„Laten we wel wezen, ik ben nog niet weg. Ik draai nog een half jaar mee en dat zal een pittige tijd worden. We hebben straks verkiezingen, er komt een kabinetsformatie, we hebben te maken met een moeilijke tijd op sociaal-economisch gebied, een tijd die van een vakbeweging veel inzet vraagt en dan is er het fusiecongres dat goed moet worden voorbereid. Het is een periode die veel vergt voor de leiding van een vakbeweging. Nou, in dat proces draai ik gewoon voor de volle honderd procent mee, dat ben ik ook aan iedereen verplicht. Ik ga echt niet rondlopen met de gedachte: Op andere wijze voor de zwakken opkomen
wat kan mij nog gebeuren, ik stap er straks toch uit."
Voor Spits nieuwe taak werd afgelopen najaar de basis gelegd, toen Wim Spit met onder anderen Sjef Theunis, de algemeen secretaris van de Novib, een reis naar Bolivia maakte. „Je trekt tijdens zon reis veel met elkaar op, praat over allerlei zaken. Op een gegeven moment vroeg Theunis me of ik ervoor voelde iets bij de Novib te doen, zo is het eigenlijk begonnen. De functie die ik krijg ligt op het bestuurlijke vlak.
„Veel concreets kan ik over mijn nieuwe job nog met zeggen. Ik ga in Indonesië leiding geven aan team van Indonesiërs en Nederlanders dat bezig is met ontwikkelingsprojecten. Ik moet ervoor zorgen dat de zaken in organisatorisch opzicht zo soepel mogelijk lopen, contacten leggen, zorgen voor een goede rapportage — dat is zon beetje de grote lijn zoals ik me die ongeveer voor ogen staat."
"Pittige tijd". "Het Parool". Amsterdam, 1981/04/11 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ABCDDD:010847384:mpeg21:p019
"Het Parool". Amsterdam, 1981/04/11 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ABCDDD:010847384:mpeg21:p019
...
Afgelopen maandag bracht een verrassend nieuwtje: Wim Spit, vakbondsbestuurder van het zuiverste water, verlaat de vakbeweging en begint een geheel nieuw teven. De 56-jarige vicevoorzitter van de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) treedt in november in dienst van de NOVIB, de Nederlandse Organisatie voor Internationale Ontwikkelingssamenwerking.
Eind dit jaar vertrekt Spit met zijn vrouw — voorlopig voor een periode van drie jaar — naar het voor hem geheel onbekende Indonesië. Daar zullen zijn bekwaamheden als bestuurder garant moeten staan voor het soepel uitvoeren van ontwikkelingsprojecten. Ondanks een „bedonderd uitziende agenda" vond Wim Spit nog een gaatje voor een gesprek.
"PS INTERVIEW". "Het Parool". Amsterdam, 1981/04/11 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ABCDDD:010847384:mpeg21:p019
#9fh a,s v l* sluit °P 1 oktober een periode van Wil ko0« i^bondsbest--irder -f. Wi **thf:* ve«"bondsraad van het NKV Wim Xjöortef Als secretaris kreeg t\ i l»Mi Ki,les medezeggenschap, werkgele>f iL,'ll a„ e,eid «n consumentenaangelegen't C" iaa7llstus 1972 werd hii vice-voorzitter, W *ie iater voorzitter als opvolger van Jan "'Det a»tssecretaris van sociale zaken in °en uy, werToen het NKV (Nederlands Verbond van Vakverenigingen) op 18 december 1975 na een moeizaam proces kans zagen tot de Federatie Nederlandse Vakbeweging te komen, werd Wim Spit „tweede man" achter Wim Kok. die vanaf 20 september 1973 het NV V had geleid. Spit neemt afscheid op het moment dat de fusie van NKV en NW, een zaak waarvoor hij zich heel sterk heeft gemaakt, een feit zal zijn.
„Voordat ik ja zei tegen de NOVIB is er een lang proces van afwegen geweest. Dat is niet zonder moeite en emoties verlopen. Ik heb echt knopen lopen tellen: wel doen, niet doen. Toen ik maandag mijn beslissing bekend zou maken, was ik knap zenuwachtig en dat ben ik in mijn loopbaan zelden geweest."
Wim Spit. Geboren in Den Haag. Zoon van een vader die in de katholieke vakbondswereld een lange en respectabele staat van dienst opbouwde. Gehuwd, vader van vijf kinderen. Over ruim acht maanden inwoner van Boger-Buitenzorg in het voormalige Nederlands-Indie.
