't Lijkt zoo eenvoudig te verwerven, maar 't is zoo moeilijk: menschenkennis! i
Toch wordt er op onze lagere, middelbare en hoogere scholen zooveel wetenschap aan het opkomend geslacht meegedeeld. Men klaagt meer over het te veel dan te weinig. Overlading hier, overlading daar.
Er is echter eene kennis, waarbij men zich niet aan overlading schuldig maakt: menschenkennis nl, heeft nooit dat verwijt getroffen.
O, menschkunde wordt er genoeg geleerd, doch menschkunde is geen menschenkennis. Men kan de eerste bezitten en de tweede missen. Hoevele anekdoten zijn er niet in omloop van professoren (groote menschkundigen), die bij de eenvoudigste gevallen in 't dagelijksche leven de grootste bokken schieten!
't Gaat er mee als met een professor in de zoölogie (dierkunde); misschien heeft hij boeken vol geschreven over de visschen, maar bij 't koopen van visch voor den maaltijd zou eene ervaren keukenmeid zeker beter op hare plaats zijn dan de professor. Menschkunde is nutttig, menschenkennis is noodig. Die kennis moet de onderwijzer bezitten om met zijne leerlingen om te gaan; de officier met zijne manschappen ; de winkelier met zijne klanten ; de patroon met zijne ondergeschikten : de ouders met hunne kinderen; de man met zijne vrouw; de vrouw met haren man. Alleen met die kennis komt de goede verhouding, want zij bewaart de brug, waarmee men tot elkaar komt. Menschenkennis voert tot de groote gave om met allen te kunnen omgaan ; zij brengt samen, zij voorkomt misverstand. En wat dit woord beteekent, dat zegt zoo menige verwijdering tusschen ouders en kinderen, tusschen man en vrouw. Niet zonder reden is het woord van de talentvolle schrijfster Wallis van groote beteekenis: Misverstand beheerscht de meeste levens. Indien menschenkennis dan van zooveel gewicht is in 't leven, is de vraag niet ongewettigd: hoe verkrijgt men ze ? In de eerste plaats door ter school te gaan bij de groote meesters, die in hunne geschriften ons de roerselen van het menschelijk hart hebben blootgelegd.
In 'de tweede plaats door de geschiedenis te raadplegen. Menschenkennis is de hoofdbron der levenswijsheid ; maar de geschiedenis is de hoofdsom der menschenkennis. Voor het huiselijk zoowel als het maatschappelijk leven, voor den afzonderlijken mensch zoowel als voor volken, behelst zij in waarschuwende en opwekkende voorbeelden de gewichtigste lessen, die steeds op dezelfde gronden berusten, ofschoon zij in de omstandigheden en toepassing zeer verschillen. Want wat in het groote geldt, geldt meestal ook in het kleine. Om op enkele menschen zoowel als op volken invloed te oefenen, moet men de menschen kennen, en het huiselijk geluk wordt evenzeer als dat der volken door talent en vlijt, door voorzichtigheid en gematigdheid bevorderd, en gaat te gronde door dwaasheid en nalatigheid, door roekeloosheid en overdrijving. Er bestaat nog een weg om tot menschenkennis te geraken en die is: de weg der waarneming. Maar we kunnen het menschelijk hart niet onmiddellijk waarnemen; alleen de buitenzijde van den mensch is voor onze waarneming toegankelijk. Eén hart uitgezonderd, nl. dat van onszelf. Waarneming van onszelven door vergelijking kan leiden tot beoordeeling van anderen. Daarom is zelfkennis ook eene bron om menschenkennis te verwerven. Toch moeten we ook de buitenzijde van den mensch, die voor onze waarneming bloot ligt, leeren kennen. leder mensch onderscheidt zich nl. van anderen door woorden en gebaren, door doen en laten, en van dit uitwendige moet hij besluiten tot het inwendige. Geen gemakkelijk werk. Toegestemd. Maar met een weinig voorlichting komt men een heel eind op streek. Wie waarlijk prijs stelt op het verwerven van menschenkennis, neme den mensch waar in : het kleine. En waarom ? Omdat de mensch zich in het kleine minder vermomt dan in het groote. Verder sla men den mensch gade in: het onverwachte. Dan is er de meeste kans, dat hij zich eveneens in zijne oorspronkelijke gedaante vertoont. Eindelijk beoordeele men den mensch in de dingen, waarin hij vr ij is, bijvoorbeeld in zijne vermaken. Kinderen leert men 't best kennen uit hunne spelen, ouderen uit hunne ontspanningen. Al die middelen baten echter niets, indien men het voorwerp van zijne kennis niet liefheeft, althans vertrouwt. Wantrouwen leidt tot verkeerde gevolgtrekkingen. Wantrouwen maakt den mensch slecht, maakt hem tot een leugenaar, brengt hem tot list. Neen, om den mensch te leeren kennen, moet Uien hem liefhebben. Dat doet de moeder; zij leert door de liefde l»are kinderen kennen.
