ren voor de jaren 1860 tot en met 1873 uitgetrokken een totaal bedrag van f 138,500,000, waarvoor ook het Kanaal door Zuid-Beveland en dat door Walcheren zijn vervaardigd. ïUt aantal kilometers dat reeds in exploitatie is, bedraagt ongeveer S£B. Gemiddeld zal na voltooiing van het geheele thans vastgesteld. :ro- k,lometer gekost hebben ongeveer f 150,000, een zeer boog bedrag Y£Or een spoorwe"* zonder eigen exploitatie-materieel. Reeds uit »ie cijfers blijkt, dat buitengewone kunstwerken, moeilijke aansluitingen enz. niet zeldzaam zijn geweest. De 'france meldt, dat eene dame — haar naam wordt niet gemeld — te' Parijs poginge.l in het werk stelt om in de kunst van het diamantslijpea ~qor Nederland een gevaarlijke mededingster te worden. Zij heeft met het oog op dit stieven eene instelling geopend, waar meisjes van veertien tot twintig jaar zich -n die kunst kunnen b.-kwamen, cD daar weikzaam zijnde, er ook huisvesting vinden. Om toegelaten te worden moeten zioh de werksters voor 3 jaren verbinden en ontv_ngèn reeds het eerste jaar loon; de beide volgende jaren wordt dat loon verhoogd. Na het eindigen van haar leertijd ontvangen de ouvrières een gratificatie van fr. 500, en is haar een plaats verzekerd van minstens fr. 5 per dag. He Trance spreekt met veel lof van die onderneming. Op die manier — schrijft het blad — zijn de jonge meisjes voor gebrek beveiligd in een hu's, waar de zedelijkheid geen gevaar loopt, en dcor een werk, dat geen buitengewone inspanning van krachten vordert En hebben zij eenmaal den huwbaren 'leeftijd bereikt, dau vinden zij een loon, dat haar, gesteund door de gratificatie, in staat stelt een huishouden te beginnen. — Men schrijft uit Weenen o. a. aan de N. R. Ct.: „Tot grootere zekerheid, had men f.nmiddellLk nadat de prachtige iikeurenpyamide van Wy'nand Fockink iv het paleis van de tentoonsteling was opgebouwd — waarlijk de uitdrukking is niet overdreven — het gevaarte 's nachts door soldaten doen bewaken. Inderdaad ontbrak e- den volgenden dag geene enkele flesch, geen enkel kruikje op het appèl. Alleen waren lij ledig, en de dappere verdedigers der Oostenryksche monarchie zoo vol, dat men hen naar elders moest vervoeren, al wilde men hen ook niet, zooals thans, wegens diefstal doen te recht staan "
De politie te Londen.
In de politiestations en section-houses worden de stiptste orde en dc strengste tucht gehandhaafd. Al wat de inrichting van de vvoonvert.'ekkec, het meubilair enz. betreft, is bij reglementen geregeld. Kaartspel eu sterke drank worden niet toegelaten. Gearresteerden (elk station heeft tien tot twintig cellen, voor hen bestemd) kunnen geen andere dranken bekomen, dan water, koffie en thee. Niemand mag buiten noodzaak in een politiestation toegelaten wo! den of er langer, dan volstrekt noodig is vertoeven. De constable, aan den ingang op de wacht gesteld, heeft hiervcor te zoigen. Wij zeiden reeds, dat de constables onder geleide van een serjeant van het station iv rotten marcheeren naar hun wy'ken. Er bestaat een voorschrift, volgens hetwelk zij daarby' den buitenkant van de trotto.rs moeten houden en den voorbijgangers den weg zooveel mogelijk openlaten. De dagdiensten duren vaa 6 tot 9 uur 's voerm., van 9 uur 'svoorm. tot 3 uur 's nam., van 3 en van 7 uur 's nam. tot 10 uur 's nam ; de nachtdienst duurt van 's avonds 10 tot 's morgens 6 uur. De constables, wier diensttijd te 9 en te 