ADVERTENTIE Kijk eens naar de rente die wij geven en vergelijk daarbij de voorwaarden. U zult dan zien dat u bij ons een hoge rente maakt bij een zeer grote vrijheid. U kunt daarvan profiteren waar u ook woont. Want geld opnemen en storten kunt u op onze kantoren en spaaragentschappen, maar ook héél eenvoudig per giro. direct beschikbaar opzegtermijn eerste inleg vanaf bijstortingenvanaf rente f 1.000,— 2 weken f 100,— f 25,— 5K% f 1.000,— 12 weken f 100— f 100,— m% f 1.000,— 26 weken f 250,— f 250,— 6X96 1,2,3 of 5 ~ ~ ~ rente jaarlijks jaar vast f 1.000,— f 1.000,— 7~8/*+ Voor méér rente van uw geld. 'f HERTOGENBOSCH, Hoge Steenweg 27-31, Tel. (04100) 22321, Postgiro 1117570. EINDHOVEN, Keizersgracht 17, Limburglaan 20A. Tel. (040) 27442, Postgiro 1130570. TILBURG. Stationsstraat 17, Tel. (04250) 38745, Postgiro 1140570. VUGHT, Van Voorst tot Voorststraat I, Tel. (04100) 34775, Postgiro 1104500 PMfWW MM —mw
De tijd : dagblad voor Nederland
- 17-10-1970
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrechtelijk beschermd. Op dit object rust auteursrecht.
- Krantentitel
- De tijd : dagblad voor Nederland
- Datum
- 17-10-1970
- Editie
- Dag
- Uitgever
- N.V. Drukkerij De Tijd
- Plaats van uitgave
- Amsterdam
- PPN
- 842127143
- Verschijningsperiode
- 1965-1974
- Periode gedigitaliseerd
- 1965-1974
- Verspreidingsgebied
- Landelijk
- Herkomst
- Koninklijke Bibliotheek C 236
- Nummer
- 40680
- Jaargang
- 126
- Toegevoegd in Delpher
- 18-11-2014
Advertentie
KINETISCH OBJECT IN STEDELIJK Aan- en uitfloeper van Frans de Boer BEELD & spiegel BEELD
MAR JA EN FRANS de Boer Lichtveld hebben een gezamenlijk werkstuk geplaatst in de voorhal van het Amsterdamse Stedelijk Museum. Het is een „kinetisch object", maar niemand hoeft nu te schrikken, want dat is maar een naam. Het ding is vervaardigd uit geannodiseerd aluminium en persplex-glas van 1 cm dikte. De afmetingen zijn: 2.30 x 3.20 x 1.60.
Het is dus een fors geval, dat je niet zomaar even versjouwd. Het trekt onmiddellijk de aandacht, vooral 's avonds, omdat door de inwerking van het licht op een fotoelectrische cel, die naast het object is geplaatst het in werking treedt. Dat wil hier zeggen: zodra het donker begint te worden gaat het object licht geven. Het programma van de opeenvolging van het aanen uitgaan van de lichten is variabel, als gevolg van de motoren, die a-synchroon zijn. Ook dit klinkt ingewikkeld, maar het ding is dan ook geen traditionele sculptuur.
Frans De Boer Lichtveld, die al geruime tijd aan het bewijzen .is dat beweging in beeldende kunst een belangrijk aandeel kan leveren in de eigentijdse aantrekkelijkheden, heeft met dit object zijn van huis uit „barokke" en „romantische" vindingrijkheid aan de strenge wetten van de kinetica getoetst, terwijl zijn Marja met ongelooflijke precisie voor het evenwicht tussen
idee en uitvoering heeft gezorgd. De regulerende invloed van de vrouw. Er zit een hele theorie achter hun objecten. Het zijn opvattingen, die de verlustiging van het zakelijke, economische en technische leven van alle dag aan de oppervlakte brengen.