En bezit men menschenkennis en liefde voor den mensch, o, dan vermag men — zei eens iemand — zooveel voor hem. Dat is als met het orgel, dat men telkenreize door denzelfden dilettant hoort bespelen, en dat onze verbazing, onze bewondering wekt, als we het op eenmaal hooren bespelen door den meester, die registers uithaalt, door den dilettant nooit gebruikt; dan eerst leert men de waarde van het orgel kennen. En zoo is het ook met de waarde van smenschen hart, als men daarin door anderen, die het beter kenden dan wij, nieuwe, voor ons verborgen tonen hoort aanslaan. Wat de meester vermag met het orgel, vermag de kenner van het menschenhart met den mensch.
"MENSCHENKENNIS. Misverstand beheerscht de meeste levens. Wallis.". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/08/11 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 16-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010149:mpeg21:p001
"Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/08/11 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 16-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010149:mpeg21:p001
Moet Nederland zich met Duitschland vereenigen? Onder den titel «Naar Frankrijk, front!" is bij den heer L. J. Veen, uitgever te Amsterdam, een brochure verschenen van »Aldegonde" : Dit vlugschrift bespreekt de Europeesche topic of the day; de vraag n.l. welke operatiën binnen korter of langer tijd te wachten zijn van de jaarlijks versterkte legermachten der Europeesche mogendheden. En deze vraag beantwoordend komt de schrijver tot de conclusie, dat de veiligheid en het zelfstandig voortbestaan van Nederland in de naaste toekomst een nauwe aansluiting bij Duitschland dringend vorderen.
De schrijver betoogt, dat ïin de groote oorlogen der toekomst de hoofd-actie zich in de laagvlakten zal bewegen, en dat dit in den oorlog van het Midden-Europeesche statenverbond met Frankrijk—Rusland zal zijn in de aaneenschakeling van laagvlakten, bekend onder den naam van de Fransch—Duitsche en Sarmatische laagvlakten. Om dit te bewijzen toont hij aan, dat in dien oorlog Rusland, zal het eenig succes beoogen, offensief moet optreden. Bij het uitbreken zal het aan zijn grens betrekkelijk kleine observatie-korpsen plaatsen van de Zwarte Zee tot aan het brongebied van den Weichsel, met het doel een overweldigenden inval met de hoofdmacht in Pruisen te doen.
