Behalve in de vereenigingszalen zooals die van Pulchri en den Haagschen Kunstkring vindt men al lsmg ook veel tentoonstellingen in Kunst handels. Maar daarnaast zyn er ook zaken die in 't algemeen geen kunsthandels kunnen worden genoemd, doch, af en toe, óók wel eens schilderyen exposeeren. Zoo kai) men nu bg de firma Gispen in 't Noordeinde (moderne meubelen) een tentoonstelling zien van schilderyen door jonge hedendaagsche Nederlanders die klein is, maar qualitatlef er wezen mag. Zij beslaat het achterzaaltje en nog eenige plaatsen aan een paar wanden van het voorzaaltje waar overigens vooral meubelen staan.
In dat voorgedeelte vindt men het belangrftkste stuk: een vrouweportret door Sierk Schröder. Het is dat van een nog jonge vrouw (de Nederlandsche beeldhouwster mevrouw Franzen-HeslenfMd) in donkere kleedng met, langs de smalle uitsnijding voor den hals een kleine, in een losse lgn neerspitsende witte „ruche". Zij zit achter een tafel waarop ze de ellebogen steunt terwijl de handen, over elkaar geslagen aan één zijde van het hoofd, op h.aar beurt het hoofd licht steunen. Vóór haar, op de tafel, staat een kannetje en liggen enkele bloemen.
Uiteraard geeft deze houding een rustigmeditatieve uitdrukking aan het portret en de schildering is dienovereenkomstig: zeker niet ~glad" en nog minder stijf, maar van een kalm, aandachtig all and o, zoo gaandeweg gedaan, de uiting van een stille bewogenheit. De toets is dienovereenkomstig: fiksch maar rustig-zeker. Het eenige meer vieve erin is de behandeling van de smalle, omlaag schietende, witte ruche, waarvan de vanzelf wat dartele lgnen met pittige losheid zijn behandeld. De heele factuur is trouwens van een natuurlijkheid, een „vanzelfheid", die maakt dat men er aanvankelijk weinig op let: het moest zóó zijn gedaan, het kon niet anders. Maar als men dan aandacht geeft aan de détails, dan vindt men dat het wèl anders had gekund: véél minder natuuriyk. De factuur heeft niets van het opgebouwd-minutieuze van een primitief, en doet nog minder denken aan het precieuze van een „petit-maitre" uit de eerste helft der negentiende eeuw, doch veeleer verwant is aan het impressionisme, maar dan in den trant van Thérèse Schwartze. Doch dit portret staat een heel eind boven eenig werk van de zooeven genoemde schilderes door zyn superioriteit van inneriyke expressie; trouwens ook reeds door subtiliteiten in het coloriet. * • * Er zyn op deze tentoonsrtelling, behalve nog een paar werken van Sierk Schröder (o.a. een zeer goed, tonig, .naakt), ook nog goede dingen van enkele anderen: Chr. de Moor, Kees Andrea, o.a. een winterlandschap van nogal zware factuur, naar het schynt moeizaam gedaan maar suggestief in zyn donkere, Oud-Hollandsche, winterstemming, en W. Hussem: „Zuring en Distels", met brio geschilderd en een ~Zee", die karakter heeft en waarop het witte strandpaaltje een aardige compositienoot is; de horizon van het geheel staat wat te hoog. Deze werken passen alle in het zuiver artistieke kader van deze kleine tentoonstelling.
SIERK SCHRÖDER: Portret van mevrouw Fronzen—Heslenteld. (Kunstzaal Gispen, Den Haag.)
"KUNST IN DEN HAAG Opmerkelijk portret door Sierk Schröder bij Gispen.". "Algemeen Handelsblad". Amsterdam, 1940/06/12 00:00:00, p. 5. Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010663075:mpeg21:p009
"Algemeen Handelsblad". Amsterdam, 1940/06/12 00:00:00, p. 5. Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010663075:mpeg21:p009
In verband met het bericht, dat de Tooropcollectie ln het Stedelijk Museum te Amsterdam weer voor het publiek is opengesteld, vestigen wy er de aandacht op, dat in dit museum, waar, zooals men weet, ook de St. Lucas-tentoónstelling wordt gehouden, thans ln de benedenzalen een tentoonstelling v,an kunstnijverheid uit het eigen bezit van het museum is ingericht.