NEEM HET OBJECT, dat in het Stedelijk Museum staat. Het heeft een bestemming na deze tentoonstelling. Hel wordt in- en aangebracht in het nieuwe zwembad in Leidschendam (architect Carel Frenken), dat op 1 november geopend zal worden. Het ding is
bouwkundig aangepast aan de buitengevel van dit zwembad en wordt aangesloten op de technische installaties van het gebouw (o m. de luchtverversingssystemen), waarvoor het als een soort prettig scherm dient. Dat betekent, dat nu eens niet die vervelende roosters en fantasieloze uitlaten als een noodzakelijk functioneel kwaad te zien zullen zijn, maar dat, zonder de functie van de technische installaties in een gebouw te willen onderschatten, het anders geregeld wordt dan men gewend is en ook nog eens op een aantrekkelijke en tot de verbeelding sprekende manier. Een dergelijk idee heeft De Boer al in grote lijnen opgezet voor de Amsterdamse metro. Dat zou inderdaad iets fantastisch zijn. Het materiaal, hier aluminium en perplex, is niet kapot te krijgen. De „ijzersterke" plannen van de beide kunstenaars (28 jaar) zijn de moeite waard overdacht te worden, al is het nog zo vroeg dag. Men moet dan echter wel bedenken, dat zij, wanneer de gemeente er iets voor zou voelen, ingeschakeld . moeten worden vanaf het eerste begin, zoals zij dat ook werden bij het zwembad, waarvoor zij tijdens de uitvoering bouwvergaderingen hebben bijgewoond (tot 29 oktober).
Pieter Defesche bij een van zi;n recente schilderijen in Amsterdam.
In de hal van het Stedelijk Museum te Amsterdam is dit kinetisch object van Frans en Marja de Boer Lichtveld opgesteld.
Pieter Defesche
PIETER DEFESCHE is in Amsterdam terug. Als een van de talentvolle schilders uit het Limburgse kwam hU jaren geleden naar Amsterdam, toen menig zuiderling er meer voor voelde in deze stad opleiding en vorming te voltooien en de sprong te wagen naar het vrije kunstenaarschap dan in Maastricht. Defesche woont weer in Limburg sinds hij vanuit zijn gewest het verzoek kreeg naar Maastricht te komen en daar op de Jan van Eyckacademie voor te gaan in kunst. Een eervolle opdracht. Maar Defesche heeft zich zo opgesteld, dat hij vanuit de veranderde mentaliteit die zowel op de Amsterdamse als op de Maastrichtse academie langzaamaan te bespeuren valt, werken wil en niet alleen voor anderen maar óók voor zichzelf. Hij verdrinkt dus niet in het lesgeven, maar duikt op geregelde tijden op als exposant. Zoals nu hij Galerie Magdalena Sothmann in Amsterdam. Deze worm van kiezen wordt ook in zijn werk duidelijk als men het zou vergelijken mot wat Cobra heeft gedaan. Defesche blijft zichzelf in die zin, dat Cobra-invloeden nu zijn verwerkt tot een eigen de kracht van ren zuidelijk kleurstelling heeft behouden. Die „Hollandse" Limburgers hebben bijna allemaal de laatste echo's van hun directe voorgangers (rondom Charles Eyck en Henri Jonas) nooit helemaal uitgebannen terwijl zij van do andere kant de enorme impulsen van Cobra en het experiment op een ïntrensieke wijze verwerkt hebben. PIETER Defesche woont en werkt in Limburg. Maar in Amsterdam heeft hij nog een atelier. Die scheiding van werkzaamheden moet hem ingegeven zijn door het inzicht, dat hij, ofschoon een solist, hot contact met een bepaald klimaat niet loslaten moet. Een groot stuk aanleiding tot schilderen vindt hij in het Spaanse landschap. Dat laadt hem op telkens weer te proberen tot een waarachtige schilderkunst te komen, die op informele wijze getuigt van een geweldige kijk op wat schilderen in onze tiid nog kan betekenen. Emotie en dramatiek worden gedwongen in verf, vorm, spanningsveld. Zijn tentoonstelling in Amsterdam duurt tot het einde van deze maand. FRANS DUISTER
Het begin van een nieuwe groep HEIJERMANSTONEEL OPRECHT GOED uit de KUNST
APPLAUS al bij het opgaan van het doek. Voor het decor van Wim Vesseur. En na het eerste bedrijf twee mensen tegen elkaar: „Wat een prachtig decor." Had het spel hen dan niets gedaan? Misschien vonden zij alleen nóg mooier.
