De Tweede Kamer was het niet eens met de vernietiging van de gemeentelijke begrotingen en bewoog de toenmalige minister van binnenlandse zaken, Molly Geertsema, in 1972 tot een soepeler houding. Als er een band tussen de gemeente en het ontwikkelingsgebied bestaat, mocht het van hem. In 1976 koppelde zijn opvolger als minister, Wim Polak, er nog een andere voorwaarde aan vast. „Het geven van ontwikkelingshulp moet meer zijn dan het toekennen van een bedrag uit de gemeentekas en moet gepaard gaan met een actie onder de inwoners van de gevende gemeente." Na het verbod werd gemeentelijke hulp gewenst. Minister Eegje Schoo maakte in 1982 van ontwikkelingssamenwerking een zaak van de hele Nederlandse bevolking en wilde hierbij alle maatschappelijke groeperingen betrekken: van gemeenten tot scholen, van vakbonden tot kerken. Haar opvolger Piet Bukman vond dat juist gemeenten een verantwoordelijkheid hebben om mensen bij de Derde Wereld te betrekken. Minister Jan Pronk vindt dat gemeenten meer kunnen doen dan alleen hun burgers op de hoogte brengen van de wereldproblemen. Op 21 november 1990 zei hij op een congres over Gemeenten en ontwikkelingssamenwerking' dat gemeenten ook een bijdrage kunnen leveren door hun kennis van drinkwatervoorziening, stadsreiniging en dergelijke over te dragen. De vraag is nu niet meer of een gemeente aan ontwikkelingssamenwerking kan doen, maar hóe ze dat kan doen. De gemeenten die vinden dat ontwikkelingssamenwerking een rijkszorg is, zijn een minderheid geworden. Vonden in 1982 nog geen tweehonderd gemeenten dat de Derde Wereld tot hun huishouding behoorde, in 1989 was dat aantal verdubbeld. Oftewel: meer dan de helft van alle Nederlandse gemeenten deed aan ontwikkelingssamenwerking. De inhoud van de hulp verschoof ook. Ging in het begin bijna alle geld naar projecten elders, nu slokt voorlichting of bewustmaking van de eigen bevolking het grootste deel op. Dat lijkt paradoxaal. Geld voor ontwikkeling in de arme landen dat voornamelijk in de eigen gemeente terecht komt.
—o— e — "— Volgens prins Claus bestaat er geen paradox. „Naarmate door kennis van andere gemeenschappen solidariteit daarmee ontstaat, ontstaat des te gemakkelijker inspiratie voor zinvolle activiteiten", heeft de prins, bijzonder adviseur voor ontwikkelingssamenwerking, eens gezegd. Friesland bleef niet achter bij de rest van Nederland. In 13 van de 31 gemeenten staan inmiddels ontwikkelingslanden niet meer ver van hun bed. Sommige gemeenten steunen bestaande projecten, bijvoorbeeld van de NOVIB, andere geven geld aan instellingen in hun gemeenten die relaties met ontwikkelingslanden hebben, weer andere financieren voorlichting over de Derde Wereld. Enkele gemeenten beoefenen alle drie vormen.
"Gemeentekas". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1991/02/02 00:00:00, p. 3. Geraadpleegd op Delpher op 23-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010567485:mpeg21:p031
"Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1991/02/02 00:00:00, p. 3. Geraadpleegd op Delpher op 23-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010567485:mpeg21:p031
Voor Leeuwarden gingen de ramen
naar de Derde Wereld open in 1982. Burgemeester en wethouders zagen op het gebied van ontwikkelingshulp een taak voor hun gemeente weggelegd en legden dat vast in het collegeprogramma voor de periode. 1982-1986. Wethouder Koopmans vertelt waarom. „De gemeente is een lichaam dat steeds meer in het midden van de wereld staat. De bewustwording van de burgers kan het beste aan de basis geschieden. En is niet elke hulp aan nooddruftigen meegenomen?" Dus stelde Leeuwarden in 1985 voor om ƒ 10.000 per jaar beschikbaar te stellen „voor activiteiten die de internationale solidariteit bevorderen". Dit bedrag is inmiddels opgeschroefd tot ƒ 50.000 per jaar. y Dit geld wordt besteed aan projecten in de Derde Wereld en aan voorlichting onder de bevolking van Leeuwarden zelf. Het grootste part van het budget is bedoeld voor het laatste. De projecten dienen hierbij als middel. „Directe hulp gebeurt al door particuliere instellingen als bijvoorbeeld de NOVIB", vertelt wethouder Koopmans. „Het is ons te doen om burgers bij de ontwikkelingssamenwerking te betrekken." In 1986 riep de gemeente een overlegcommissie in het leven om de ontwikkelingshulp te beheren. Hierin zitten niet alleen wethouder Koopmans zelf en vijf raadsleden, maar ook vertegenwoordigers van de Wereldwinkel, de stichting Leeuwarder Ontwikkelingssamenwerking (LOS), de stichting Humanistisch Instituut voor Ontwikkelingssamenwerking (HIVOS), en de stichting Scholenproject Latijns Amerika (SPLAT). Vanaf 1987 geeft Leeuwarden geld aan Taller Norte in Chili en Mama Ocllo in Peru. In een wijk van Santiago leren architecten de burgers daar om eenvoudig te bouwen. Intussen zijn 270 huizen gebouwd of opgeknapt. In 1990 komt het geld uit Leeuwarden, ƒ20.000, ten goede aan de bouw van een buurthuis. In Peru geeft Leeuwarden ƒ 5000 aan kinderopvang en voedselvoorziening.