Bovendien kan in de bovenzaal de bekende verzameling van Nederlandsche schilderkunst weer worden bezichtigd.
"STEDELIJK MUSEUM TE AMSTERDAM Verzameling Nederlandsche schilderkunst weer opengesteld.". "Algemeen Handelsblad". Amsterdam, 1940/06/12 00:00:00, p. 5. Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010663075:mpeg21:p009
Volgens velen: de grootste artist in Hollywood. en in ieder geval de man, die de meeste brieven ontvangt van bewonderaars.
Die brieven worden beantwoord... door een secretaris, die iedereen hetzelfde bedankje terugschryft. Er is wel eens een poging gedaan om den ~fan mail" af te schaffen, omdat hy zooveel aan postzegels kost, maar de poging mislukte; dwepers en dweepsters willen van deze correspondentie geen afstand doen. Spencer Tracy laat zich zijn populariteit aanleunen, zoekt of apprecieert haar niet, heeft ook niets opzienbarends of indrukwekkends mee te deelen over zijn loopbaan. Hy is onlangs (op 5 April) veertig jaar geworden en hij is in Milwaukee geboren. Van zijn achttiende jaar af is hy reeds tooneelspeler, zijn filmroem kwam toen hij de drie kruisjes al achter den rug had. Maar in Amerika was hy al lang en breed een beroemdheid, vóór hy de filmateliers binnentrad, want hij was één der grooten van Broadway, en om het zoo ver te brengen, komt heel wat kyken. Op het doek is Spencer Tracy norsch, vastberaden, zelfbewust, en niet zelden heftig, in de werkelijkheid is hg een bescheiden figuur, wat eenzelvig, en niet gesteld op drukte en veel gezelschap. Hy komt nooit op een Hollywoodsche fuif, en blijft ook liever weg van premières van films, waarin hij zelf optreedt. „FSan Francisco", „Libelled L.ady", ~They gave him a gun", „Captain Courageous", „Big City", ..Mannequin", behooren tot zijn bekendste films; zyn twee laatste hoofdrollen speelde hij in ~Northwest PasEsage" en „I take this woman", geen van beide nog in Europa vertoond. Spencer Tracy verdeelt zyn tyd tusschen zyn arbeid in de ateliers, en op zijn boerderij. Van zeeman, g.angster, bokEser of piloot wordt hy dadelijk weer boer, hy stapt ln zijn auto, en rgdt naar San Fernando, waar zyn ranch ligt. Zgn welgedane vrouw heeft niets weg van een actrice, en is dat ook nooit geweest. Het echtpaar heeft twee stoere, knappe kinderen van tien en twaalf jaar: een meisje, Susie Tracy, en een jongen Johnnie Tracy. De vader hoopt dat zij nooit zijn voetsporen zullen drukken, maar een vak zullen kiezen, waarbij zij niet aan den weg behoeven te timmeren.