Gespeeld werd: „De opgaande zon" an Herman Heijermans — het stuk
over de kleine middenstander rond 1900, die kapot gaat aan het opkomende warenhuis. En aan dat eerste bedrijf was echt wel al te zien, dat het nog altijd de moeite waard is Heijermans te spelen.
De voorstelling werd gegeven door de nieuwe stichting „Nederlands Toneel", die, zegt zij, met opzet een werk van Heijermans gekozen heeft als start van haar aktiviteiten omdat zij hem beschouwt als een van de grootste toneelschrijvers, die Nederland heeft voortgebracht. En dat is zo. Er was ook niet alleen aan het decor veel zorg en liefde besteed, aan de voorstelling net zo, door allen die er aan gewerkt hebben. Als je dat zo duidelijk ervaart, ben je al voor een groot deel gewonnen. Ook was het een > voordeel, dat het toneel was zonder' sterren en zonder sterallures. Want er l is toch wel goed toneel te maken zonder hen, en dat was dan hier onder regie van Jack Dixorj in nauwkeurige samenwerking ook gelukt. De wereld van Heiiermans was ei en de mensen erin leefden, en dat is uiterst belangrijk. Moet ik nu zeggen, dat het misschien toch geen voorstelling is voor een verwend publiek? Ik ben bang. dat ik ook nogal verwend ben, maar ik heb wel geboeid zitten kijken. Ik vermoed dat er ook in Amsterdam heel wat publiek voor te vinden is. Want het geheim van deze voorstelling is misschien wel. dat het eerlijk toneel was. Dat wil zeggen: geen toneel van mensen, die op hun gevoel spelen of uit hun voorraad trucs handig de luiste affecties kiezen, maar die elke handeling zorgvuldig en kundig uitgewèrkt hadden en dat goed spontaan hadden weten vast te houden. Een goed begin. ANDRÉ RUTTEN lierman Heljermans: De opgaande zon. llegie: Jack Dixon. Decor en costuums: j Wim Vesseur. Spelers: Johan te Slaa.j Fien Berghegge, Etha Co.ster, Ad Noy-,
ons. Hetty Barser, Jan Wegter, Jeanine Berger. Cok Henneman, Aci van Gessel, Niek Engelschman. John Smit, Henk Admiraal, Rob van Hork. Stichting Nederlands Toneel, Schouwburg Orpheus. Apeldoorn, 16 okt. 1970.
DE PRIJS van de Culturele Raad van Zuid-Holland is voor 1970 toegekend aan de Leidse Volksuniversiteit K en O voor de voorbeeldige wijze, waarop deze volksuniversiteit door haar stimulerende activiteiten met medewerking van zeer velen het volksontwikkelingswerk voor Leiden en omgeving heeft opgebouwd. NOG TWEE LEDEN van het Roemeense Staatsballet zijn door de politie als vermist opgegeven. Hiermee is het totaal aantal verdwenen dansers gekomen op drie binnen drie dagen. Een 21 jaar oude danseres wordt sinds dinsdag vermist. De politie gelooft dat dc drie of Griekenland in het geheim hebben verlaten of zich verborgen houden om
El Camacho, de ziel van grootse flamenco
EL CAMACHO heet hij Zeer klein en tenger, een hoekig gezicht met een grote neus. Lang haai met een scheiding in het midden. „Een kind van wilde zigeuners, die vanaf hun eerste passen zich wijden aan de flamenco"