De inspringende hoek, dien zijn grondgebied (Polen) in de Duitsch-Oostenrijksche territoriën vormt en die Rusland het gebruik van den Weichsel tot bij Thorn als operatie-basis waarborgt en hem de Prosna en de helft van den loop der Wartha verzekert, stelt hem daarvoor uitstekend in de gelegenheid. Frankrijks legermacht moet trachten zich met die van Rusland te vereenigen en tevens daardoor den oorlog op Duitsch grondgebied over te brengen. Een poging om dit tusschen de Sudeten en de Karpaten door, langs de vallei van den Boven-Oder te doen en zich daardoor tusschen de Duitsche en Oostenrijksche operatiegebieden te plaatsen, komt eerst in aanmerking als het opereeren in Noord-Duitschland geheel of gedeeltelijk is verijdeld. De Vogezen- en Moezel-linie vormen een defensief stelsel welks weerstand niet dan met de grootste moeite en zeker niet in den eersten aanloop zal zijn te breken. Zwitserland (de Zwitsersche Jura) blijtt geheel buiten beschouwing; de redenen waarom Von Moltke in 1870 zich niet verontrustte over operaties van Frankrijk in de Alpen-republiek, bestaan nog. Zuidelijk belet Italië — de bondgenoot der Midden-Europeesche staten— elk actief optreden van Frankrijk beoosten de West-(Grajische, Cottische en Zee)-Alpen. De eenige weg, die Frankrijk nu nog overschiet, is de laagvlakte van den Beneden-Rijn. Vóór de Franschen en Duitschers elkander in de Vogezen goed in de oogen hebben kunnen zien, staat een Fransche legermacht voor Brussel, gereed hare operaties tegen den Beneden-Rijn te beginnen. Daardoor verkrijgt in een Europeeschen oorlog de geografische ligging en de topohydrografische gesteldheid van Nederland oen strategisch-domineerend karakter. Het is daarom noodzakelijk den Rijn af te sluiten, om Frankrijk van de mede-actie zijns bondgenoots gescheiden te houden. Wie in het bezit van Nederland is, beheerscht den rechtervleugel van het front van den Beneden Rijn, sluit af of is meester van de kans tot opereeren in verband, — later in samenhang — met de Russische krijgsmacht ; verbindt zijne operatiën te land met die zijner marine in de Noordzee en het Kanaal, en ten slotte, opereert naar welgevallen en behoefte met eigen onafhankelijke operatiebasis naar het Oosten ot naar het Zuiden.
En nu komt de schrijver tot zijn conclusie, die als volgt wordt saamgevat: »Duitschland moet bij het uitbreken van een oorlog den zedelijken en den materiëelen waarborg hebben, dat voor zoover het van zijn macht afhankelijk is, de rechtervleugel van het Rijnfront niet geforceerd wordt."
Daarvoor zal het »de Zuidelijke en Westelijke fronticren van Nederland in het minimum van tijd bezetten en in passenden staat van tegenweer brengen; in één woord het Rijnfront, dat zich geografisch en topografisch uitstrekt tot de Noordzee aan zijn door de feiten aangeven strategisch deel trachten te doen beantwoorden. Deze eisch is dermate gebiedend, dat de voldoening eraan gerekend kan worden tot een integreerend hoofddeel van de concentratie der Duitsche legers, zonder hetwelk Duitschland zich niet gerechtigd kan achten den loop der gebeurtenissen met gerustheid tegemoet te zien." Het gevolg van dezen toestand zal zijn, dat ibij het uitbieken van een Europeeschen oorlog ons zelfstandig bestaan bedreigd en wellicht ons land het tooneel van den oorlog wordt." De schrijver gaat die verschillende gevallen na, die zich zullen kunnen voordoen en trekt daaruit deze besluiten: »Een bondgenootschap van Nederland met een der partijen is het eenige middel om voor en tijdens den oorlog rang in te nemen de materiëele schade van een krijg binnen zijn grenzen tot een bereikbaar minimum te beperken en bij den vrede gerechtigd te zijn tot het uitbrengen van een stem;" en «Alleen een bondgenootschap met Duitschland is voor Nederland wenschelijk; dat bondgenootschap is- n o o d z a k e 1 ij k". Niet alleen, omdat onze belangen met die van Duitschland meer samenvallen, dan met die van eenige andere mogendheid ; maar omdat daardoor de vrede meer verzekerd, de oorlog minder waarschijnlijk wordt. Want in bet algemeen is de aansluiting van eiken staat aan de Centrale Alliantie een waarborg voor den vrede en een reden voor Nederland om ook bij haar zijn heil te zoeken."
"Vragen van den dag. Elck wat wils.". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/08/11 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 16-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010149:mpeg21:p001
De heer Van Nunen komt in De Tij d terug op de vrijstellingen in de prif/werp-legerwet. Hij handhaaft zijne bezwaren tegen de door dè regeering voorgestelde bepalingen, maar meent, dat wellicht het volgende, betréflencle de vrijstellingen der Roomsch-Katholieke geestelijken, de aandacht zou verdienen. »De vrijheid van godsdienst, bij de grondwet ook aan de Roomsch-Kathoiieken gewaarborgd, sluit in zich, dat de R. K. kerk over een voldoend aantal bedienaren van den godsdienst kunne beschikken. »Nu heeft er in onze kerk altijd een scherpe grens bestaan tusschen de bedienaars en de leeken of, juister gezegd, tusschen de clerici en de laïci. Want wat zijn clerici ? Immers zij, die de tonsuur en de mindere orden ont vangen hebben. Is dit antwoord juist, dan zou in de wet slechts bepaald behoeven te worden, dat van den verplichten krijgsdienst zullen vrijgesteld zijn de bedienaren van den godsdienst bij een kerkgenootschap en de R. K. clerici, dat zijn zij die de tonsuur en de mindere orden ontvangen hebben. »Op die manier ware de quaestie van de vrijstelling onzer geestelijken wellicht op bevredigende wijze op te lossen."