"FILM-PORTRETTEN SPENCER TRACY". "Algemeen Handelsblad". Amsterdam, 1940/06/12 00:00:00, p. 5. Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010663075:mpeg21:p009
HET druk bezoek aan de jongste concerten van het Concertgebouw- Orkest en de onder omstandigheden verrassende belangstelling voor den eersten kamermuziekmiddag in het Rijksmuseum hebben wel duidelijk getoond, dat ons publiek zich in deze tijden tot de ernstige muziek bijzonder aangetrokken gevoelt. Dit is een even verheugend als opmerkenswaardig verschijnsel. Er mag in de eerste plaats toch uit blaken, dat men in muziek nog iets meer zoekt dan verstrooiing, dan afleiding voor een enkel oógenblik; dat men de diepere, hoogere waarden in de muzikale .scheppingen der meesters beseft en voldoende ontvankelijkheid bezit, om zich erdoor te laten opbeuren. Maar ook voor hen, die geroepen «Ba uitverkoren zijn, die waarden te laten leven en te doen beseffen, is dit ve»*» schijnsel een groote voldoening. Het .kan hun immers de zekerheid schenken, dat zij meer dan ooit een gewichtige taak hebben te vervullen; dat het aan hun beroep en hun werk bijzonder hoogen zin heeft gegeven. Hierin ligt een krachtige BÜ* mulans voor ernstig en toegewijd musi*» ceeren; musiceeren niet tot eigen roenl en om zichzelfs wil, maar voor een hooger gemeensch appel h'k doel* dat men gezamenlyk dient. En dit geldt ook in niet geringer mate voor hen, die de taak hebben de muziekinrtellingen te leiden. De grootste winst hierbij dunkt ons nog, dat de aandacht thans is geconcentreerd op de eeuwige waarden van de muziek, op het algemeen menschelijke. Waarden, die ver uitgaan boven het alle* daagsche, het materieele, het vergankelijke en verwoestbare. De muziek is thans vóór alles de bewustmaking van een onstoffelijke wereld, reëeler dan elke realiteit in engeren zin. Een wereld, waar de ego zich opgenomen gevoelt in het universeele, waarin alle menschelijke scheidsmuren zijn weggevallen, die niet van nationaliteiten of tijdperken weet en waarin tijd en ruimte overwonnen begrippen zijn. Een paradijs, waarin de meesters hebben mogen schouwen en waarvan zij voor ons getuigen, van welk tijdperk of van welken landaard zü ook mogen zijn. Wat zij zingen is door de wereld der stoffelijke realiteit heengegaan doch komt van een hoogere wereld uit, waarheen het ook weer heen voert. Dit is de groote zin van de muziek, en thans voor ons de hooge waarde. Wjj mogen in ons muziekleven daarom dan
ook dieperen zin geven aan het musiceeren en het naar muziek luisteren; den band tusschen toonkunstenaar en publiek nauwer aanhalen en de muziek, die meer en meer tot louter, en vry zinledig ornament is ontaard, weer verheffen tot een ethisch element in het sociale leven. En in den mensch versterken het geloof in en den wil tot datgene, waarvan Beethoven in zijn Negende laat zingen.
"De muziek in onzen tijd". "Algemeen Handelsblad". Amsterdam, 1940/06/12 00:00:00, p. 5. Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010663075:mpeg21:p009
FEL straalt de zon boven de wijde, /lakke graslanden. Kanalen en slooten doorsnijden als koele, donkere linten de warme landerijen, waar van een dijk af gezien de nijvere, hooiende mannen en vrouwen kleine, beweeglijke figuurtjes zyn, die in al hun bontheid schenen te spelen op het geel-groen tapyt, dat is bestrooic1 met boter en kaneel van boterbloem en zuring en afgezet met fijn kantwerk van ragdun fluitekruid. Hier en daar zoon scheefstaand kruiske — het is een molen — of de T van een ophaalbrug, die scherp afgeteekend staat tegen den horizon; of een watermolen, die, naarmate men er dichterbij komt, een steeds reusachtiger waaier lijkt. Ja zeker, stedeling, dat is Holland, dat begreep u reeds. Maai* dat is niet genoeg. Want u moet dat zélf