meldt het programma-boekje van de veertiende Fiesta Gitana. Met een niet; te beschrUven hartstocht klapt hii de j ritmes waarop danser zich moet j bewegen. Met zUn stem die zo rauw is als biefstuk, schreeuwt hU dc liederen uit. Zijn ogen kleven zich vast aan de danser, zijn hoofd strekt zich naar voren, waardoor de neus nog verder vooruit steekt; hij lijkt een roofvogel die zijn prooi langs hypnotische weg onder invloed tracht te krijgen. En dan ineens barst de flamenco-danser in een hartstochtelijke dans uit; zijn korte kreet wordt overgenomen in een hartverscheurende vreugdekreet van de; zanger. Enkele minuten duurt die j climax en dan is het afgelopen. In deze groep, die anderhalve maand, lans in alle hoeken en gaten van Nederland optreedt, is El Camacho de „Spielmacher". Hij jaagt de gitaren op tot de rand van het mogelijke, sist tegen de danseressen als die in de cuadro flamenco na de pauze de aanmoedigingen op verkeerde momenten uiten, kortom hii is de ziel van het feest EEN PRACHTIGE groep, voornamelijk nieuwe gezichten voor ons land. maar er is een oude bekende: Curro Velez, een koning van een danser, die zich onder een achterwaartse hoek van zeventig graden, fel en magisch over het podium beweegt. El Camacho en hij zijn een zeldzame eenheid. Bij de vrouwen de bijzonder blijmoedige Isabel Romero streng en zuiver in haar stijl van dansen. Tussen haai en La Gitana Ye-Ye ligt een wereld. Want La Gitana Ye-Ye zingt de rumba even graag als een popsong. In haar dansen neigt zij duidelijk naar de showbewegingen van de popwereld. Maar fascinerend is zij wel. En dnn is daar nog La Pelua. Een wilde tante, dochter van de zigeunerkoning van Spanje meldt het programmaboekje. Zij danst een rumba on blote voeten, onbeheerst, rauw, terwijl zij een lied van liefde en verdrie* uitzingt: • „Als mijn man niet komt, kan het me allemaal niet meer schelen". „Ah, Pelua" reageren de anderen die in een halve kring om de dansvloei zitten, „trek het je niet aan'. EEN FEEST vol elementaire driften en gevoelens, maar in een dusdanige vorm dat zelfs de nuchterste Nederlander in jubel bijvalt. De sfeer werkte bij de première in Den Haag ook bijzonder mee. In de foyer van het Congresgebouw zat het publiek aan tafeltjes met sherry of sangria. en met tapus (kleine hapjes) rond het podium. Dat zal in andere steden niet kunnen waar slechts een schouwburg met pluchen stoelen voorhanden is. Maar daar hoeft men gelukkig ook niet het Nederlandse dansorkestie te slikken dat vooraf en in de oauze slijmerige slowquick-quick-slovv deuntjes staat te produceren En daar kan op worden gedanst. In Den Haag stond het podium vol. Als ie dat ziet schaam je je over zulke logge lichamen. De gitaristen van de Fiesta lachten een beetje op de vraag hoe zij ttgen de combinatie aankijken. Na enig aandringen willen ze wel toegeven dat ook wat raar te vinden. In de tournees door Noorden Zuid-Amerika en Engeland kwam dit niet voot Achteraf blijkt dat het een dringende wens was van de directie van het Congresgebouw. Werkelijk een aanfluiting. Fiesta C.itana blijft tot en met 24 oktober in Den Haag. Verdere data: Amsterdam Kleine Komedie 23 en 24 (nachtvoorstellingen). 25 (matinee en avond) oktober. 6 en V (nachtvoorstellingen) november; Rotterdam Doelen Kleine Zaal 27 t/m 30 oktober en 7 november; verder lo.sst voorstellingen in Venray, Winterswijk. Eindhoven. Nijmegen, Utrecht. Leiden. Hilversum. Drachten, Velsen, Hengelo. Tiel, Delft, Maastricht, Helmond Amstelveen, Haarlem, Heerlen en Roosendaal. FRANZ STRAATMAN
El Camacho
Tegenwicht