3 uur eindigt, gaan dan ah zy afgelost zy'n, naar huis; de overigen moeten zich eerst vaar een door den super intendant bepaald vereenigingspunt begeven, teneinde door een inspector of serjeant te worden geïnspecteerd. Een derde van de politie-macht doet des daags dienst, twee derde dei tachts. De constables, die dagdienst hebben, moeten, als zy afgelost zijn, zich altijd geread houden om opnieuw dienst te doen, ca, indien dit bun gelast worit, des nachts hun rust nemen zonder hun kleederen af te leggen. Meestal is de constable s'echts met een staf gewapend. Tot zy'n ufrusting behooren echter, behalve zyu uniform, ook een knuppel, een hartsvanger en een raxi. D.e ratel, waarvoor bij de Teems-divisie een rood siguaallicht in de plaats treidt, d'ent om adsistentie in te roepen. Het personeel van de detective force eu sommige an dere beambten dren dienst in burgerklteding, waarvoor zy jaarlyks een toelage ontvangen. Alle bereden man schappen zy'n gewapend met pistool en sabel. De super intendants moeten huu uniform zelf bekostigen De constables dragen, terwijl zy dienst doen, een armband. De reden hiervan verdient wel vermelding. Wanneer men namelyk constables buiten hun diensttijd met elkander zag wandelen of praten, gaf AH aanleiding tot klachten over de polit'e. Ten einde allen aanstoot weg te nemen, werd reeds in 1830 de armband ingevoerd, welke door dienstdoende constables eu serjeants moest worden gedragen. Het publiek vvist nu, dht ecu beambte zonder armband vrijaf had, derhalve wandelen en praten mocht. Ter wille vau het publiek heeft ook iedere constable en serjeant, behalve de letter van zijn divisie, een nornmjr ep den kraag vau zijn jas. Het is huu streng verboden, hun mantel of hun bakkebaarden derwijze te dragen, dat dit nommer bedtkt wordt. Is het publiek in Kigeland meer dan hier te lande bereid om de politie bij te staan, men verzuimt daar ook niet, den bearibten hun plichten tegenover het publiek voor te houden. Zoo, byv,, worden de constables in hun instructie aangemaand, om op beleefde vragen beleefd te antwoorden; niemaud tegen het lijf te loopen en voor fatsoenlijke lieden uit den weg te gaan; niet dan bij gegronde ver moedens de pakjes te onderzoeken van lieden, die naar hun werk gaan, daar die gewoonlijk slechts hun eten inhouden; zich niet te bemoeien met uitstallingen van drank aan de straat, zoolang die niet de passage belernmereu en niemand hinder veroorzaken; als zij iemand hebbeu zien aanvallen of belesdigen, den mishandelde tiuu nommer af te geven, opdat zij later als getuigeu voor deu rechter kunnen wr.idja geroepeu. Zoo hebben ook do s u perin t enda nts i.i last, te zorgen, dat in de politiestations niets geschede, dat den buren hinderlijk zou kunnen zy'n; bij voorkomende gelegenhe.d personen te waarschuwen en bekend te maken met de middelen, door dieven aangewend om zekere voorwerpen meester te worden, tnz. Reeds in de inleiding, voor de instructie geplaatst, wordt aan de politie voorgehouden, dat het voorkzmen van misdrijven (the pre vetion of er i m e) het hoofddoel moet zy'n. „De veiligheid van personen en eigendommen, de handhaving van de openbare o;de en a'.le andere doeleinden van een pobtieiurichting", zoo lezen wy daar, „zullen alsdan veel beter bereikt worden, dan door de ontdekking en veroordeeling van den schuldige, nadat hy iv de uitvoering van het misdrijf is geslaagd. De politie behoort