• • DOODSE STILTE Mortepaai schrijdt tevreden henen. lil () il |)H 3 I Hij heeft weer een moord begaan. I 1 IVJI Rustig kan hij nu gaan slapen, Want zijn dagtaak is gedaan. Hij is met zichzelf tevreden, „Want/' zo mijmert Mortepaai, -,v,m «, „oop -Een pistool is nergens goed voor. 1 'P :»[Ba ÜB/\ SUOaiOA'IBBdjJjOUI En een dolk maakt geen lawaai."
De tijd : dagblad voor Nederland
- 14-03-1970
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrechtelijk beschermd. Op dit object rust auteursrecht.
- Krantentitel
- De tijd : dagblad voor Nederland
- Datum
- 14-03-1970
- Editie
- Dag
- Uitgever
- N.V. Drukkerij De Tijd
- Plaats van uitgave
- Amsterdam
- PPN
- 842127143
- Verschijningsperiode
- 1965-1974
- Periode gedigitaliseerd
- 1965-1974
- Verspreidingsgebied
- Landelijk
- Herkomst
- Koninklijke Bibliotheek C 236
- Nummer
- 40498
- Jaargang
- 125
- Toegevoegd in Delpher
- 20-11-2013
Advertentie
Gun U DE TIJD
ZATERDAG 14 MAART 1970
125 e JAARGANG No. 40498
NEDERLANDER WERD WERELDKAMPIOEN ZEEZEILEN: met windkracht 8 de spinaker op Van onze speciale verslaggever FRITS SUÈR
TIENDUIZEND Nederlanders komen regelmatig uit in zeilwedstrijden op zee. Nederland bouwde in deze avontuurlijke sport een grote traditie en goede naam op. Maar opzienbarende resultaten waren toch zeldzaam. Slechts één Nederlander bereikte de hoogste eer. Hans Kortekaas (31) was die enige Nederlander,, die in het zeezeilen een wereldkampioenschap veroverde. OfficieuS weliswaar, want evenals tennissers kent de zeezeilerij geen officieel wereldkampioenschap. Als zodanig wordt nu aangeduid het winnen van de kwr.rttoncup, een serie van vijf wedstrijden. In 1968 won Kortekaas die cup met zijn bemanning Wim Kuijt en Dik de Kat in de supersnelle boot Piranha 11.
1968 was trouwens toch het topjaar x'oor de Wassenaarse zeiler. Hij werd toen ook Nederlands kampioen klasse IV, RORC, en behaalde de eerste plaats in de Kieler Woche uit een veld van 150 boten. De vijze waarop dat gebeurde is een stukje historie in de reilsport. „Dat was een geweldig" ervaring. Er stond windkracht 8. Slechts twee jachten hebben gespinakerd. Een van die twee waren wij. Ze praten er nu nog over. Dat voordewindse rak had een lengte van 45 mijl. In nog geen vier uur legden wij die afstand af. De snelheid was zo groot dat het water via de zelflozende buizen omhoog spoot. In die periode heeft bemanningslid Douwe Gaastra driemaal geprobeerd soep te koken. De eerste keer rolde de pan soep het vooronder in. De tweede keer viel de pan op de kaarttafel, en de derde keer kreeg Gaastra de pan soep zelf over zich heen. Toen heeft hij het maar opgegeven. Toen wij bij het lichtschip Fehmambelt overstag wilden gaan kon de spinaker niet meer los. We hebben hem met een mes moeten lossnijden. Toen dat gebeurde waaide het zeil recht op het lichtschip af. Daar zit het nog steeds op".
De enige wereldkampioen zeezeüen die Nederland tot nu toe heeft opgeleverd: Hans Kortekaas (links) met zijn bemanningsleden Dik Bellinga en Wim Kuijt.
Levensgevaarlijk
Hans Kortekaas — oud-journalist van het ANP — Ring na enkele Jaren plassenzeilen in 1959 de zee op. Zijn eerste boot was een oude bak van 1902. „Het ding was zo oud, dat het dek nog met linnen bespannen was. Bij een beetje wind stond dat zeil bol. Het was eigenlijk onverantwoord om ermee de zee op te gaan. Maar we deden het toch. Eerst naar Ramsgate, toen Frankrijk, weer Engeland en toen naar huis. Levensgevaarlijk. De hele reis stond er iemand aan de pomp. Ga dus maar na. Je hebt het dan natuurlijk wel te pakken. Na een zo'n keer wil je niet meer terug op de plas. Er xijn te grote verschillen. Vooral de ruimte. Als ik op een plas al na vijf minuten overstag moet geeft me dnt een benauwend gevoel. Op een plas mis je ook de stroming van het water, de beweging. Er is geen getij". Afgezien daarvan is er natuurlijk ook het avontuur. De lange zeilwedstrijden van enkele honderden mijlen, zoals de Fastnetrace (600 mijl) spreken tot de verbeelding. De zeilers zijn dan soms een week onderweg. Het roept onwillekeurig herinneringen op uit de „gouden" dagen van de Nederlandse zeevaart. Toch is de romantiek er voor Kortekaas wel af. „Ik weet niet waarom ik het nog doe. Het zal een koorts zijn. Eind van het seizoen heb je er schoon genoeg van, maar in het voorjaar kan je het toch niet laten, hoewel het een koud, smerig en ongezellig karwei is. Die mooie zonsondergang heb ik nog nooit gezien. Trouwens die zie je niet in al je ellende".