gaan zien dezen zomer. Dat heeft u immers nog nooit gedaan. TJ jakkerde in uw auto over de mooie betonwegen en was in één dig aan de grens, waar u wilde. Maar nu moet *-. de fiets nemen — en u zult zien, hoè Holland is, zooals u het kende uit uw aardrijkskundeboek of van de plaatjes uit de krant. Want in Nederland is men overal klaar om de gaste ite ontvangen. Er is gewerkt op toeristisch gebied en er wordt nog gewerkt op elk gebied. Men zit niet stil en toen wy in de Zaanstreek kwamen, kregen wy den indruk, dat men hier geen oógenblik had stilgezeten. „Want," zoo zeide men, „waarom stil zitten, zoolang er nog voorraad is. wy weten niet wat de toekomst zal brengen, maar daarom mag men nog niet by de pakken neer gaan zitten." Er wordt gewerkt, er worden plannen gemaakt voor het fabriceeren van surrogaten, waarby men zich de jaren 1914—1918 tot voorbeeld stelt. Uit den aard der zaak is men afgesneden van alle landen, waaruit men zijn producten (suiker, cacao, enz.), betrok. Maar men wéét dit nu eenmaa' en men weet ook, dat hieraan niets is te doen. Het is geheel nutteloos om hierover te piekeren. Men schakelt zich dan ook volkomen om, ten einde zich te concentreeren op de mogelijkheden, die door de nieuwe omstandigheden worden geschapen. Hollands nuchtere ky>k viert hoogty Op het platteland van Noord-Holland merkt men van den oorlog vrywel niets. De dorpjes liggen er ongeschonden, vér-weg tegen den wazen horizon en als men er doorkomt heerscht er de dorpsche, serene rust van voorheen. Ergens hangt een papiertje: „Er moet worden verduisterd — doorgeven" De milde Juni-zonnestralen hebben gedeeltelijk reeds het sappige gras tot geurig hooi gestoofd. De zeisen doen het hier en daar gestadig vallen. Elders wordt dit nu zoo kostbare uintervoedsel gekeerd, waardoor geelgroene ryen van nog ongedroogd gras als een horizontaal traliewerk op het ruw-gelig stoppelgordijn komen te liggen. Op andere plaatsen wordt het op wagens getast — één man er op, terwijl de anderen aanreiken — en al dit werk gaat ongestoord voort, als was het een tyd van groote rust en kalmte en het is bekorend zoo te zien in het ruime landschap met de roode daken ginds — een molen elders met in de verte een helder wit zeil, opduikend en verdwijnend tusschen de groen-houten huizengevels va:i een dorpje... Scharwou, land van mest, hooi, van klei en... muggen. Maar in Hoorn staat Jan Pieterszoon Coen, die u toeroept niet te dispereeren, woorden, die in deze tijden wel een zeer actueele beteekenis krggen. Schapen, reigers, koeien... ■PiE vette schapen scheren het best!" ***-' Dat wist u niet. Maar dat leert u ook, als u door Holland trekt. Het is nu de tyd, dat de schapen worden ontdaan van hun dikke, warme vacht. Soms met gebonden pooten om spartelen te voorkomen, waardoor de dieren zouden worden gewond, worden zy geschoren. De meesten liggen echter kalm op den grond en laten zich het scheren als een waarachtige weldaad welgevallen. Vreemd en onwennig zien de schapen er daarna uit. Erger — het ïyken in 't geheel geen schapen meer. zy hebben beslist een stuk in hun lichaam, dat beter in een varken past, dan in een schaap.... De wol ging vroeger naar Engeland — wereldmarkt voor wol immers — maar Duitschland kan ze ook goed gebruiken, „want," zoo zeide de boer, „overal hebben ze wel een pEaar wollen kousen of een wollen hemmetje noodig". Van de schapen naar de Zuiderzee... Il n'y a qu'un pas, over de polderwegen, waar men altyd den koekoek hoort, maar hem nooit ziet. Een trotsche reiger stapt er parmantig langs een sloot om dan plotseling als op commando een kwartdraal rechts te maken en zéér peinzend in het water te gaan staren, gereed ieder oógenblik een vischje te verschalken. Maar zyn collega, de meeuw, is hem voor en met een