De T ij d teekent hierbij aan, dat hiermede de kloosterlingen, die geen clerici zijn (schoolbroeders, ziekenverplegers enz.) niet gebaat zouden zijn.
"De Legerwet!". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/08/11 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 16-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010149:mpeg21:p001
Het Nieuwsblad van Nederland zegt, van den gouverneur van Suriname het volgende: »Wij behooren tot diegenen, die het optreden van den heer De Savornin Lohman, als gouverneur van Suriname, niet zonder eenig wantrouwen hebben begroet. Heftig van karakter, dweper van nature, antisemiet — bijna schreven wij: tegen eigen overtuiging in — scheen hij ons de minst gewenschte persoon op den troon van Paramaribo. En nog heden komen wij niet op onze meening terug.
Een zóó eenzijdig persoon, als de heer Lohman in spijt van alle bekwaamheden, die hij mag bezitten, is, past niet op een regeeringszetel, van waar vaak een beslissende invloed moet uitgaan. Maar wij stellen er toch prijs op te getuigen, dat wat door de Surinaamsche pers ter kennis van het moederland wordt gebracht, niet geene andere dan de duidelijk uitgesproken bedoeling om mr. De Savornin Lohman afbreuk te doen, ons meer met afkeer vervult, dan het ons versterken zou in onze ongunstige meening omtrent den tegenwoordigen gouverneur. leder weet, dat hij de berichten !n de Surinaamsche pers met eenige omzichtigheid moet lezen. In den regel zijn zij sterk gekleurd, en als men dan leest, wat omtrent de »wanordelijkheden te Paramaribo" van de Para-negers wordt gemeld als een «verontrustend feit" en de voorbode van ïveel ernstiger gebeurlijkheden", dan zal men moeten erkennen, dat van al de drukte, die gemaakt wordt, de sop de kool niet waard is. Op een reeds sedert jaren door de negers als nationalen feestdag gevierden dag, brengen dezen ten getale van 26 eene ovatie aan den gouverneur, zingen daarbij psalmen en volksliederen en krijgen vergunning om zich 's avonds met dansen te vermaken.
Stel nu even voor — liever dan te vragen of die vergunning gepast was — dat de gouverneur haar had geweigerd ? Zeer waarschijnlijk zouden de negers die weigering niet al te welwillend hebben opgenomen. Wat zou dan van die weigering zijn gezegd ? Zou den gouverneur niet zijn verweten, dat zijn rechtzinnigheid hem belette rekening te houden met den volkswensch ? Zou hem niet verweten zijn, dat hij niet wist om-4e gaan met de inboorlingen en daarom »een gevaar was voor een land ?"
Nu hij — zeer waarschijnlijk zijn eigen bekende stramme overtuiging geweld aandoende — het volk dit vermaak toestaat, veroorzaakt de inmenging der politie een standje, dat niemand wist te doen eindigen, vóór de gouverneur zelf verschijnt; deze weet de bevolking uiteen te doen gaan en krijgt nu — tot loon — het verwijt »dat zijne zoozeer afgekeurde lankmoedigheid" het ergste vreezen doet.