Wim Spit, iemand die model kan staan voor de vakbondsman-inhart-en-nieren. Zon man van wie „iedereen" dacht dat hij tot zijn pensioen zou blijven zitten waar hij al zo lang zat. „Ach ja, ik moet zelf ook nog erg wennen aan de gedachte dat ik hier (het FNVgebouw in Amsterdam-West, 8.8 r.) straks niet meer zal bivakkeren. Het afscheid zal me zeker niet in m'n kouwe kleren gaan zitten. Maar ik wil er geen drama van maken. Als je met pensioen gaat, en dat zou voor mij over een paar jaar het geval zijn, is het ook gebeurd met de koopman."
„Ik ben er nooit van uitgegaan dat ik de rit als vakbondsbestuurder tot het einde moest uitzitten, hoe verknocht ik ook aan dit werk ben. Het fusiecongres van eind september-begin oktober, ais NW en NKV definitief opgaan ln de FNV, beschouw ik als een prachtige afsluiting van een periode van meer dan dertig jaar. Een periode waar je je niet zomaar van losscheurt. Ik heb alles weet niet hoe vaak op een rijtje gezet. Het besluit om naar de Novib te gaan heb ik genomen nadat ik voor mezelf tot de conclusie was gekomen dat aan alle voorwaarden was voldaan om dat besluit met een gerust hart te nemen. Ik wilde vooral niet het gevoel hebben mensen of de beweging als zodanig op welke manier dan ook in de steek te laten. Nou, dat gevoel heb ik niet."
PAROOLFOTO FRANS NIEUWENBURG
"Wim Spit: 56 en vol durf". "Het Parool". Amsterdam, 1981/04/11 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ABCDDD:010847384:mpeg21:p019
„Ik zie die drie jaar heus niet als een vrolijk avontuur, als een loterij met uitsluitend prijzen en geen enkele niet. Het is per slot van rekening iets heel anders, een totaal ander leven. Maar ik durf de uitdaging wel aan."
„Naar mijn idee ligt het werk dat ik straks voor de Novib ga doen in het verlengde van wat ik heb gedaan en nog doe en ook in het verlengde van mijn taakopvatting van een vakbondsbestuurder. Opkomen voor de minder bedeelden — dat is ook de primaire taak van een vakbeweging. Een schild zijn voor de zwakken in de samenleving."
Een functie in de politiek of in het bedrijfsleven zou voor u niet aanvaardbaar zijn geweest?
„Kijk eens, politici zijn in zeker opzicht toch allemaal egotrippers. In de politiek speelt de mannetjesmakerij, de vrouwtjesmakerij een vele malen grotere rol dan in de vakbeweging en dat ligt me nu eenmaal niet. En dan: binnen de vakbeweging vindt een overstap naar de politiek weinig begrip, het komt over als carrièrejagerij. Ik vind dat je niet onnodig aanstoot moet geven. Dat laatste klinkt misschien wat bekrompen, maar dat kan me eigenlijk niet zoveel schelen, zo denk ik er nu eenmaal over. Je moet, dat is althans mijn mening, de mensen binnen de beweging, mensen die jou hun vertrouwen hebben gegeven, niet in verwarring brengen. Geen sfeer scheppen van: verrek, nou hebben we die kerel gekozen en bij de eerste de beste gelegenheid denkt hij alleen aan zichzelf.
En het bedrijfsleven, tja, ik vind dat je in een positie als de mijne het accepteren van een directeursfunctie niet kunt maken. O ja, er zijn mensen die daar heel anders over denken, die vinden dat zoiets moet kunnen. Dat mogen ze natuurlijk. Ik vind echter dat in dit verband niet alles maar moet kunnen."
De relatie politiek-vakbeweging? „Een vakbeweging moet in mijn opvatting niet partijpolitiek gebonden zijn. Ze moet haar onafhankelijkheid bewaren en altijd voor haar opvattingen kunnen opkomen, ongeacht welke politieke combinatie op dat moment aan de macht is. Dat vind ik in het belang van zowel de politieke partij als van de vakbeweging. Dat wil niet zeggen dat die beweging geen scherp oog moet hebben voor welke opstelling van welke politieke partij het duidelijkst in het verlengde van haar eigen opvattingen ligt. Daar hoeft die beweging zich absoluut niet voor te schamen, dat heeft niets met politieke voorkeuren maar alles met feitelijkheden te maken. Ook de vakbeweging ontkomt er niet aan op het politieke klimaat in te spelen en daar zoveel mogelijk gebruik van te maken om haar eigen doelstellingen te realiseren. Ze moet een grote mate van zelfvertrouwen en eigenwaarde hebben en niet denken dat de politiek alleen in staat is de betekenis van de vakbeweging te minimaliseren, al lijkt dat misschien wel eens zo, bij voorbeeld als er loonmaatregelen worden getroffen. De langste adem telt hoor en de vakbeweging hééft, als ze haar taak goed opvat, die langste adem."
De toekomst van de vakbeweging?