zoo waakzaam en ijverig te zijn, dat het uiterst moeilijk wo)dt, misdrijf te plegen in het door haar bewaakte gedeelte der stad. Wanneer in eene of andere div s e veel misdrijven wordeu gepleegd, dan is er reden lom dit toe te schiijven aan schuld bij de politie in die divisie. Wo den er geen misdryven gepleegd, dan is dit liet beste bewijs voor de goede werking der polit.e, en Act.c mag in die divisiën, v. aar de veiligheid en goede orde ioo bewaard worden, zich er van verzekerd (.ouden, dal zulk een gedrag niet oaopgemerkt zal blyven, maar beloond zal worden en tot bevordering zal leiden". In de bijzondere voorschriften van de politie is dan ook dit hoofddenkbeeld: voorkoming van misdryven telkens te bespeuren. Maar daaitoe moest den constable een groote macht worden toegekend Wijselijk is men daarvoor niet teruggedeinsd. Da constable moet alle opmerkzaamheid wijden aan den dienst en zich onthouden van alle praatjes vooral met dienstmeiden. Wanneer des nachts op straat heeren met vrouwen staan te praten, mag de constable, zoolanger 'liets meer gebeurt, zich daarmede niet bemoeieu. Het is den constable, zoolang hij dienst doet, niet slechts verboden, iets te gebruiken in een tapperij, maar zelfs van iemand eenigen drank aan te nemen. Een strenge maatregel, waartoe een geval leidde, dat een constable. afgelost zijnde, min of meer beschonken bleek, en zich joeht te ve-antwoorden door te zeggen, dat men hem medicijn had toeged>e id. De constables behooren, vooral waaneer zij gezamenlijk op éénpunt werkzaam zyn, met geduld en gematigdheid ie werk te gaan, en mogen geeu geweld gebruiken, dan tot zelfverdediging en om ! ontvluchting van gevangenen te beletten. Wordt, een \ constable bespot of onbehoorlijk toegesproken, dan mag hij daarvan geen notitie nemen en ln geen geval kwaad antwoorden, maar behoort hij zelfbeheersching te toonen. Van alle bijzondere voorvallen, door den constable waargenomen of t -. zijner kennis gebracht, moet hy' rapport maken. In elk politiestation woidt een occurence-book door den inspector bijgehouden, waarin alles wordt aangeteekend en waaruit de rapporten voor den commissioner worden getrokken. Het eerste, wat een constable te doen heelt, is, zich nauwkeurige kennis te verschaffen van alle straten, stegen hoeken en gaten in zy'n divisie en vau de persenen, die daa.iu wonen. En dit moet natuurlijk gevolgd worden door een nauwkeurig toezicht op al wie of al wat verdacht schijnt. D;t toezicht bshoort zóó te worden uitgeoefend, di t de boosdoeners weten, dat de politie voortdurend het oog op hen gevestigd houdt. Dc constable meet letten op lieden, die des morgens vroeg huishoudelijke artikelen, als wy'nflesschen enz., van de d'enstmeiden opkoopen; op onbewoonde huizen, waardoor dieven wel eens hun weg namen om op de door hen bedoelde plaats aan te komen; waar het bijzonder druk is, op zakkenrollers; hij moet des nachts alle open plaatsen en hoeken opnemen, waar iemand zich zou kunnen vetbergen, en de bewoners waarschuwen wanneer er een deur niet gesloten is. Inde buitendistricten heeft hy' het signalement op te nemen van landloopers en soortgelijken, als zij hem onbekend zy'n. Wy zouden hier vele orders kunnen vermelden, waarioe bijzondere misdrijven aanleiding gaven, eu waarin de politie op een en ander opmerkzaam wordt gemaakt, opdat aan die misdrijven een einde kome. {Wordt vervolgd.)
Gemengde berichten.