Waarlijk — de Surinaamsche pers moet met degelijker grieven voor den dag komen, wil zij hier indruk maken. De heer Loliman is evenmin hier als in Suriname een »persona grata" in de pers in 't algetaeen. Zelfs de zijner partij goedgezinde pers houdt ten opzichte van hem een slag cm den arm. Veel sympathie geniet hij niet; wien hij niet bepaald om deze ofgene reden een doorn in 't oog is, dien is hij redelijk onverschillig. Maar als de pers van het land voortgaat, hem te kapittelen voor nietigheden, zooals zij tot heden deed, en hem slechts ten laste te leggen grieven, die, op eenigen afstand bekeken, bezwaarlijk als zoodanig kunnen worden aangenomen, dan zal zij die onverschilligheid binnen kort bij velen gaan veranderen in sympathie, in deelneming voor den man, die geroepen is om met onwillige honden hazen te vangen."
"Suriname!". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/08/11 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 16-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010149:mpeg21:p001
Wij zijn midden in den komkommertijd: de politiek staat bijna stil; op een enkel na zijn alle Parlementen gesloten, Frankrijk's Kamer en Senaat eerst sinds Woendag tegen middernacht. Duitschlands keizer is op het oogenblik van Cowes, op het eiland Wight, waar hij een bezoek heeft gebracht aan zijn grootmoeder van moederszijde, koningin Victoria van Groot-Brittannië, weder op weg naar zijn rijk en er is voor den nog restenden zomertijd nog heel wat voor 't mes. Einde dezer raaand gaat de vorst naar Rusland, dan moet hij nog de manoeuvres van leger en vloot in zijn eigen rijk bijwonen, benevens die van 't Oostenrijksche leger, en reeds worden plannen gemaakt voor 1891. Het budget voor oorlog van Frankrijk voor 1891, dat oorspronkelijk op 717.300.836 francs was vastgesteld, is later aan de Kamer als 675.727.690 fres. voorgesteld, zoodat er ongeveer 42 millioen aan gesnoeid werden, die gedeeltelijk op de gewone, gedeeltelijk op de buitengewone uitgaven geschrapt werden. In vergelijking met de begrooting van 1890 is zij zelfs 43 millioen lager, wat echter slechts schijnbaar een vermindering is, daar alleen de buitengewone uitgaven lager zijn, de gewone daarentegen 2Va millioen meer bedragen. Hierbij moet nog. gevoegd worden een bedrag van 11 millioen, waarmee de begrooting verhoogd is; deze som zal gebruikt worden voor de uitbreiding van het leger op voet van vrede met 8000 man, voor verhooging der geldmiddelen voor de manoeuvres, voor verlenging der oefeningen der reserve en van de territoriaal troepen, voor verhooging der soldijen van het voetvolk met 1 centime per man en per dag, voor verbetering der troepenverpleging in Zuid Oran,enz. Op de begrooting komen niet meer voor de schadeloosstellingen voor de bezettingen in Teil (Algiers), voor de aanschaffing van een tweede rijpaard voor eenige officieren en eindelijk voor de bewerking van een nieuw reglement voor het kader.
De loopende uitgaven voor 1891 zijn op 567 millioen berekend; dit bedrag zal echter nog met 50 millioen worden verhoogd, waaruit de uitgaven voor de onderofficierenwet, voor de indeeling der koloniale troepen, voor het gebruik en de oefeningen met het nieuwe buskruit en de nieuwe munitie zullen worden gedekt. Het totaal der loopende uitgaven bedraagt dus 627 millioen, terwijl het in 1876 slechts 500 millioen bedroeg.
De socialisten in Duitschland hebben, bij gelegenheid van de expiratie van de tegen hen uitgevaardigde wet, het volgende manifest uitgevaardigd : »Na een twaalftal jaren treedt den 30en September de wet tegen de socialisten buiten werking. De partij heeft er voldoening van gehad. Uitgevaardigd om haar te vernietigen, heeft zij op de rotsen der partij schipbreuk geleden. Thans is de partij sterker, machtiger dan ooit, trotsch op haar overwinning en de nederlaag van haar tegenstanders, gewapend, en gereed tot een nieuwen strijd. Terwijl zij veld wint. ontdekt zij meer en meer andere streken, die haar ideeën huldigen. »Het socialisme is de spil geworden, waarom alles draait. De binnenlandsche en de buitenlandsche politiek van alle partijen en van alle klassen der maatschappij wordt door haar beheerscht. Zij is de machtige factor van den tegenwoordigen tijd, en zal, binnen korten tijd, de beslissende factor worden. Met vertrouwen kunnen wij de toekomst tegemoet gaan, zeker als wij zijn van de overwinning onzer ideeën."