„De huidige situatie maakt het niet gemakkelijk, maar ik ben niet somber over die toekomst. De vakbeweging is meer dan ooit nodig. We worden geconfronteerd met een toekomst met problemen die niet op een vanzelfsprekende manier 'even' overwonnen zullen worden. Daarvoor is een enorme inzet nodig en daarbij kan niemand gemist worden. Het is een van de redenen waarom je, naar mijn stellige overtuiging, binnen de vakbeweging geen gescheidenheid kunt permitteren. De huidige situatie, zowel sociaal-economisch als politiek, dwingt tot eendrachtig, solidair optreden. Ik geloof daarin."
Uw samenwerking met Wim Kok? „Zo lang ik hem ken, heb ik een grote mate van affiniteit met hem gehad. En hij ook met mij, het is geen kwestie van eenrichtingsverkeer. Een relatie van wederzijds respect is in de loop der jaren uitgegroeid tot een van wederzijdse vriendschap, zo beschouw ik het althans. Je mag op dit ondermaanse eigenlijk nooit spreken van onbeperkt vertrouwen, maarre... het benadert het wel heel dicht, ja. Ik heb nooit de minste moeite gehad hem in zijn functie als voorzitter te accepteren, integendeel. Luister, ik heb er persoonlijk geen problemen mee om leiding te geven, maar ook niet om leiding te aanvaarden. Ook Wim Kok heeft zn beperkingen, memand is tenslotte volmaakt, maar dat hij in staat is op een uitstekende manier leiding te geven, daarover kan dacht ik niet worden getwist. De beleidslijn is ook altijd moeiteloos gecontinueerd op momenten dat Wim er niet was. De trein reed zonder haperen door." „Ja, dat eeuwige misverstand dat de voorzittersfunctie na verloop van tijd zou worden gewisseld. Ik heb dat onderhand wel vijfentwintig keer uitgelegd. Toen de federatie een feit werd, is de afspraak gemaakt dat de voorzitter van de grootste vakcentrale, dat was dus Wim Kok van het NW, de eerste drie jaar voorzitter zou zijn. Wat er daarna zou gebeuren was een open zaak. Ik heb nooit met het vingertje omhoog gestaan omdat ik zo nodig moest. Ik weet wat er aan zon voorzittersfunctie vast zit. Ik ben niet bang voor die consequenties, ben ze ook nooit uit de weg gegaan, maar ik hengel er ook niet naar. Een wisseling van de wacht is nooit aan de orde geweest."
Vakbondsbestuurder-zijn is een tijd en energieverslindende bezigheid. Wat dat betreft hebt u al de nodige tropenjaren achter de rug. Hebt u zich nooit gefrustreerd gevoeld?
„Nee, gefrustreerd ben ik zelden of nooit geweest, wel emotioneel betrokken bij ontwikkelingen in het werk. Wat mij zeer teleurgesteld en gegriefd heeft, dat is de wijze waarop bij voorbeeld een Unie-BLHP (beambtenbond-8.8 r.i destijds uit het NKV is gestapt. Dat dat mogelijk was onder katholieke werknemers, dat heb ik heel erg gevonden. Ik noem het een straf voor het vervloekte standenbesef zoals ik dat tot mijn grote verdriet bij herhaling in katholieke kring heb moeten waarnemen. Een vorm van hoogmoed, van groepsegoïsme waar ik van gruw, vakbondsmensen onwaardig."
„Maar het plezier en de voldoening hebben overheerst. Die voldoening is zó essentieel, het gevoel dat je nuttig bezig bent en iets kunt realiseren, zoals de federatie en nu de fusie. Een ontwikkeling die uniek is in de wereld gestalte geven en daar ook de nodige blijken van waardering voor ervaren, dat zijn dingen die een mens tot opgewektheid stemmen. Ik vind mezelf trouwens toch een gelukskind door de manier waarop ik mijn werk heb kunnen doen, mijn weg binnen die vakbeweging heb gevonden. Ik had een bepaalde entree door de naam die mijn vader had opgebouwd. In feite streek ik onverdiende rente op, maar ik hoop dat ik het een beetje heb waargemaakt." A Bert Bre voord
"Uitdaging". "Het Parool". Amsterdam, 1981/04/11 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ABCDDD:010847384:mpeg21:p019
Uiteraard hebben de heer Gortzak en ik best begrepen en ook besproken, dat een aantal personen van dit afscheid zal denken (al dan niet hardop) dat dit einde van „De Dagen" het gevolg is van wat een weekbladjournalist over mij heeft geschreven. Ik verklaar met volledige instemming van en daartoe gemachtigd door de heer Gortzak, dat ik deze rubriek beëindig op deze wijze naar mijn eigen vrije keuze uit een aantal mogelijkheden dat hij mij heeft voorgesteld, en waarbij hij noch ik ons door het over mij geschrevene hebben iaten leiden. Uiteraard schrijf ik deze „De Dagen" met weemoed. Ik heb te lang in Het Parool geschreven om bet (onvermijdelijk) einde van dit werk niet te ondergaan als leed. Onvermijdelijk omdat na de dag de avond valt, altijd. Het schrijven in een krant, en voor mij is een krant een dagblad, is iets heel anders dan het schrijven in week- of maandbladen, of het schrijven van een boek. Wie schrijft in, neen: vóór een krant doet dat met altijd één vinger op de pols van zijn lezer. Voor haar en voor hem schrijft hij, hij richt zich tot één mens, een mens die voor hem geen naam, geen gestalte, geen gezicht en geen geslacht heeft — maar die mens is er, heel werkelijk, heel warm en heel levend. Hij schrijft uit wat hij weet dat hen beiden bezielt, wat misschien wel alle mensen, die zijn gezegend met een normaal hart en een normaal brein, niet bezeten door haat, niet gedreven door vooroordelen, bezielt. Hij is zó nauw met die, ik schrijf nu maar: modale mens verbonden dat hij durft vertrouwen dat wat hem, de auteur, beweegt en interesseert ook hem, ook haar zal interesseren. Hij richt zich tot een gehoor dat zich heeft gezet tot luisteren — wie geen belangstelling heeft kan het geschrevene immers overslaan?