Debuut
In 1963 maakte Kortekaas rijn debuut als wedstrijdzeiler in de Hoek van Holland-Harwich-race. Twee jaar later kocht hij een eigen wedstrijdbc'jt. „Vanaf dat moment was het zes, zeven maanden per jaar varen. Zes weken voor de eerste wedstrijd waren we al aan het trimmen. En dan 's avonds wat conditietraining. Hardlopen hier op Duinrel. Een goede conditie is enorm belangrijk. De meeste van dit soort wedstrijden worden beslist tussen drie en vijf uur 's nachts. Overdag kan iedereen het wel bijhouden, maar 's nachts komt de vermoeidheid. Dat wordt iedere dag erger. Er wordt aan boord nu eenmaal weinig geslapen. Dan komen de momenten waarop conditie de doorslag geven. Dat zijn die momenten waarop anderen minder nauwkeurig te werk gaan, wat langer wachten met uitreven als het" hard gaat waaien, langer wachten met het opzetten van de spinaker. De winst moet komen uit de manoeuvres". Maar de conditie van de zeiler kan nog zo goed zijn, ook Kortekaas ls ervan overtuigd, dat het succes zal uitblijven als de zowel het schip als mede-bemanningsleden niet voor honderd procent in orde zijn. „Voor iedere wedstrijd moet je het schip van top tot teen controleren. Het mag niet voorkomen dat er tijdens de wedstrijd een touwtje breekt. Je moet blindelings kunnen vinden wat. je nodig hebt. Eigenlijk kan je ook nooit zeggen: ik heb gewonnen. Het is het team van bemanning, dat volledig op elkaar moet zijn ingespeeld. Met goede manoeuvres en een goede navigatie maak je de meeste winst. En dat is teamwork, waarbij iedereen .weet wat hij moet doen zonder dat er iets wordt gezegd". Kortekaas had zo'n goede bemanning. Afwisselend zijn het Wim Kuijt, tweemaal Nederlands kampioen in de Spankerklasse, Dik de Kat, vroeger FD-zeiler, Douwe Gaastra en Dik Bellinga. Deze mensen wonnen in 1968 maar liefst 21 van de 23 wedstrijden.
Altijd plaats
Een goede bemanning is zeldzaam. Voor een jongen die op zee wil zeilen is er als bemanning altijd plaats. Kortekaas: „Het moet natuurlijk wel een plassenzeiler zijn. Zo'n jongen moet enige ervaring hebben. Immers de schepen worden steeds meer gezeild als een plassenboot, zodat de plassenzeiler als bemanning zeer gezocht is". Gevaarlijker is het zeezeilen zeker niet, meent Kortekaas. „Niet gevaarlijker als andere sporten. Je moet alleen je verstand gebruiken en niet de zee op gaan als er windkracht 10 wordt voorspeld. Als alles goed vastzit kan er verder weinig gebeuren". Het zeezeilen blijft een vrij kostbare hobby. Hans Kortekaas gelooft dat men vanaf 15.000 gulden een zeewaardig jacht in de klasse 4 op de kop kan tikken. Volgens Kortekaas de enige klasse waarin voor Nederland toekomst zit. Wedstrijdzeilen in grotere klassen is een niet meer te betalen zaak. In de klasse 4 komen er jaarlijks meer dan honderd geregistreerde schepen bij. Meer concurrentie dus. Niet voor Kortekaas. die zich in feite uit de wedstrijdsport heeft teruggetrokken, omdat zijn publiciteitsbureau hem geen tijd meer overlaat. „In 1970 doe ik maar een paar wedstrijden. Zuiver voor mijn plezier. Dat worden de Flevorace, de Zeelandwedstrijden en Hoek van Holland-Harwich. Dan heb ik nog twee uitnodigingen voor Amerika. Namelijk de Mc Kennac-race, over de grote meren en in Florida de Southian Ocean Eacing Circuit. Maar ik betwijfel of ik er aan toe kom". Nederland heeft dus weer een kampioenskandidaat minder.