Op dezen triomfkreet, die zelfs den keizer tot nadenken moet stemmen, volgt een oproeping tot de partij, om den len October zooveel mogelijk afgevaardigden te kiezen voor het congres, dat den 12en October a. s. te Halle, onder de «nieuwe era" geopend wordt.
Het leger van Italië heeft van 4862 tot 1888— 1889 niet minder dan 7.680.129.885 lires (francs) gekost, zoodat de gemiddelde jaarlijksclie kosten 341.339.017 lires hebben bedragen, en wel 275.335.793 voor het leger en 66.003.224 voorde marine. Van 1867 tot 1870 bedroegen die kosten echter slechts 197 millioen; van 1871 tot 1876, den tijd der groote hervormingen op het gebiad van bewapening, enz., stegen zij tot 203 millioen, en in de jaren 1876—1885, den termijn van tien jaar, die met de sluiting der ti iple alliantie eindigde, bereikten zij het cijfer van 270 millioen. In 1888—89 eindelijk stegen die uitgaven tot 491 millioen, namelijk 359 voor het leger en 132 voor de vloot. Gelukkig is het laatste jaar een vermindering dezer uitgaven waar te nemen.
Het totaal der uitgaven, die de drie rijken der triple alliantie, Italië, Oostenrijk en Duitschland, zich van 1882 tot 1889 voor hun legers getroostten, bedraagt 34.069.121.138 lires. De verbonden mogendheden kunnen dan ook thans 5.103.000 man op de been brengen, waarvan 3.300.000 tot het effectieve leger behooren en 1.803.000 tot de reserve. Verder beschikken zij over 653.000 paarden,' waarvan 647.000 tot het effectieve leger behooren. Op zee kunnen zij een vloot van 464 schepen vereenigen, waarvan 60 gepantserd en 103 niet gepantserd zijn. De overige 301 zijn torpedo's. De vloot is met 48.478 koppen bemand. Hieronder zijn niet begrepen het contingent van de territoriale militie in Italië en de landstorm in Duitschland. Ongelukkig zijn die cijfers,behalve dat zij de werkelijke oorzaak aantoonen van den oeconomisch ongunstigen toestand der drie rijken,vooral van Italië,slechts hypotesische waarden.
De Italiaansche generaal Mattei heeft de redevoeringen, die hij in de Kamer bij de behandeling van de begrooting van oorlog gehouden heeft, om de fouten aan te toonen, die de militaire organisatie in Italië aankleven, en om het door den tegenwoordigen minister van oorlog, generaal Bertole-Viale, gevolgde systeem, aan een scherpe critiek te onderwerpen, als brochure uitgegeven. Aan dit belangrijk werk gaat een inleiding vooraf, waarin de schrijver zijn voornaamste grieven opsomt. In de eerste plaats toont hij aan,dat aan de Italiaansche artillerie niet dezelfde verbeteringen als aan die van Frankrijk, Oostenrijk en Duitschland zijn aangebracht. Ook de cavalerie is veronachtzaamd, en staat in geen verhouding tot het effectief der andere corpsen. De bewapening laat veel te wenschen over, maar vooral op één punt staat zij bij die van andere rijken veel ten achter. Italië heeft wel het repetitiegeweer ingevoerd, maar het zwareWatterly-geweer is behouden, zoodat elke soldaat thans veel minder ammunitie met zich kan voeren. De hoofdzaak bij snelvuren is juist,datde soldaat een groote voorraad ammunitie heeft, waarom dan ook de andere naties die het repetitiegeweer hebben ingevoerd, het repeteersysteem op een geweer van klein kaliber hebben toegepast, om zoodoende den soldaat een grooteren voorraad ammunitie te kunnen meegeven. Indien men den Italiaanschen soldaat rnet evenveel ammunitie wilde beladen als een Fransch of Duitsch soldaat, dan zou hij onder het gewicht van geweer en ammunitie bezwijken. Ook de moreele toestand van het leger laat veel te wenschen over. Discipline is er bijna niet. Van een onpartijdige rechtspraak is geen sprake. Dezelfde misdrijven worden met verschillende straffen gestraft. De hoofdofficieren zijn misnoegd over de willekeurige wijze, waarop zij bevorderd, op non-activiteit gesteld of gepensionneerd worden. Voegt men hier nu nog bij, dat de qualiteit van het rookvrije buskruit, dat door Italië is aangenomen, verre van goed moet zijn, dan heeft generaal Mattei werkelijk gelijk, als hij zegt, dat een reorganisatie van het Italiaansche leger hoogst noodzakelijk is. De shah van Perzië, die reeds lang in tweestrijd was, welks invloed in zijn rijk te dulden, dien van Engeland of van Rusland, heeft eindelijk besloten, aan het laatste rijk gehoorzamend, aan de Perzisch-Afghanische grens eenige forten te bouwen en daarin garnizoen te leggen. De Engelsche gezant moet echter terstond verklaring van deze minder aangename verrassing gevraagd hebben,zoo Jat de mogelijkheid niet buitengesloten is, dat bij een energiek optreden van _ dezen laatste van den voorgenomen bouw van die foiten niets komt.