— Een trouwlustige adverteert iv 't Handel.: „Een huwelijksaanvraag een weduwenaar uit een burger Lyke stand en gezond van gestel, P. G. twee en zestig Jam ei» out en honderd negen en zestig guldeu pensioen een oble gaattie op Rus Laud van duizeat, gulden, vijfperzend en van alles dubbelt onder Legtu en vau een vatzoenlijke vamielje, en wooid ver buiten de stat en uu gelozeert in Amsterdam en wensten met een Juffrouw of met een Weduwe, zonder kindeien en van een t ezont. gestel eu van gelyke stand van veertig tot vijftig jaren uot. Kn die ook wat vermogen mee kan brengen om in een stil Laven te Lijden tot een christ Lyke opbouwing; wensten in kennis te komen cm na voldoende ket.nis making eu naar goet vinding een huwelyk te sluiten eu een stipte geheimhouding, zy die hierop acht slaan woiden verzocht onbeschroomd zig met f anco bnefve onder Letter D. Z. te adderezeere. En te wende aan de dierectie Handelsblad." — By' bet Fransche Miaistert'e van Ooi log is een plan in overweging tot oprichting van een militaire academie voor muze<. De soldaten die eenigen aanleg voor muziek toonen te bezitten, zullen daar zich kunnen oefenen, ten einde Jater in de militaire muzekkorpsen te kunnen treden. — Een jonge, behaagzieke Engelsche dame veizocht dezer dagen aau een polit'e-bureau te Londen om raad in het volgende geval. Voor ongeveer vyf a zes weken had zy by' een „ baurkundige" laten vragen, of er ook mogelijkheid bestond de kleur van haar zwart-bruin hoofdhaar te verandaren in goud-geel. Het antwoord was, dat dat binnen de 48 uren kon geschieden. De dochter van Eva paste twee thaler voor een klein fleschje neder en volgde met de meeste accuratesse het voorschrift gedurende acht dagen, maar verloor meer dan de helft van haar natuurlijk tooisel. Zy ging in wanhoop naar den haardoctor, die nu voorschreef spaansche vliegen te gebruiken. Het consult moest in de eerste plaats betaald worden, daarna het recept en de arme juffer had spoedig veel minder haar dan kort na hare geboorte; terwijl de enkele haartjes a la Bismarck, die met een vergrootglas konden gezien worden, eene vuile aschj;raauwe kleur bezitten. Aan het politie bureau verklaarde men, dat zij volkomen in haar recht was eene klacht in te dienen bij de rechtbank. — Het admiraliteitshof te Londen heeft 2 Augustus uitspraak gelaan in het geding van de Batavier tegen de Charkeih. Aan eer^tgen emd vaartuig alleen wordt de aanvaring geweten, maar het wordt hierdoor niet aansprakelijk geacht, ouidit een gepatenteerde lools aau boord was, zoo als de wet eischt, on de bevelen, door dezea gegeven, naren nagekomen De eisch om schadevergoeding, door de Batavier ingesteld, is dus afgeweken. — Een Duitsch geneesheer deelt het volgeude mede: Nu 23 jareu geleden, behandelde ik een 12jarig meisje, dat aan etne hevige zenuwziekte leed. Het kind herstelde ten laatste, maar werd gelnel stom. \\ elke middelen men ook aanwendde, zij waren te vergeefs en het meisje bleef, tot groite droefheid hartr ouders, sprakeloos. Na verloop van een viertal weken kwamen de troosielooza ouders met hun kind nogmaals by mij; de moeder weende hevig en bezwoer mij, haar kind de spraak weder te geven. Door deze aandoenlijke scène aangespoord, plaatste ik het meisje vlak voor de moeder eu riep uit: „Zie, uwe moeder weent! Gij kuut „moeder" zeggen, komaan laat hooren!" Eensklaps sprongen het kind de tranen uit de oogen, het viel hare moeder om den hals en riep uit: „Moeder!" De heftige gemoedsbeweging had haar genezing aangebracht en een wonder veroorzaak... — Den 31« ten Maart 1873 had men reeds 252 meters van den St. Gothardtunnel doorboe-rd. De vereischte wy'ite strekte zich reeds over 210 meiers uit, terwijl het metselwerk van het gewelf 108 meters was gevorderd. Het middelbare getal arbeiders gedurende die maand liep tusschen de 617 en 813. Op 164 meters afstand van den mond ontsprong een geweld ge waterbron, die 75 kan per seconde opleverde en de rots op één punt zoodam'o* aangreep, dat er vele ins'ortingen plaats hadden, waardoor de voortgang eenige dagen werd vertraagd. De geheele tunnel moet 15,162 meter of 2% uur gaans lang worden.