EEN DIEPGAAND en wetenschappelijk onderzoek dat onlangs door dr. J. A. Heese ingesteld is, bracht echter aan het licht dat de „feiten" niet zo eenvoudig waren als ze op het eerste gezicht misschien geleken hadden. Niet alleen waren de meeste Duitse „stamvaders" veel later eekomen dan de Nederlandse, die toen a! een gevestigde bevolking hadden gevormd, doch zij waren ook grotendeels vrijgezellen die% dus met Nederlandse meisjes moesten" huwen. Bovendien, en dit was misschien wel de meest opzienbarende ontdekking van Heese, was de Nederlandse immigratie in 1806 helemaal niet opgehouden en emigreerden in de eerste twintig iaa.- van het Engelse bewind meer Nederlanders naar Zuid- Afrika dan in de voorafgaande anderhalve eeuw onder de Compagnie. Als tegenwicht tegen de aankomst van Engelse weeskinderen werden er in het midden van de vorige eeuw zelfs op tamelijk grote schaal Nederlandse wezen naar de Kaap gestuurd en toen de grote landverhuizing naar Amerika begon, had een aantal landverhuizers besloten om liever naar Zuid-Afrika te gaan. Dit alles had het Nederlandse element geducht versterkt en Heese kwam dan ook tot de conclusie dat als men van 1806 wegbrak, en 1867 als uitgangspunt nam, de Hollandse bijdrage op ongeveer 35 pet. gesteld kon worden, de Duitse op 34 pet., de Franse op 13 pet. en de Britse op 5 pet. Hij was ook de eerste die over de niete-blanken bijdrage tot de samenstelling van het Afrikaanse volk cijfers verstrekte en berekende dat dit op bijna 7 pet. komt te staan. Vele, zo niet de meeste, tegenwoordige Afrikaners hebben dus ergens wel een niet-blank element in hun afstamming, wat aan een onbevooroordeelde bezoeker ook zonder statistieken trouwens wel opvalt. Voor het overige kan Nederland gerust zijn, we winnen nog altijd met 1 pet.
WAT HEESE niet in zijn berekeningen opnam, was de toevloed van Nederlanders na 1867. In de tijd van de Boerenrepublieken vormden duizenden Nederlandse emigranten als ambtenaren, onderwijzers, rechtskundigen e.d. de ruggegraat van het staatsbestel. De spoorwegen waren een Nederlandse maatschappij met van boven tot beneden een algehele Nederlandse personeelsbezetting. de befaamde „Kruger's Hollanders". Hun kinderen en kleinkinderen bekleden vandaag dikwijls vooraanstaande posities. Verwoerd was in Amsterdam geboren en verhuisde als kind naar Zuid-Afrika; Generaal Hiemstra, de opperbevelhebber van het Zuidafrikaanse leger is de zoon van een Friese onderwijzer; Dr. Op 't Hof, de secretaris-generaal van onderwijs is de zoon van een Zeeuw en zo kan men nog lang doorgaan.
Nederland heeft de grootste bijdrage tot het Afrikaanse volk geleverd, om taal en godsdienst nu maar buiten beschouwing te laten. Merkwaardigerwijze, doch zielkundig waarschijnlijk heel goed verklaarbaar, heeft dit misschien wel de grootste weerstand tegen Nederlanders in het leven geroepen, en een afkering van de Nederlandse taal verwekt. Een jong nationalisme wordt er nu eenmaal niet graag nan herinnert dat het in zijn wordingsjaren van anderen afhankelijk was en dat men het zonder die steun waarschijnlijk zelfs nooit had kunnen redden. Ondank is niet alleen een menselijk verschijnsel, men vindt het nog sterker in de verhouding tussen volken.
NIEUWE STUDIE OVER AFKOMST AFRIKANERS Nederland gaf grootste bijdrage tot Zuidafrikaanse volk
Van een correspondent
KAAPSTAD, oktober — De belangstelling van Nederlanders voor „de stamverwanten in Zuid- Afrika" dateert eigenlijk pas van het eind van de vorige eeuw. Daarvóór had men zich om de bewoners van de voormalige Nederlandse kolonie nooit bijzonder druk gemaakt. Afrikaners studeerden wel aan Nederlandse universiteiten, maar het gros van de Nederlandse bevolking wist ternauwernood van hun bestaan.