Dat de shah door zijn reis door Europa ni tb geheel veranderd is, blijkt daaruit, dat hij plotseV )g den tweeden gouverneur van Korassan, min-us-Sultanel), die ook in Europeesche kringen bekend is, zonder vorm van proces uit zijn ambt ontzet en met zijn geheele l'amilie naar Opper-Turkis verbannen heeft. ""
"Buitenlandsch Overzicht". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/08/11 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 16-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010149:mpeg21:p001
De heer J. H. Grotenhuis, Godsdienstonderwijzer, Schotsche Kerkje, voormiddag te 10 uren. Ds. Van de Hagt, Groote Kerk, vroegpreek te 7 uren; Oosterkerk, namiddag te 2 uren, Cat. 37; Groote Kerk, Dinsdagavond te 7 uren, Gebed. Ds. De Heer, Prinsenkerk, voormiddag te 10 uren. Ds. Krayenbelt, Groote Kerk, voormiddag te 10 uren; Donderdagavond te 6 uren, Doopsbediening. Ds. Laan, Westerkerk, voormiddag te 10j£ uren; Prinsenkerk, 's avonds te 6 uren, Cat. 37; Woensdagvoormiddag te 10 uren, (1 Samuel XV.) Ds. Malcomesius, Oosterkerk, voormiddag te 10 uren.
Ds. A. A. Schouten, predikant te Rhoon, voor Ds. Roose, Zuiderkerk, voormiddag te 10 uren. Ds. F. W. Stutterheira, predikant teGinneken, voor Ds. Riemens, Groote Kerk, 's avonds te 7 uren, Gebed. Ds. Vos, Westerkerk, vroegpreek te 8 uren; Groote Kerk, namiddag te 2 uren, Cat. 37. Zuiderkerk, namiddag te 2 uren, geen dienst.
Ds. H. Metz, Herv. predikant te Schiedam, Evang. Luthersche Gemeente, voormiddag te 10 uren. Ds. Lohr, 's avonds te 6 uren.
Ds. H. C. Lohr, predikant alhier, Remonstr. Gereformeerde Gemeente, voormiddag te 7i/s uren. Ds. Hooykaas, voormiddag te 10 uren.
Ds. D. W. Schuuring, Herv. predikant te Assen, Doopsgezinde Gemeente, voormiddag te 10 uren.
Mr. Luti, Eglise Réformée Wallonne, matin a 10 lieures.
Rev.*J. Irwin Brown, M.A., Scotch Church, morn. at 10ys o'clock; even. at Q]4 o'clock. Prayer Meeting Thursday even. at 8 o'clock.
Rev. Dr. Hughes, Church of England, morning at 11 o'clock; even. at 7 o'clock.
Herr P. Cröger, Pfarramts-Candidaat aus s-Gravenhage, Deutsche Evang. Gemeinde, "Vormittags 10K Dhr.
Freitag-Abends 8 Uhr: Gottesdienst in der Saciistei der Kirche.
De heer Schenk, Hoogduitsche Ger. Gemeente voormiddag te 10 uren.