"Lichaam". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1991/02/02 00:00:00, p. 3. Geraadpleegd op Delpher op 23-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010567485:mpeg21:p031
Deze bedragen zijn slechts druppels in arme landen als Peru en Chili, beseft Koopmans. „Toch kunnen ze daar heel wat doen met bescheiden middelen. En deze hulp werkt als een vliegwiel. Onze bijdrage stimuleert weer anderen om ook te helpen of om onze projecten voort te zetten." De rest van de ƒ 50.000 gaat naar instellingen in Leeuwarden zelf die voorlichting over activiteiten in de Derde Wereld in hun vaandel hebben staan, bijvoorbeeld de Wereldwinkel. De gemeenteheeft eind vorig jaar onderzocht hoeveel van zulke instellingen Leeuwarden telt. Dat bleken er tussen de zestig en zeventig te zijn. De overlegcommissie gaat overleggen hoe deze organisaties hun krachten kunnen bundelen en hoe ze meer aan de weg kunnen timmeren. De commissie denkt daarbij aan een grote culturele manifestatie in de Frieslandhal.
"Vliegwiel". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1991/02/02 00:00:00, p. 3. Geraadpleegd op Delpher op 23-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010567485:mpeg21:p031
Van een verboden liefde tot een gelukkig huwelijk. Zo kan de relatie tussen de gemeenten en het ministerie van ontwikkelingssamenwerking geschetst worden. Werden besluiten van gemeenten om landen in de Derde Wereld bij te staan begin jaren zeventig door het rijk geschorst, nu is deze hulp gemeengoed geworden. Ook bij Friese gemeenten. Van de 31 gemeenten in Friesland besteden er 18 jaarlijks ruim ƒ 200.000 aan ontwikkelingssamenwerking. Slechts een klein deel hiervan komt direct de mensen in de minder bedeelde landen ten goede. Het meeste geld is bedoeld voor bewustwording in de gemeente zelf. Bijvoorbeeld in Leeuwarden en Het Bildt.
De watersnoodramp in 1953 in Zeeland betekende een ommekeer in het denken over gemeenten en ontwikkelingssamenwerking. Tenminste, dat denkt Marten Koopmans, wethouder van de gemeente Leeuwarden. „Een aantal buitenlandse gemeenten hielp Nederland toen bij de wederopbouw van het overstroomde gedeelte. Daarna kreeg de term 'gemeentelijke huishouding' een weidser begrip." Het heeft overigens nog wel wat jaren geduurd, voordat de Nederlandse gemeenten toestemming kregen van de overheid om arme landen te steunen. „De gemeente is vrij om de eigen huishouding in te richten", zo staat in de Grondwet. Maar wat valt onder de eigen huishouding? In ieder geval geen ontwikkelingshulp, oordeelde de minister van binnenlandse zaken nog in 1970. Noch van Gedeputeerde Staten, noch van de Kroon mocht Zwolle toen het bedrag verdubbelen dat de bevolking had ingezameld voor een NOVlBproject in India. „Zowel de ontwikkelingssamenwerking zelf als die voor de voorlichting behoren tot de zorg van het rijk, en
IBoven) Wethouder Folkert Schat buigt zich over de twee inelkaar passende puzzelstukken, die de koppeling tussen Het Bildt en de Tanziaanse stad Songea verbeelden. Dit symbool is bedacht door de vijftienjarige scholier Namvan van der Stok uit Sint Annaparochie. (Onder) De Wereldwinkel aan de Westerplantage in Leeuwarden licht de mensen voor over de Derde Wereld en krijgt daarom van de gemeente geld uit de pot ontwikkelingssamenwerking. Foto LC/Paul Janssen
hulp van gemeenten dient geen gemeentelijk belang", klonk het officieel vanuit Den Haag. De achterliggende redenering was dat anders gemeentelijk beleid de wet en het algemeen belang wel eens zou kunnen doorkruisen. Een aantal gemeenten vond dit niet stroken met de geest van het Tweede Ontwikkelings-decennium 1970-1980, dat de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in 1969 had uitgeroepen. Dit om de mensen meer bij het ontwikkelingsvraagstuk te betrekken. De toenmalige voorzitter van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), Van Reijen, nam het in 1972 voor deze gemeenten op. „Meer bewustwording kun je wel vergeten als de bestuurslaag die het dichtst bij de bevolking staat, gepasseerd wordt", stelde hij.