loodrechten duik breekt hij vlak voor zijn grooten broer het vlak-spiegelend water, waarin enkele meters verder een koe domstarend dóór biyft herkauwen, alsof er niets anders ter wereld belangryk was dan de vliegen, die zy met haar staart verjaagt. Ook de kalveren doen dit en het is grappig te zien, hoe zy hierby kwispelen als een hond, terwyl door een paarde nstaart beslist edeler en bedachtzamer bloed stroomt — kenbaar aan den gedistingeerden zwaai. En een varken.... Maar dat weet u zelf. Zwaluwen schieten snel zwenkend en nauw te volgen boven het watervlak heen en weer. In de lucht jubelt een leeuwerik, capriolen makend en duizelend in dolle duikelingen, om dan hooger te stygen met krachtige, korte rukjes, nóg hooger. Is dit alles geen feest? De spreeuwen kryschen tegen elkaar op, waarby zy, als zij op den grond zitten, hun stem kracht byzetten door even een nydig slagje met de vleugels te doen als in laatste inspanning. Het IJsselmeer ligt rimpelend in het late zonlicht, de wit-en-bruine driehoekszeiltjes voortzwevend in de avondwade van dunnen mist. Een late libelle fladdert .aan den waterkant, waar het zilte water zoo maar de weidestrook buitendijks bespoelt. In het IJsselmeer wordt tegenwoordig paling en snoekbaars gevangen. Met de paling gaat dat behooriyk, ook wat de opbrengst betreft, maar de snoekbaarsvangst gaat minder vlot. Snoekbaars blyft slechts enkele dagen goed, zoodat slechts korten tijd kan worden gevischt, terwgl de visch onmiddeliyk moet worden vervoerd.
Weet u nog uit uw aardrykskundeboek ? De Streek: uien, aardappelen, kool. Broekerhaven is hier de groote uitvoerhaven. By onze aankomst werden juist de eerste schuiten met vroege aardappelen geladen. Deze gaan naar Amsterdam, waar ze momenteel tegen vyf a. zes gulden per honderd pond worden verkocht. Vroeger ging ook deze waar naar het buitenland, maar nu biyft bijna alles in eigen land. In !3eptember komen de uien. die nu nog te velde staan. Eigenlijk is het hiervoor nu een beetje droog, een regenbuitje zou een zegen zyn. In Enkhuizen. C«N zoo kwamen wy in Enkhuizen aan. *-* Reeds in de verte, toen wy nog over de wegen trapten, waar links en rechts voor de boerderyen de hooge boomen met hun weelderigen bladertooi donkere schaduwplekken maken op het in van de warmte natrillende asfalt, terwijl de oude, met bloemen opgetoefte arren even iets kleurigs geven aan den hof, zagen wij den „Dromedaris" martiaal boven de huisjes uitsteken. Het stadswapen blikkert na in den rooden zonsondergang. Drie haringen staan er 0p... Dat was eens. Veel oude gebouwen en bezienswaardigheden uit dien tyd zyn er nog te vinden. En ach, er zyn zoo vele stedekes met kerkjes en oude geveltjes in de Noordhollandsche dorpen en stadjes. Dit hoort óók bij Nederland. Als ge in Enkhuizen komt moet ge niet verzuimen dit alles te gaan zien. Op het plein voor het stadhuis staat een kanon. Het wapen van Keizer Karel V staat er op met diens leuze:
„Plvs Ovltre". Het is afkomstig van een Duinkerker oorlogsschip, dat in 1622 by -een gevecht met Hollandsche schepen in de lucht sprong, waarbij het kanon op het Enkhuizer schip werd geslingerd. Een bord met een gebeeldhouwde lijst vermeldt in gulden letteren de herkomst van het kanon. Vondel maakte er een klinkdicht by.
„Op het Roode Paert met syn metalen kanon, uit den overwonnen Duinkerker, onder den zeestrydt, in Hopman Volkaert Kanonyx oorlogsschip overgesprongen in den jare 1622, den 3 in Wijnmaendt. Fatalis equus saltu super ardua venit..."
Tijdens den oorlog zyn te Enkhuizen zevenduizend geëvacueerden uit Spakenburg en Bunschoten ondergebracht. Dat is alles, wat men van het krygsrumoer heeft gemerkt. Thans heerscht er weer de weldadige rust van immer. Ga ook naar Enkhuizen. Gy zult er geen spyt van hebben.
