(Geu) Zoo stonden wij dus tegen zessen voor het in den. hoek van het reclame-verlichte Leid- Bcheplein weggescholen politie-bureau, Funke liüpper en ik en nog een aantal shabby-gekleede lieden en wachtten op het sein, waarop wij binnen' gelaten zouden worden ... - > De man, die-bij ons op de redactie geweest was, had er net en betrouwbaar uitgezien. Het type van den fatsoenlijken armoe-lijder, keurig krantenpakje onder den arm, beschaafde spraak met een tikje accent. — Ik ben niet gekomen om te kankeren, zeide hij, en het is ook niet m'n bedoeling, dat u er veel van in de krant zet. Maar ik woon er nu al een heelen tijd — ik heb hét goed, geen kjachten, wat mag ik ook eischen voor m'n niks! —_ maar 'er gebeuren zooveel van die kleine dingen,* die zoo onaangenaam zijn en die je, ziet u, zoo vernederen... En... die , 'i'. ; :
< st . ■ r. cv Ï\„*£■'" zoo gemakkelijk anders kunnen., En t«en had hij ons verteld, wat hem tot ons prevoerd had. Hij was al eenipe maanden bij Jonker, waar hij eiken'nacht sliep. Hy had geen cent..werkloos ... geen familie ..... waar moet je naar toeJ" — Je mag natuurlijk geen eischen stellen en het eten is goed. Maar..." — Misschien wilt u eens zien, wat u voor.ons doen kunt," had hij ten slotte gevraagd. En hij was weer heengegaan, stil en bescheiden, het keurige krantenpakje onder den arm
Zoo stonden wij dus tegen zessen 'op het Leidscheplein. Wij zouden zelf eens een nacht bij Jonker — zooals het nog steeds in den volksmond heet, hoewel de officieele naam reeds geruimen tijd „Hulp voor Onbehuisden" is gaan slapen. Mismoedig siepelde de echt-Hollandsche motregen neer op het kleine groepje armoe-mannen, dat zich weggedrukt had tegen de muren der Leidschepleinhuizen en bescherming zocht onder de glazen kap van het hoek-café. Cafébezoekers schoven ontwijkend langs ons... de deur, die openging, walmde prikkelende geuren van lekker eten naar buiten. Fel plekten do lichtreclames in helle kleuren' van vlammend rood tot diep paars in het glimmende «•sphalt, fel licht van leven ... Zoo wachtten wij. Twintig menschen ~.
Kwart voor zes: de eerste klanten hangen voor het politiebureau Leidicheplein.
"Een nacht in het lenige hemd van de zwervers. Temidden der dakloozen, die snakken naar warmte. LANG DUURT HET WACHTEN EN VROEG NEEMT DE STAD HEN WEER OP. Warme soep moet heel wat goed maken. Kil is het wachtlokaal; triest de vernedering van het ontkleeden, ondanks een menschelijk woord.". "Het volk : dagblad voor de arbeiderspartij". Amsterdam, 1931/01/31 00:00:00, p. 13. Geraadpleegd op Delpher op 06-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011113783:mpeg21:p013
"Het volk : dagblad voor de arbeiderspartij". Amsterdam, 1931/01/31 00:00:00, p. 13. Geraadpleegd op Delpher op 06-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011113783:mpeg21:p013
Om kwart over zes liet een verlossend klopje op bet bureau-raam ons binneo
De weg naar warmte en voedsel zou lang zijn l De oude klanten waren spoedig weg, gewapend met het politie-briefje. dat noodig is om toegang te krijgen tot „Hulp voor Onbehuisden". Wij, nieuwelingen in de armoe, deden er een half uur langer over. De dienst-doende agent had ons correct te woord gestaan, kort maar beleefd.