"PREDIKBEURTENLIJST. Nederd. Gereform. Gemeente. Van Zondag 10 Augustus.". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/08/11 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 16-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010149:mpeg21:p001
Ds. Entingh, Kerkgebouw Hoveniersstraat, voormiddag te 10 uren ; 's avonds te 6 uren. De heer Oudkerk, Theol. Student, Kerkgebouw Raampoortlaan, voormiddag te 10 uren; 's avonds te 6 uren.
Ds. Biestcrveld, Kerkgebouw Goudsche Singel, voormiddag te 10 uren; Woensdagavond te 6 uren; Kerkgebouw aan den West-zeedijk tegenover het Park, 's avonds te 6 uren.
Ds. Douma, Kerkgebouw aan den West-zeedijk tegenover het Park, voormiddag te 10 uren; Kerkgebouw Goudsche Singel, 's avonds te 6 uren.
"Christelijk Gereform. Gemeente.". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/08/11 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 16-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010149:mpeg21:p001
Dr. W. Geesink, Emeritus predikant, Nieuwe Westerkerk, voormiddag te 10 uren. Dr. W. Geesink, Verkcoplokaal (Oost-Singel), 's avonds te 6 uren. Ds. Klaarhamer, Gebouw iDe Hoop" (Coolvest), voormiddag te 10 uren; Nieuwe Westerkerk, 's avonds te 6 uren, Doopsbediening. Ds. Van Veelo, "Verkooplokaal (Oostsingel), voormiddag te 10 uren; Nieuwe Westerkerk, Dinsdagavond te 7 uren, Doopsbediening.
Ds. D. B. Van Smalen, Noorderkerk, Oud-Ger»- form. Gemeente, Weenaplein, voormiddag te 10 uren; 's avonds te 5 uren.
Ds. Van der Velde, Gereformeerde gemeente Van Alkemadestraat No. 24, voormiddag te 40 uren; 's avonds te 6 uren.
Ds. D. Versteeg, predikant te Den Helder, Stada Vleeschhal, Woensdag- en Donderdagavond te 7% uren, Evangelie-prediking.
Kralingen. Ds. Van Selms, Nederd. Herv. Kerk, voormiddag te 10 uren. De heer W. Zwalje, Godsdienstonderwijzer te Feijenoord, Hulpkerk Kralingsche Veer, voormiddag te 10 uren. Ds. Crousaz, Groote Kerk, 's avonds te 6 uren, Doopsbediening.
"Nederduitsche Gereformeerde Kerk. Catechismus Zondag XX.". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/08/11 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 16-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010149:mpeg21:p001
De heer C. Staal, van Cappelle bij Goes, voormiddag te 10 uren; 's avonds te 6 uren.
Delftshaven. Ds. Loois, Nederd. Herv. Kerk, voormiddag te 91/2 uren; Hulpkerk Gouvernestraat, 's avonds te s'/j uren, Doopsbediening. Ds. Datema, Groote Kerk, 's avonds te 51/3 uren.
"Nederduitsche Gereformeerde Kerk. Kerkgebouw Avenue Concordia.". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/08/11 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 16-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010149:mpeg21:p001
Ds. Schaafsma, voormiddag te 10 uren; 's avonds te 6 uren, Doopsbediening. Charlois. Ds. C. J. Leenmans, predikant te Overschie, Nederd. Herv. Kerk, voormiddag te 9Vs uren. Ds. Tichelman, 's avonds te 51/j uren.
"Nederduitsehe Gereformeerde Kerk, Kerkgebouw in de Schoonderloostraat. o. »D n 'J1 ±~ A Cl . ? I,". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/08/11 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 16-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010149:mpeg21:p001
vjci oiui mooi uc iv.un. Ds. A. Schouten, voormiddag te 10 uren; 's avonds te 5'/j uren. Katendrecht. Ds. C. Kuijper, Chr. Ger. Gemeente, voormiddag te 9'/2 uren; 's avonds te 5 uren. Bij een derden rondgang: Collecte voor de Zending.) Feijenoord. De heer H. J. Rooseboom, Theol. Candidaat te Amsterdam, Ned. Herv. Kerft, voormiddag te 10 uren. De heer W. Zwalje, 's avonds te 6 uren,: "■uaj-,
"Nederduitsehe Gereformeerde Kerk.". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1890/08/11 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 16-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011010149:mpeg21:p001