"„Holland is een landjuweel!” Temidden van de boterbloemen en de zuring, de schapen en de koeien, de reigers en. ... de muggen merkt men van den oorlog vrijwel niets. OP DE FIETS NAAR ENKHUIZEN (Van een eigen verslaggever.)". "Algemeen Handelsblad". Amsterdam, 1940/06/12 00:00:00, p. 5. Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010663075:mpeg21:p009
SKANDINAVTÊ, zyn natuurschoon, zyn bevolking, zyn literatuur, oefenen op ons Nederlanders een groote aantrekkingskracht uit. Wy kennen van onze zomerreizen de Imposante natuurtafereelen; in onze boekenkasten staan Noorsche en Zweedsche romans, — vandaar dat wy belangstellend opkoken wanneer er een werk verschynt, dat tot ondertitel draagt: „Skandinavië, zooals niemand het kent". De schryver Roland Nilsohe heeft het bezocht en beschreven, niet als gewoon toerist, maar als iemand, die zich in het land wilde inleven, die het ongestoord wilde gadeslaan en met zyn bevolking wilde verkeeren in ongedwongenheid. Uit hetgeen hy daarna te boek heeft gesteld, spreekt zyn groote bewondering voor alles wat hy heeft aanschouwd; trouwens de titel van zyn boek ■wijst daar reeds op: het zyn „helden", deze Skandinaviërs, die met „reuzen" — de bergen en de elementen — stryden. Van een opmerkelijke actualiteit is Nilsche's beschryving van Boden, de Zweedsche vesting aan den Poolcirkel, waar zich de nog pas kort geleden zoo vaak genoemde „ertsspooriyn" naar Narvik bevindt. Maar overigens bepaalt hy zich tot natuurbeschryvingen, en vertelt hy over den stryd der menschen daar ginds uit het hooge Noorden met de krachten der natuur. Mevr. C. M. Ritter—LFandré zorgde voor een goede Nederlandsche vertaling. „Waar helden met re-azen stryden", door Roland Nlls-che (uitg. L,a Rivière & Voorhoeve. Zwolle.)
"WAAR HELDEN MET REUZEN STRIJDEN". "Algemeen Handelsblad". Amsterdam, 1940/06/12 00:00:00, p. 5. Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010663075:mpeg21:p009
De „Vereenigde Haagsche Spelers", onder de leiding van Pierre Balledux, hebben het stuk „Kinderen van ons volk", waarin twee romans van Anton Coolen zijn verwerkt, weer eens opgenomen om ook van hun kant den moed er in te houden met het zomerseizoen. Het stuk is door vroegere vertooningen al bekend en het spel eveneens. Wy gewagen van deze reprize dan ook alleen uit waardeering voor de d l">perheid van dit troepje én — ja toch ook wel — voor het stuk en vooral voor het zeer verdlenstelijke spel. Een klein publiek toonde, door herhaald en krachtig applaus, er ook zoo over te denken.
"„KINDEREN VAN ONS VOLK”". "Algemeen Handelsblad". Amsterdam, 1940/06/12 00:00:00, p. 5. Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010663075:mpeg21:p009
Zaterdag 15 Juni zullen de leerlingen van de MuziekEschool van het Amsterdamsch Conservatorium een voordrachtsoefening houden, des middags om half drie, in de Baohzaal.
Aan deze voordrachtsoefening zullen medewerken leerMngen uit de samenspelklas zoowel als uit de overige klassen der Muziekschool. Op het programma staat: „Een Hazengeschiedenis" van A. M-chielsen, uit te voeren door de samenspelklas en verder voordrachtsstukken meest door oudere leerlingen, als: liederen en aria's van Schubert, Mendelssohn, Pergolese; werken voor piano o.a. van Mendelssohn, Chopin, Debussy; voor viool van Leclair; voor fluit van Mattheson; voor trompet van Arban; voor orgel van C Franck.