DROOM VAN IEDERE WATERSPORTLIEFHEBBER Water biedt nog ruimte Van onze speciale verslaggever JAN VAN HOOF
AMSTERDAM, 14 maart — Eigenlijk is het even beangstigend als mooi zo'n watersporttentoonstelling als de HISWA in de Amsterdamse RAI. Honderden glanzend nieuwe boten en honderdduizenden bezoekers, van wie er slechts weinig tot kopen in staat zijn, maar die er ongetwijfeld allemaal van dromen eens schipper op een eigen boot te zijn, als hun welvaartsserie ij skast-televisie-auto-eigen huis eenmaal compleet is. En ieder jaar komen er meer; bezoekers en boten. De fabrikanten en verko-
pers wrijven zich uiteraard vergenoegd in de handen. Hun tentoonstelling is al gegroeid tot de grootste van de wereld. Er is een rooskleurig uitzicht op nog veel meer handel. Maar als buitenstaander vraag je je af waar we heen moeten met al die boten.
Scherende zeiljachten op een van onze meren, een beeld waarvan de echte watersportenthousiast het water in de mond krijgt
Rijen dik liggen de pleziervaartuigen zomers in het pittoreske haventje van Medemblïk dat erg gewild is bij de IJsselmeervaarders.
Geen gebrek
Natuurlijk, aan water geen gebrek in ons kikkerlandje. En er wordt voortdurend meer geschikt gemaakt voor de watersport. Nieuwe dijken in Zeeland sluiten de woeste zee en het getij buiten en dank zij de nieuwe polders worden stroken van het IJsselmeer ook geschikt voor de mooi weer zeilers. Op het water is nog ruimte. Toch is de slogan waarmee we daarvoor vroeger reclame maakten allang verdwenen. Want er is niet meer overal voldoende ruimte op het water. Bekende watersportgebieden als De Kaag en de Westeinder Plassen zijn in het vakantieseizoen en op zomerse zondagen — ondanks het beschikbaar komen van nieuwe watersportgebieden — overvol.
Ver zoeken
De ruimte en de rust op het water moet men als westerling inderdaad ver zoeken. In Zeeland, op de Randmeren van het IJsselmeer of op de Friese meren. Maar kennelijk is niet iedereen daartoe bereid. De meesten willen hun boot zo dicht mogelijk bij huis hebben. Zij hebben geen zin om zondags zes uur achter het stuur van hun auto te kruipen, gestoofd door de zon en zich ergerend in lange files.
Het liefst nog leggen ze hun boten vlak voor de deur, naast de auto, zoals veel Amsterdammers (Waarschijnlijk zal het overal elders wel hetzelfde zijn). In de Admiralengracht in Amsterdam echter lagen vroeger een handvol motorbootjes. Nu is hun aantal gegroeid tot over de honderd. Behalve dat hun bezit binnen handbereik ligt. hebben de eigenaars ook een goedkope ligplaats, want ze betaleri jaarlijks slechts een paar tientjes havengeld aan de gemeente. In een jachthaven zijn ze — als er ruimte is — een paar honderd gulden per jaar kwijt — tien tot twintig gulden per vierkante meter — afgezien van de winterberging, ook gauw een 20 gulden per vierkante meter. De meeste gracht-parkeerders laten hun bootjes 's winters gewoon liggen. De Randmeren van het IJsselmeer — Veluwemeer en Gooimeer — en ook de Zeeuwse meren zijn, ondanks hun gunstige ligging ten opzichte van tal van bevolkingscentra, nog minder in trek dan werd verwacht. Vooral eigenaren van motorjachten vinden deze watersportgebieden saai. omdat ze zo weinig afwisseling in het landschap bieden. Lange, rechte zeedijken en kaal polderland in Zeeland en de grote plassen water van de Randmeren met weinig ligplaatsen, vervelen snel. Tochten langs pittoreske stadjes en dorpjes op bevaarbare afstand, zoals in Friesland met zijn. afwisselend landschap, zijn niet mogelijk. Gelukkig wordt er door de overheid naar gestreefd de Randmeren met eilandjes wat aan te kleden. Friesland wordt overigens spoedig beter bereikbaar voor de inwoners van de Randstad Holland als de nieuwe rijksweg door de Flevopolders gereed is. Dan rijdt men gemakkelijk in één uur van Amsterdam naar het Friese merengebied, dat voorlopig groot genoeg is om die te verwachten grotere belangstelling op te vangen zonder dat men voortdurend in eikaars kielzog vaart. In eerste instantie zal dat een verlichting betekenen van de druk op de bekende watersportgebieden in het westen van het land. Maar dat is slechts tijdelijk. De opengevallen plaatsen zullen ongetwijfeld spoedig weer worden bezet. De watersport-vloot groeit jaarlijks met ongeveer tien procent. F,r waren vorig jaar naar schatting al zo'n 78.000 boten, waarvan de zeilboten (46.000) de hoofdmoot vormden, gevolgd door de motorjachten (26.000), speedboten (4500) en vele visbootjes. En vergeleken bij 'n land als Amerika zijn wij als watersportgebied in feite onderontwikkeld. In de VS is het aantal jachten per hoofd van de bevolking tien maal groter dan bij ons. Het is te verwachten dat wij niet alleen met het autobezit maar ook met boten de Amerikaanse kant op gaan. In acht jaar tijd wordt een verdubbeling van de watersportvloot verwacht.