"ONTWIKKELINGSHULP GEMEENTEN: VOORLICHTING EIGEN BEVOLKING 'Hulp moet meer zijn dan greep uit gemeentekas' Door Philippus van der Meulen". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1991/02/02 00:00:00, p. 3. Geraadpleegd op Delpher op 23-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010567485:mpeg21:p031
De hulp van gemeente Het Bildt aan de Derde Wereld dateert van 1988. Het Bildt is de enige Friese gemeente die door middel van een project van de Stichting Nederlandse Vrijwilligers (SN V) aan ontwikkelingshulp doet. Het moet meer zijn dan een greep uit de kas, vindt wethouder Folkert Schat. „Wat dat betreft heeft de overheid gelijk. Als een gemeente alleen geld zou overmaken, zou dat eigenlijk het overhevelen van rijksgeld zijn. Geven aan de Derde Wereld moet gepaard gaan met een actie onder de eigen bevolking om begrip te kweken." In 1988 trok Het Bildt hiervoor ƒ 2000 uit. „Dat is geen bedrag waar je U tegen zegt", beseft Schat. „Maar het kan oplopen tot ƒ 5000. In 1990 hebben we ƒ 4000 besteed." Dat komt overeen met ƒ 0,40 per inwoner van Het Bildt. In Leeuwarden ligt de gemiddelde bijdrage per inwoner twee dubbeltjes hoger. De keuze van Het Bildt viel op Songea, een stad in het zuiden van Tanzania. Daar had de gemeente banden mee. Twee Bilkers hadden daar gewerkt. Een was daar zendeling geweest en een ander heeft daar gewerkt als vrijwilliger van de SNV. Bovendien is Songea, een gemeente met 86.000 inwoners, evenals het Bildt voornamelijk afhankelijk van de agrarische sector. Volgens de wethouder bevordert dat de vereenzelviging met de Tanziaanse gemeente. De SNV'ers in Songea leren de boeren hoe ze een landbouwcoöperatie moeten opzetten. De voordelen van zon krachtenbundeling zijn een goedkopere produktie, een betere prijs voor de produkten en gezamenlijke inkoop van zaad, bestrijdingsmiddelen en landbouwmachines. De inwoners van Songea zien niets van het geld dat Het Bildt besteedt aan ontwikkelingssamenwerking. SNV behartigt het project en de ƒ 4000 is bedoeld om de Bilkers op de hoogte te brengen van hun agrarische zustergemeente. De commissie ontwikkelingssamenwerking en de SNV'ers in Songea verzorgen de uitwisseling. De projectweek over Songea, van 9 tot 12 oktober, betekende het officiële begin van de koppeling. „Toen hebben we hun cultuur als het ware opgesnoven", vertelt Schat. „In de Groate Kerk in Sint Jacob was een tentoonstelling en werd een video vertoond. Verder hingen er tekeningen van kinderen uit Tanzania en Het Bildt. Het viel mij op dat de kinderen uit Songea veel fellere kleuren gebruikten dan die uit Het Bildt." De 'week' werd afgesloten met een Tanzaniaanse avond, waar 150 mensen op af kwamen. Ongeveer 150 kinderen bezochten in schoolverband de Groate Kerk, en honderd mensen kwamen vrijwillig in de kerk af. Gezien deze lage opkomst is er voor de commissie nog genoeg werk aan de winkel. Maar Schat vindt het aantal bezoekers alleszins meevallen. „Je moet niet vergeten dat dit het begin van de koppeling was. En vergeet niet dat al die mensen een achterban vertegenwoordigen: vrouwenverenigingen, kerken en scholen. En deze instellingen komen erop terug. Zo wordt de hele bevolking gemobiliseerd. Die steun is nodig, want iets slaagt niet als de bevolking er niet achter staat. En dat kan de gemeente het beste doen, want die staat het dichtst bij de burgers."
"Begrip". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1991/02/02 00:00:00, p. 3. Geraadpleegd op Delpher op 23-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010567485:mpeg21:p031