FEUILLETON. Wat Anna te lijden had.
XXXIX. Harry Dawson stond voor het venster in de nieuw byrebouwde zijkamer van de „Lodge" — dit was de naam n u het jachthuis — en was bezig een spreng roode zyde om zijn vingers te winden, terwyl hy naar buiten staarde vaar het meer eu naar de bergen op den achtera-rond. Ombra zat op de met kusseus bekleedde vensterbank met haar werkmandjj naast zich, maar ze was schy'nbaar zeer verdiept in de lectuur van een boek, dat ep haar schoot lag. En aan een klein tafeltje by' den haard, waarin vuur was aangelegd, omdat het ondanks het vry "evorderde jaargetij nog koud was door den scherpen noordewind, zat Lady Mount te breien. De vroolijke dame gluurde van tijd tot tijd naar het zwijgende paar aan het venster, maar eensklaps hield ze op met breien, wierp haar werk met zulk een kracht op het tafeltje ueêr, dat de bol breigaren tot aan den anderen kant der kamer rolde, en riep ze diep zuchtende uit: „Nu begij ik toch waarlijk my'n geduld te verliezen; wanneer zal dat jonge volkje toch een 9 zoo verstandig zijn, orr. het met elkander eens te worden ; voor dien tijd kan ik immers niet naar Loudon terugkeeren. Het saizoen begint, al goed door te komen, maai* ik moet wel blij en, totdat die twee onhand'ge verliefden er toe besloten hebben om elkander gelukkig te maken." „Och ja, Laiy Mount," zei Harry op vleienden toon, terwijl hy ophield met zijn werk eu een paar stappen naar haar toe liep; „Spreek gij toch eens met baar, ' naar u zal ze miss^ien willen luisteren. — het is alles
Vergeefs, wat ik baar zeg." Ombra keek eerst den een, daarna de andere aan met een blik vol onschuldige verwondering, maar toen kwam er een lief kleurtje over haar wangen en sloeg ze hair mooie oogen neer. „Kindlief," zei Lady Mount. opstaande en naast Ombra plaats nemende, „zeg my toch eens, wat hapert er aan?" „Ja, dat heb ik haar ook al gevraagd," stemde Harry in, tetwy'l hij weer by het venster kwam staan. Dawson's verlof was byna om, en nu had dit bezoek, waar hij zoo vurig naar verlangd en waarvan bij zooveel verwa"ht had, hem toch nog niets nader gebracht aan de vervulling zy'ner wenschen. Ombra was onbegrijpelijk, hoewel zy wat hartelijker jegens hem gaworden was, en daardoor nog bekoorlijker en beminnelijker dan ooit; en hy was zoo dol verliefd op haar, de arme jongen, dat hy niet wnt, wat hy wel doen zou, als hy weer terug moest naar zijn regiment zonder eenige toezegging van haar — misschien wel zich ophangen of zoo iets van dien aard. Hy had alles gedaan wat hij kon, maar zy schudde slechts haar lieve kopje en keek dau verdrietig voor zich, en — maar misschien zou Lady Mount er nog wel iets aan kunnen doen. Daarop was ten minste nu al zyo hoop gevestigd. Zwijgend stond hy daar en men kon iv zijn vriendelijke oogen lezen wat er omging in zyn goedig hart. Ombra hief haar hoofdje op, keek eerst hem aan en daarna Lady Mount, die haar hartstochtelijk in haar moederlijke armen sloot, en toen Harry door hare blikken te kennen gaf, dat zij wel hoop voor hem had. „Beste meid" sprak de goede viouw teederlijk, „het is toch waarlijk niet goed van u, dat ge zijn geduld zoo op de proef stelt; hy' heeft u zoo oprecht en innig lief, en nu laat ge hem heengaan.