Dit eigenlijk meeleven en zelfs samenleven met zovele anderen, die tegelijk onbekenden én hem bekenden zijn, verruimt en verrijkt in boge mate het leven van wie de journalistiek op deze wijze bedrijft. En daarvoor is iedere rubriekschrijver de krant, die hem gelegenheid geeft dit aan zijn leven toe te voegen, dankbaar en erkentelijk.
De mate van wat het betekent daarmee te moeten ophouden laat zich uit het voorgaande afleiden, maar ik was daar op voorbereid: alles wat begint neemt ééns een einde. Dat einde is in het begin besloten. Maar hoe de voorbereiding ook is geweest, de werkelijkheid kan er niet door worden uitgewist. De contouren worden verzacht, zeker. Maar toen ik vanmorgen het roodborstje voor de eerste keer dit jaar naar zijn nest zag vliegen voelde ik toch op een andere wijze, en dat is helemaal een diepbinnenin, dat ik u in deze krant en op deze plaats nooit meer zal vertellen van deze kleine gebeurtenissen, waarvan de optelsom zo onmisbaar is voor een gevoel van geluk dat aldus zelfs aan déze tijd kan worden ontleend, en soms ontworsteld.
Maar bet is tijd voor mijn exit. Ik ben u dankbaar: u was het glas waarin ik mijn wijn mocht schenken. En dit is mijn afscheidswoord: ik zal blijven schrijven, en altijd met recht en reden over alles wat mij ter harte gaat
"Een krant is uniek". "Het Parool". Amsterdam, 1981/04/11 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ABCDDD:010847384:mpeg21:p019
i lt*?&- w'is-er beeft . ft s*'fèl7-,,e ,n Je ouderdom fe£veni*at.e>kedagdieje l * fcUM X,s als de da«en i Vr** rtlJa,e zoveel langer jajk ei* * natuurlijk niet Cn,eri. Wordt onderge.!* fii>»t ?!?*• be«ri» "c°' L" ta,?_,,es eekend die lOler de streeP" \ St-- n cTJLm,in smaak is •u^uHijn?,eeeltgeen„co> Sn>«waseen„cc-1 t "" Knap is dat niet ' >■■ i**t dt*"Jl,,nt u terecht '■ V n.lic i* *> laatste „De ', Uis 2 Het parool verf U*?> «at isdLlezers van a e«nd!gt in april
1981. Het is dus een lang gesprek geweest. Een gesprek van 34 jaar, dat is anderhalve generatie. Ik ben nu 70 jaar, en 1 maart jl. heeft Het Parool een nieuwe hoofdredacteur gekregen: drs. W. Gortzak. In een gesprek, dat tegelijkertijd ons kennismakingsgesprek was, heeft hij mij voorgesteld in verband met het bereiken van de zeventigjarige leeftijd de rubriek „De Dagen" te beëindigen. Het Parool zal onder Gortzaks leiding wel ietwat anders worden dan onder die van zijn voorganger, mr. H. W. Sandberg, met wie ik bijna 20 jaar heb samengewerkt. Het is niet ten detrimente van zijn opvolger dat ik deze tijd memoreer als de gelukkigste in mijn lange journalistieke loopbaan, want mijn eerste gesprek met drs. W. Gortzak als mijn hoofdredacteur was een goed en open gesprek met een eerlijk man. Maar Herman Sandberg was en is voor mij meer dan dat. Dat ik anderen niet noem mogen ze mij vergeven.
"en gesprek van 34 jaar". "Het Parool". Amsterdam, 1981/04/11 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ABCDDD:010847384:mpeg21:p019