"Amsterdamsch Conservatorium". "Algemeen Handelsblad". Amsterdam, 1940/06/12 00:00:00, p. 5. Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010663075:mpeg21:p009
JAN STEEN: „DE TRIKTRAKSPELERS” (Aanwinst Rl}ki
"JAN STEEN: „DE TRIKTRAKSPELERS” (Aanwinst Rl}ki". "Algemeen Handelsblad". Amsterdam, 1940/06/12 00:00:00, p. 5. Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010663075:mpeg21:p009
Een schenker, die onbekend wenscht te blijven, heeft, naar in ons avondblad van 30 Mei 1.1. reeds werd medegedeeld, ons Ftyksmuseum verrykt met /een waardevolle verzameling werken van oude meesters. Een aanwinst van buitengewone beteekenis mag zeker het mansportret van Rembrandt heeten, de „Beeltenis van een Turk" genaamd. De imposante oude heer, die voor den meester poseerde, zal wel geen echte Turk zyn geweest, maar een model, door Rembrandt gestoken in de rijke stoffen en omhangen met de kostbaarheden waarvan de gevierde schilder de gelukkige eigenaar was. De kop met den hoogen tulband, licht uitkomende tegen het donker van den wijden mantel, vormt een evenwicht van sonore kleuren, dat de machtige gestalte tot een indrukwekkende verschijning maakt. Het schildery, van 1635, een jaar na Rembrandts huweiyk met Saskia ontstaan, is een werk uit 's kunstenaars gelukkige jeugd; in hetzelfde jaar schilderde hy den nog vofstelijker getooiden Oosterling uit de collectie van den hertog van Devonshire en het weelderige portret Van Saskia als Flora. Een stuk contrast met den fantastisch uitgedosten „Turk" *) vormt het portret van een jonkman in stemmig zwart met platten witten halskraag van den Haarlemmer Johannes Verspronck, dat voornaamheid van houding met Hollandschen eenvoud vereenigt in een manier van conterfeiten, die haar beste eigenschappen dankt aan het voorbeeld van Frans Hals. Een juweeltje van echt Hollandsche intimiteit is het vrouwenportret, in fyn gewogen schakeeringen van wit, grijs en zwart op een ovaal paneeltje door een onbekenden Amsterdamschen meester omstreeks 1635 geschilderd in den soberen trant die beantwoordt aan den eenvoudigen levensstyi der vroeg 17de eeuwsche burgerij. De heldere plastiek van het pittige kopje, blank uitkomend tegen het koele grijs van den achtergrond, verleent aan het kleine schilderij een fyne levendigheid. De hoofsche portretkunst van den Haagschen conterfeiter Caspar Netscher, een Heidelberger van geboorte, is vertegenwoordigd door het portret van Prins Willem 111 in harnas. Hij was de gevierde portrettist van vorsten en hovelingen, wiens reputatie tot ver in het buitenland reikte. Eenzelfde roem viel in zijn tyd Joos van Cleve ten deel, die in de 16de eeuw te Antwerpen werkte. Zyn beeltenis van Keizer Maximiliaan in een ryk gewaad met mouwen van goudbrokaat en breeden bontkraag over de schouders, een roze anjelier in de wit gehandschoende hand, is, rustig van houding en geroutineerd van uitvoering, werk van een kundig portrettist. Van de oudere werken vermelden wij neg een altaarluik, aan een laten Bruggeling, den Meester van St. Uranla toegekend, waarop een donateur in langen zwarten tabbaard met zijn twee blonde jongetjes achter zich Geknield ligt onder de hoede van een zoet «-^ gen Sint Jan; een Aanbidding der Konin ,„ i,