—" „Neen, bij Jupiter!" riep Harry opgewonden uit, maar hij sprak niet door, waut Lady Mount ga/ hem een wenk om te zwijgen. „Let maar niet op 't geen hij zegt" fluisterde zy Ombra in het oor; „hy is altijd zoo opiecht en zco trouw jegens u geweest als een romanridder slechts zijn kan; maar, de mannen zijn nu eenmaal niet anders, zy kunnen niet altyd blyven lief hebben zonder eenige hoop. En geloof my', vervolgde zij, luider sprekende en met tranen in de oogen, gylieden zijt neg joug, en weet net hoe gevaarlijk het is met uw geluk te spelen; hc,bt ge het geluk u eenmaal uit de handen laten glippen, dau is het voor altyd, ja voor altijd verloren. Een innige, oprechte, Irouwe liefde is iets wat gewaardeerd, en niet zoo maar verworpen moet worden. — Nu heb ik ulieden een kleinpreek gehouden, en ga ik heen om u alleen te laten en my te toonen, dat ik niet voor niets heb gepreekt." Zy' was de kamer uitgegaan, en Ombra, die een vruchtelooze poging had beproefd om Lady Mount te volgen, begon na een oogenblik van pijnlijke stilte: „Mynheer Dawson—" „Och, noem my toch niet zoo" smeekte Harry, „en laat my u eerst wat zeggen. Trouwens het is altijd hetzelfde liedje, — maar wat kan ik dan ook anders zeggen, dan dat ik u zoo innig, zoo teeder lief heb, en u my'n leven lang zoo zal blyven lief hebben. Kunt ge —■ wilt, ge my' dan voor zooveel liefde niet een klein weinigje wederliefde schenken? Lieve Oïübfa, zeg* toch, dat ge wel wilt!" „Neen, Harry," antwoordde zjj, „maar ik ben u heel dankbaar." „Dat niet," viel hy in de rede — dat zegt ge altijd." „Och Ham" zei ze „wat zal ik u dan zeggen? Ik geloof dat ik nooit de rechte woorden vinden z il." „Neen nooit," hernam hy — „ten minste, zoolang gij niet zeggen wilt my een weinig lief te hebben! Dat zijn voor my' de rechte woorden, en aan andere heb ik niets." „Harry," antwoordde ze ernstig, „ik heb u lief als een vriend — als een dierbaar vriend; en nimmer kan ik u anders lief hebben. Wees daarmee nu tevreden." „Dat wil ik niet! —dat kan ik niet!" riep hy wanhopig uit. „Ik kan wel wachten — ik zal nog eens terugkomen, — maar nooit geef ik het op. Hoe kunt ge mij toch zoo koel, zoo wr, cd afschepen met wat vriendschap, alsof ik daaraan genoeg zou kunnen hebben?" „Ik htb il zoolang gewacht," vervolgde hij, „ja, de dagen geteld totdat ik meende, dat ge naar mij zoudt willen hooren, maar nu ga ik weer heen en zal nogmaals wachten. Nooit echter wil ik het opgeven — neen nooit!" Ombra zat met het hoofd voorovergebogen en bittere tranen vielen haar op de gevouwen handen. Harry, die al dien tijd driftig door de kamer had op en neer geloopen, bleef nu eensklaps vlak voor haar staan en wierp zich op de knieën. „Myn engel" zei hij teeder, „wordt toch my'n vrouwtje maar; gij zult my wel spoedig liefhebben; —ik ben er zeker van, dat ik mij uwe liefde wel verwerven zal." „Ach neen!" gaf zij ten antwoord, hem door hare tranen heen in de oogen ziende. — „neen!" Aangemoedigd door de diepe zucht, waarmee ze dat „neen" had uitgebracht, greep hy' haar beide handen, en drukte daar op een langen, vurigen kus, voordat zij ze had kunnen terugtrekken. „Zeg my, myn lieveling, is het nog altyd — nu nog altyd, daf vroegere geval, dat u weerhoudt?" „Neen," antwoordde Ombra, „dat is het niet. Het is waar, ik — ik had hem lief: hy' was als een god voor my. —" „Zwyg tosh daarvan" viel Harry haar zuchtend in de rede — „ik weet dat alles wel. Begrijpt ge dan niet, dat het voor een mau verschrikkelijk is om uit