„Wachten in de gang. heeren." Men beseft eerst reent, wanneer men siofelverregend wacbt op een hed-en;eten-voor-niets, hoe goed het 'n mensch doet „heeren" genoemd te worden. Wij hebben het dien avond nog dik. wijls tot elkander gezegd toen wij ons blik eten kregen en later, toen wij wegdoken onder de dekens van het naeht-asyl '. Zoo'n enkel woord beurt je op; zoo'n woord, dat niets k05t...... en dat je toch eyen eën glimp van hoop geeft. ' Ik weet zeker, dat de agent er geen bedoeling mee had. Hij zegt ' het waarschijnlijk altijd. Juist daarop. ,/: Voor dat eene woord zijn ik en m'n maatsvan-een-nacht je dankbaar, agent!
"De eerste stappen.". "Het volk : dagblad voor de arbeiderspartij". Amsterdam, 1931/01/31 00:00:00, p. 13. Geraadpleegd op Delpher op 06-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011113783:mpeg21:p013
Toch doet wachten je kankeren. Vooral wanneer je wacht op een bed en een hap eten, die je niet hebt en ah je weet, dat een ander zit na te pluizen of je misschien nog wat op je kerfstok hebt en je dus geen rechten kan doen gelden op eten en slapen in vrijheid. Dan komen de gemoederen in opstand. : Hij stond in een blauw-katoenen broek te wachten als wij. Hij zou zóó uit de haven weggeloopen kunnen zijn en sloeg ruwe taal uit. Ziin vrouw_ en_ zijn kinderen konden hem niet schelen, zei hij......, bovendien, nou hij wegge.' gaan was kreeg zij ten minste ondersteuning ~Mooie toestand, ik bij Jonker*en zij thuis, r Staat een fijn hotel op de Geldersche kade, waarom kunnen wij daar niet naar toet Vierentachtig_ rnillioen heeft die fijne Lloyd gehad van mijn zweet en bloed nou staat 'r een reuze hotel, waar niemand in mag. Rotzooi !" > : De jonge man,, tot .wien-klaarblijkelijk deze woorden gericht'% «tori en dié er zeer" behoorlijk uitzag met zijn grijzen jekker en zwartig»? poetste schoenen, waaruit telkens een beetje" water siepelde, zei niets terug, rfij voelde zich blijkbaar even vreemd als wij, die ook niets zeiden.; Af en toe rilde hij...j.. van de kou misschien of van het leven. -■ ■ " En wij. wachtten. Tot ook ons het verlossende briefje werd tóe* geschoven. Kwart voor zeven.
"Kankeren.". "Het volk : dagblad voor de arbeiderspartij". Amsterdam, 1931/01/31 00:00:00, p. 13. Geraadpleegd op Delpher op 06-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011113783:mpeg21:p013
In den boek van de 2e Constantijn straat, een dood stuk straat, aan het einde' waarvan de wereld schijnt op te houden, begint voor ons'het leven.
Daar wachten voer én een warme st£ll. En toch loopen, wij niet harder, want wij zijn deemoedig en schuldbewust, omdat wij geen geld hebben. En geen huis. Wij leven toch van anderen, die. liefdadig zijn? Haastige menschen gaan langs ons. Hier en daar staan zij nog even op de straathoeken te praten, om dan vlug afscheid te némen. Zij moeten'naar huis. God, wat een rijkdom ligt nu ineens in*'dit woord. Huis! Wij hebben er geen en gaan naar het huisvoor-allemaal. Achter in die donkere straat. ' Het scherp-gepunte houten hek glimt van den regen, die ons steeds natter maakt. Siovele figuren, die van verschillende "punten nier. zijn samengekomen, vormen een lange rij, vijftig, zestig man en een paar vrouwen. En weer wachtten wij. Geduldig!