De Boerenoorlog bracht hierin een radikale verandering. De heldhaftige strijd van de Oranje-Vrijstaat en Transvaal tegen Engeland veroorzaakte in Nederland een golf van geestdrift voor Zuid-Afrika waarvan men zich vandaag ternauwernood nog een voorstelling kan maken. Hulp werd op grote schaal gegeven, boeken verschenen, Boeren-generaals bezochten ons land en tenslotte stuurde koningin Wilhelmina haar oorlogschip „Gelderland" om de verslagen president Paul Kruger veilig naar Nederland over te brengen. Het ging hiet immers, zo
geloofde men. om eisen vlees en bloed. Wetenschappelijk ging men ook aandacht aan de zaak geven. Kort na de Boerenoorlog publiceerde prof. 11. T. Colenbrander een boek „De Afkomst der Boeren", waarin hU na nauwkeurig onderzoek van de emigranten tot de conclusie kwam. dat de Afrikaners voor 50 pet. van Nederlandse afkomst waren. Het Duitse aand«'cl was 27 pet., het Franse 17 pet. en de rest fi pet. Na wat kleine herzieningen werden die percentages tot voor knrt nog wel als min of meer correct aanvaard.
OORSPRONKELIJK koloniale landen zien dit echter heel anders. In Amerika bijvoorbeeld heeft men ee-n zeer besliste cultus van de Angelsaksische afkomst en was men altijd beducht dat Zuid-Europeanen de overhand zouden krijgen, om van negers en anderen nog maar te zwijgen. In Zuid-Afrika was het vooral het Duitse element waarvoor men een toenemen-
de belangstelling krees,', niet zozeer omdat men er voor beducht was, doch .omdat men het zo graag wilde. Hoe die voorliefde ontstond is een ingewikkeld proces, waarin latente afkeer van de latere Nederlanders en bewondering voor de Duitsers door hun strijd in twee oorlogen tegen de Engelsen een rol speelden, maar ook subtilere factoren van invloed waren. Dit werd nog in de hand gewerkt doordat Duitse onderzoekers op dit gebied actiever waren dan Nederlandse.
Door de publicaties van Hoge en Schmidt kwam wel vast te staan dat de Duitse bijdrage door Colenbrander onderschat was. Na 1750 bestond het personeel van de Oost-Indische Compagnie vrijwel uitsluitend uit Duitsers, zodat van de 1391 aantoonbare Afrikaanse „stamvaders" 745 Duitsers waren. Wat betreft de Hugenoten bleek dat er omstreeks 1688 niet meer dan 200 naar de Kaap gekomen waren en dat hun invloed kennelijk overschat was.
Colenbrander baseerde zijn berekeningen op de toestand zoals die aan het eind van het Nederlandse bewind was en nam aan dat daarna weinig verandering plaats gevonden had.
Nu kan men natuurlijk zeggen: Wat doet hot er eigenlijk toe? Als wij in Nederland eens in onze samenstelling zouden gaan duiken zouden we ook een verbazende toevloed van vreemde elementen kunnen constateren: Hugenoten, Duitsers. Indonesiërs en nog veel meer. Kijk alleen maar naar onze familienamen. Niemand echter die er zich om bekommerd.
Zij die van deze feiten oppervlakkig kennis namen concludeerden er dan ook uit dat de Afrikaners dus grotendeels van Duitse afstamming zouden zijn en er verscheen zelfs een boekje van Minister Pirow waarin de Hollandse afstamming een „mythe" genoemd word. Daarbij draalde dan alle* om het fatale Jaar 1806 toen Generaal Janssens zich met zijn troepen aan de Engelsen overgegeven had waarmee, naar men aannam, aan de Nederlandse invloed voor goed een einde gekomen was.
Advertentie
Het kamp staat in een ring van staal. De Ambonezen beven. Zo wordt hier in regeringstaai het boek „Mijn Kamp" geschreven. CHRONOS