den mond der vrouw, die hy' bemint te hooren dat zij dat gevoel eens voor een ander heeft gehad, zelfs al is die andere dan ook reeds dood?" „Och, het is mij alsof het al heel lang, jaren lang geli{ den is," hernam Ombra. „Ik geloof dat het door my'n ziekteis.dat al het verledene mij zoo nevelachtig voorkomt; sommige dingen weetik my bijna niet meer te herinneren, en van andere is het my, alsof ze in een andere wereld zijn gebeurd." „Ja, zoo is het" viel Dawson dadelijk in, „beschouw al het vroegere als gebeurd in een andere wereld en laat ons nu zamen een nieuw leven beginnen." „Neen — neen!" bleef Ombra volharden, zich een weinig van hem verwijderende. „Ge zult er my' nooit toe krygen, zoo onedelmoedig jegens u te zyn; ge verdient beter, Harry." „Wat bedoelt ge daar nu weer meê? vroeg hy gejaagd, „zoo even nog hebt ge gezegd, dat die vroegere historie al lang vergeten is." „Ja, dat is ook zoo," gaf zij zeer ernstig ten antwoord; het is alles maar loutere verbeelding van my geweest; ik weet, dat hy mij niet liefhad en my'n liefde niet verdiende; ook weet ik dat de uwe oprechten millioen maai meer waard is dan die ellendige droom." „Maar neem dan zoon liefde ook aan !" zei hij opgewonden ; „ik begrijp u waarlijk niet, Ombra; waarom toch wilt ge ze niet aannemen?" „Ik wil niet minder edelmoedig zy'n dan gij," antwoordde zij ; „ik wil niet, dat uwe vrienden u verachten zullen, omdat ge zy't gaan trouwen met — met my'n mceder's dochter!" Dit zeggende, richtte ze trotsch haar hoofdje op en keek hem onbeschroomd in de oogen, zeer in tegenspraak met den nederig<*n zin harer woorden. Harry Dawson werd bloedrood tot achter de ooTen toe. «Die u dat gezegd heeft" riep hy in de gTootste verontwaardiging uit, is een — " maar hij hield het woord terug, dat hy op 'de lippen had, — maar geen fatsoenlyk man en bovendien een domme vlegel. Luister eens, lieve meid; in Engeland is men er trolsch op, als men wy'zen kan op een stamboom van een paar honderd jaren oud, en het bloed dftt in uwe «deren stroomt, is het onvermengde bloed van duizende geslachten herwaarts; geen enkele vorstin in geheel Europa kan op zoon afkomst bogen." Harry's verontwaardiging maakte hem welsprekend, „Dat weet ik wel," antwoordde Ombia met een trotsch glimlachje om haar lieven mond; „maar hij zeide—"
En nu kwam het woord er uit, dat Harry zoo even op de lippen had gehad, maar in het volgende oogenblik lag hij op zy'n knieën met de welsprekendste hartstochtelykste woorden om vergiffenis smeekende voor het uitgesproken onvertogen woord.
Een half uur later opende Lady Mount de deur der zijkamer op een kier en keek naar binnen. Zy zag Harry in de schen ering voor het venster staan met de armen over elkander en naar buiten starende.
„Wel," zei ze, binnen komende en naar hem toegaande, „hoe staan de zaakjes nu?"
„Slecht" antwoordde hy' somber. „Eerst heeft ze niets anders willen zeggen dan „neen," en nu wil ze geheel niets meer zeggen."
„Mooi zoo!'' zeide de goede vrouw, zacht inde handen klappende, „Watl zyt gy een soldaat, en ge weet nog niet eens, waaneer de eerste paralel genomen is !"
„Is dat dan zoo? riep hy opgeruimd uit. „Maar ik moet moigen al weg," liet hij er verdrietig op volgen. „Ga maar gerust," zei Lady Mount lachende; „het is het beste wat ge doen kunt — want, dan kunt ge weer terug komen." En Harry volgde haar raad.—