met kleurig vertoon van ruiterstoeten, voetvolk en vanen, door een volgeling van Jacob Cornelisz. Tusschen twee statige heiligenfiguren van Zwitsersche herkomst hangt een klein schilderytje, fragment van een Kruisiging, door den Meester van Delft, treffend staal van het onversierde realisme onzer Hollandsche Primitieven. Aan den voet van den Kruisberg zitten treurend bijeen Maria en Johannes, een schamel Hollandsch vrouwtje, bleek en uitgeweend en een bedroefde jongeman, die met den rug van de hand zyn tranen droogt; een tafereeltje, ontroerend van teederheid, subtiel van stillen zilverlichten toon, waarin kunst en geest van den Hollandschen middeleeuwer hun innigst uur beleven. Den overgang naar de zeventiende eeuw vormt J,an Breugel de oude met een groot decoratief bloemstuk, bont en tooh harmonisch van kleur. Jan Steens „Triktrakspelers" in zyn bekenden humoristischen trant is een genoegïyk schilderij, waar heel wat op te kijken valt: de in hun spel verdiepte mannen by de tafel en, op den voorgrond onder de hooge schouw een bedaagd heerschap, dat het hof maakt aan de niet erg toes-wihieteiyke mooie waardin. Zooals altijd bij Jan Steen boeien de in het rond verspreide dingen: de luit aan den wand, het omgevallen bankje, de tinnen schenkkan, de vuurtest met Goudsche pöp, de onmisbare huishond, door de fyne zorgvuldigheid waarmee ze werden geschilderd. Heel wat minder artistieke distinctie bezat Benjamin Cuyp, in wiens binnenhuis boeren zich vermaken met drinken, rooken en muziek, Een muziekparty waar het deftiger toegaat hangt er naast, een werk van Pieter Potter, den vader van den vermaarden veeschilder Paulus. Elders in de zaal kan men de Esehoonhedd onzer beroemde landsohapschilders Jacob van Ruysdael, Jan van Goyen, Aert van der Neer en Barend Avercamp bewonderen. Nog valt te noemen een stilleven met dood gevogelte, sober van compositie, door Melchior d'Hondecoeter en ten slotte het FlorentynESche Cassonepaneel, uit de nalatenschap van Ary Prins, dat den stry'd van Horatius Cocles en zyn twee gezellen voorstelt op de brug over den Tilber, waardoor Rome behouden bleef. Van de uitgebreide collectie prenten en teekeningen, eigendom van het Ryksprentenkabinet, die de aangrenzende zalen vult, werd hier reeds een uitvoerig overzicht gegeven; de bezoeker zal zich den tyd aan het bezichtigen der fraaie bladen besteed, zeker niet beklagen.
BAREND AVERCAMP: „IJsvermaak". (Aanwinst Rijksmuseum.)
DE DROMMEDARIS TE ENKHUIZEN,
"KUNST Tentoonstelling in het Rijksmuseum Rembrandt en andere, meest Nederlandsche oude meesters BELANGRIJKE AANWINSTEN". "Algemeen Handelsblad". Amsterdam, 1940/06/12 00:00:00, p. 5. Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010663075:mpeg21:p009
•) De „Turk" van Remlbrandt en het „Portret van Keizer Maximiillaan" van Joos van Cleve werden gereproduceerd in he fcavc-ndblad van 30 Mei 1.1.
"M.V.". "Algemeen Handelsblad". Amsterdam, 1940/06/12 00:00:00, p. 5. Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010663075:mpeg21:p009
De uitgestelde veiling bij het Internationaal Antiquariaat te Amsterdam (Keizersgracht 610) van de bibliotheken van prof. dr. I. H. Gosses, mr. J. R. D. Bohl, dr. S. L. van Oss e.a., zal thans op 17, 18 en 19 Juni worden gehouden. Op 20 Juni volgt de veiling van teekeningen uit de 16e, 17e en 18de eeuw. Elke zitting begint te twee uur 's middags.
De kijkdagen voor beide veilingen zijn van 13 tot 15 Juni van 10—5 uur.
"VEILING VAN BOEKEN EN TEEKENINGEN". "Algemeen Handelsblad". Amsterdam, 1940/06/12 00:00:00, p. 5. Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010663075:mpeg21:p009