. Wij kunnen elkanders gezichten niet'zien en hebben daar ook geen behoefte aan. Toch praten wij met elkaar, de oude Jonker-klanten, die gauw een plaatsje stelen, als wij niet uitkijken ende nieuwen, die nog wat schuchter doen. Maar morgen zullen wij het ook weten en. op onze beurt een plaatsje stelen. ' Eén voor één, langzaam aan, komen wij voor het hei-verlichte.'loketje, dat je even knipperen doet met de oogen. Er zijn stevige tralies voor gespannen. Een smalle sleuf geeft ruimte om de politie-kaart naar binnen te schuiven, waar een grijs heertje nog een paar vragen stelt. Naam... geboortedatum... vak... Even flitst ons door het hoofd: ons adrest Wij kunnen nog glimlachen, wij, voor wie dit alles „snielerei", avontuur, interessante belevenis; i.*. Maar clie anderen 1 Die man voor me en- die man achter me, en die man. die daarachter staat en die man, die al naar binnen is 7 Die mensehen; ■ die geen adres hebben, wier adres...... de straat i 5..... of Jonker ! Nu zijn wij geen menschen meer..;... geen menschen met namen. Wij zijn nummers geworden, hetjtoegeschoven rond-koperen olaatje met het ingèprikte cijfer zegt het ons. Het zal wel noodig zijn voor de administratie en andere belangrijke dingen en wij stellen er ook geen prijs op bij den naam afgeroepen te worden...... straks, als we „opgenomen" zijn. Maar tóch zijn wij „nummers" geworden...
In. het onverwarmde steenen wachtlokaal; half ontkleed wachten de stumpers op, hun verplichte bad en ondergoed-inspectie.
"De stal roept!". "Het volk : dagblad voor de arbeiderspartij". Amsterdam, 1931/01/31 00:00:00, p. 13. Geraadpleegd op Delpher op 06-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011113783:mpeg21:p013
Door den tuin gaan wij naar achteren. Een groot, grijs gebouw rijst vóór ons uit de duisternis op. Links en rechts staan de barakken van het Buitengasthuis ellende-bergplaatsen als dat, waar wij heen op weg zijn. De atmosfeer is èr wel.
De verpleegsters, wier dienst om i 3, gaan naar huis Onder het voorbijgaan groeten zij, opgewekt.
— Goeden avond, heeren!.. — Goeden avond, zuster! Wij kennen elkander-niet. Toch groeten zij, omdat zij weten, dat wij „van Jonker" zijn, wij of anderen, morgen, overmorgen. Wij zijn voor haar allen gelijk. ' ' — Goeden avond, heeren! " : Als wij éven luisteren, hooren wij achter ons denzelfden groet tegen elk van ons. En wij verheugen ons, oprecht, dat er geen onvertogen woord wordt, zooals verpleegstertjes maar al .te dikwijls hooren moeten in de beschaafde stad, daar achter de zwarte pijlers van het houten hek......
De politïe-kaart wordt ingewisseld tegen een „slaapnummer".
"Nog een lichtstraal". "Het volk : dagblad voor de arbeiderspartij". Amsterdam, 1931/01/31 00:00:00, p. 13. Geraadpleegd op Delpher op 06-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011113783:mpeg21:p013
.'v ' ' * ' . De weg naar,voedsel' en warmte is lang. En vol hinderpalen. Het is nu halfacht geworden en wij hebben nog weinig anders gedaan dan wachten en 100 pen...... in den regen, waartejjen slechts enkelen in het rijke bezit van een jas zijn Maar nü staan wij dan toch op den drempel van „het huis", een lage, grijs-grauwe loods achter het groote gebouw. Een der mannen, die na ons gekomen is, heeft ons den weg gewezen de donkere, slijkerige paden. Of we'hier voor het eerst zijn? t— Nou ja, schaam je er maar niet voor. Je. zit er nu.eenmaal in. En 't is beter dan het Vondelpark......"
Een beetje srhuw blijven wij in den ingang staan, niet goed wetend wat te doen. Niemand slaat graag een flater. Maar er blijken meer nieuwelingen te zijn, die nog. wetrwijs gemaakt moeten worden en een vriendelijke bediende helpt ons op streek. Hoed of pet en schoenen _fa~?ten afgegeven worden. In ruil daarvoor krijgen we een groflinnen rak, een blauwen handdoek, nachtgoed en een paar trijpen pantoffels. — In den zak doe je je kleeren. Alles. Afgeven als je in het bad geweest bent. Nnmmer aan den uak vastmaken", luiden de korte, doch in prettigen toon gedane instructies. Door de koude gang verdwijnen wij nu in het wachtlokaal. Een,paar mannen..in.bespottelijk lange hemden, waaronder trijnen-pantoffelvoeten. nauwelijks uitkomen, sloffen laners,-ojir heen. Zouden., wij >er."straks ook zó&~uitzienT Zóó?:.
Een gevoel om in lachen uit te barsten bekruipt ons. God almachtig," wat.'n figuren! Lang sloeberen de hemden om de naakte bee-, nen en > tijven. En wijd, dat die . hemden rijn- In elk-hemd zouden drie mannen zich vrij kunnen bewegen. . Op den schouder vertoont zich een pikant decolleté .. 't Lijkt een erg-komische fi1m...... of. een operette-scène, waarom de zaal brullen moet. En juist als Funke en ik elkander aankijken en, de gewaarwording op elkanders gezicht, lezend, op het punt staan ,in een schaterlach uit te barsten, beseffen wij, dat het ernst i 5...... werkelijkheid...... en dat die menschen en wij. in die bespotelijke kleeren loopen moeten dezen nacht...... Bedeelings-menschen, voor wie het er immers niet op aan komt! ■ '
Het huisgewaad: geruite handdoek, hemd met eenzijdig décolleté en sloffen. ■
"Op den drempel.". "Het volk : dagblad voor de arbeiderspartij". Amsterdam, 1931/01/31 00:00:00, p. 13. Geraadpleegd op Delpher op 06-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011113783:mpeg21:p013
In het wachtlokaal zitten de mannen bijeen., te wachten tot hun nummer afgeroepen zal worden om te gaan baden. Koud en harteloos zijn de ruw-steenen muren, koud en harteloos , da steenen vloer, de houten banken langs de kanten. Geen plaat of teèkening langs den" wand geeft eenigen indruk van huiselijkheid: Slechts eenige orde-voorschriften bedekken de muurylakten en een verzoek om God's naam niet ijdel te gebruiken. Een . houten spuwbak 6taat in het midden van het hok ... De mannen zijn in druk gesprek gewikkeld. Meest verhalen van ontbering 01 van wat ze gedaan hebben den ganschen. langen dag. Slechts • een enkele door-gewinterde praat links en. rechts," beheerscht het gesprek, waaraan de nieuwelingea weinig deelnemen. Onze_ nette-jekker-kameraad van het Leidscheplein — wij hooren nu dat men zich aan verschillende bureaux kan melden — zit weg- . gedoken in een hoek, het hoofd tusschen do • handen. Af en toe schudt een rilling langs zijn jongen, gebogen rug . De man in blauw-katoenen broek kankert... zegt, dat hij wel zin zou hebben een krjrk te zetten... bij Begeer bijvoorbeeld... kankert op de Lloyd, die hem aan den dijk gezet tiesit, toen de millioenen er doorheen gejast waren..» • beurt op- Twee Groningers vinden elkaar... Een paar neger-jongens met lollig-zwart» snuiten kijken mismoedig voor zich uit... tn rillen... i • Nou komt de armoe voor den de.ir. Enkelen zitten zich reeds gedeeltelijk uit te kleeden... om des te gauwer «traks klaar te zijn voor den warmen kop, die in de slaapzaal • te wachten staat... De overhemden gescheurd, het ondergoed vaak aan flarden. Vodden zijn het veelal. - Het is ontzettend koud in het lokaal. Even , koud als buiten. Wij rillen. Er wordt druk gehoest.--. ■■■■■ >'<"{■ Een imbeciele jonge kerel komt tenig uit de badkamer. Hij heeft een biljet bij zich va gaat fijn naar den Zeeburgerdijk. zegt hij. -—Ja, fijn, zeggen we en nij lacht gelukkig. Anderen verdwijnen een voor een naar de badkamer. _ (Wordt vervolgd.i .
"In het wachtlokaal.". "Het volk : dagblad voor de arbeiderspartij". Amsterdam, 1931/01/31 00:00:00, p. 13. Geraadpleegd op Delpher op 06-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011113783:mpeg21:p013